‘Medicijnen online kopen: dat is spelen met je gezondheid’

STEF HEYLEN: 'Johnson & Johnson heeft in 130 jaar al veel presidenten zien passeren. Ze zijn daar niet snel ongerust.' © FRANKY VERDICKT

Donald Trump eist dat farmareuzen ‘de astronomische prijzen’ van hun geneesmiddelen drukken en hun activiteiten terughalen naar de VS. ‘Het besef dat niets vanzelfsprekend is, houdt onze mensen scherp’, reageert Stef Heylen, topman van Janssen Pharmaceutica.

‘Men doet graag alsof de terugbetaling van geneesmiddelen een enorme hap uit het gezondheidsbudget neemt, maar dat is niet zo. De terugbetaling van medicijnen is in België goed voor 17 procent van de kosten van gezondheidszorg. Dat is minder dan wat dokters en ziekenhuizen kosten.’ De aanhoudende kritiek op de farmaceutische sector raakt Stef Heylen duidelijk. Als wereldwijd operationeel directeur voor onderzoek en ontwikkeling speelt de voormalige huisarts al jarenlang een hoofdrol bij Janssen Pharmaceutica. Sinds eind vorig jaar is hij ook managing director van Janssen Pharmaceutica België, dat 5000 werknemers telt.

De tijd is voorbij dat farmaceutische bedrijven alles op alles zetten om één blockbuster te vinden die jarenlang geld doet binnenstromen. Ook wij doen dat niet meer. In plaats van geneesmiddelen te ontwikkelen die zo veel mogelijk mensen kunnen gebruiken, richten we ons nu op afgelijnde groepen patiënten. Met andere woorden: we zoeken naar een medicijn voor een specifieke aandoening en niet voor kwalen waar iedereen weleens last van heeft. Omdat niemand in alles kan uitblinken, richten we ons daarbij op vijf medische domeinen waarin we de nummer één of twee willen zijn: cardiovasculaire/metabole aandoeningen, immunologie, neurowetenschappen, oncologie, en infectieziekten en vaccins. Per domein proberen we de beste wetenschappers aan te trekken, investeren we heel veel in onderzoek en gaan we ook samenwerkingen aan met allerlei start-ups en academische centra.

Hoeveel vrijheid krijgen wetenschappers in uw laboratoria?

STEF HEYLEN: Best veel, maar om de drie jaar wordt er per domein wel een stand van zaken opgemaakt. Dan bekijken we hoever ze met hun onderzoek staan en hoeveel wetenschappelijke kennis en talent ze hebben binnengehaald.

En als dat tegenvalt?

HEYLEN: Is er niet genoeg vooruitgang geboekt of ziet het er niet naar uit dat Janssen in dat domein op korte termijn de nummer één of twee kan worden, dan wordt het onderzoek stopgezet. Het is ook op die evaluatie dat we de financiering baseren. Om de drie jaar kan het budget verdubbelen of halveren. Dat is natuurlijk keihard, maar het houdt de mensen wel scherp. Zo pakte Paul Janssens, de stichter van ons bedrijf, het eigenlijk ook aan. Tot op het eind ging hij elke dag langs de labs om de onderzoekers te vragen of ze nieuws hadden. Drie dagen na elkaar geen nieuws, vond hij niet goed. Op die manier stimuleerde hij niet alleen hun creativiteit, maar kon hij ook onderzoeken stopzetten die op een dood spoor zaten.

Johnson & Johnson, het moederbedrijf van Janssen Pharmaceutica, bouwt een onderzoekscentrum in China. Vormt dat geen bedreiging voor de vestiging hier in Beerse?

HEYLEN: In China, een heel belangrijke markt, willen we in de eerste plaats onderzoeken opzetten naar ziektes die daar veel voorkomen, zoals hepatitis B. Daarnaast zal er ook worden gewerkt aan geneesmiddelen voor aandoeningen waar wereldwijd veel mensen aan lijden, en dat is dan weer wél concurrentie voor onze site hier in Beerse. Maar concurrentie hoeft niet negatief te zijn. Integendeel, het stimuleert mensen om het nog beter te doen.

De nieuwe Amerikaanse president Donald Trump wil dat Amerikaanse farmabedrijven hun activiteiten naar de VS terughalen.

HEYLEN: Ik denk dat hij het vooral over productiebedrijven heeft en niet zozeer over onderzoekscentra, zoals hier in Beerse. In onze vestiging in Geel is er wel wat zenuwachtigheid, want daar worden ingrediënten voor geneesmiddelen gemaakt die vaak verder worden verwerkt in de VS.

Maakt de directie van Johnson & Johnson zich zorgen over Trumps beleid?

HEYLEN: Johnson & Johnson bestaat al 130 jaar en heeft in die tijd veel presidenten zien passeren. Ze zijn daar dus niet zo snel ongerust. Maar de onzekerheid mag niet te groot worden. In een sector als de onze, waar het gemiddeld tien tot twaalf jaar duurt om een nieuw product te ontwikkelen, is stabiliteit heel belangrijk.

Trump eist ook dat de farmaconcerns komaf maken met ‘de astronomische bedragen’ die ze voor hun geneesmiddelen aanrekenen.

HEYLEN: Die bedragen zijn helemaal niet astronomisch. Toch niet als je de feiten kent. Het kost een bedrijf 2,4 tot 2,6 miljard euro om een nieuw geneesmiddel te ontwikkelen, terwijl het terugverdienpercentage in onze sector gemiddeld maar 3,7 procent bedraagt. Daarnaast wordt ook vaak voorbijgegaan aan wat zo’n nieuw geneesmiddel de samenleving uiteindelijk oplevert.

De farma-industrie wordt niet genoeg naar waarde geschat?

HEYLEN: Vaak niet. Nochtans hebben wij dikwijls een heel grote impact. In de jaren tachtig stond hiv nog gelijk aan een doodvonnis, maar vandaag hebben patiënten een min of meer normale levensverwachting als ze elke dag één pil slikken. Voor hepatitis C moest je vroeger een jaarlang medicijnen nemen die lastige bijwerkingen hadden. De hele tijd liep je rond met een zwaar griepgevoel en de kans op genezing was maar 40 procent. Sloeg de behandeling niet aan, dan liep je een groot risico om levercirrose of leverkanker te krijgen. Ook dat is verleden tijd: nu bestaat er een combinatietherapie die 99 procent van de patiënten met hepatitis C geneest. Zo zijn al veel mensenlevens gered. Het is ook zeer kostenefficiënt, want er hoeven minder patiënten met levercirrose en leverkanker te worden behandeld. Dat zijn toch geweldige verwezenlijkingen?

Waarom heeft de farmasector dan toch zo’n beroerde reputatie?

HEYLEN: Tja, dat vind ik heel jammer. (denkt na) Natuurlijk gebeuren er in onze sector dingen die niet door de beugel kunnen. Zoals het Amerikaanse concern Valeant Pharmaceuticals dat de prijs van sommige oude maar noodzakelijke geneesmiddelen vorig jaar met vijfhonderd procent optrok. Maar dat zijn echt uitzonderingen.

Is de ontwikkeling van medicijnen onderhevig aan modetrends?

HEYLEN: Als er een doorbraak is in het onderzoek naar een bepaalde ziekte, springen veel farmabedrijven meteen op de kar. Dat zou je inderdaad een modetrend kunnen noemen. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld veel onderzoek gedaan op het vlak van immuno-oncologie, waarbij het immuunsysteem wordt geactiveerd om een tumor aan te vallen. Dat komt doordat er zo’n grote vooruitgang is geboekt onder andere in de behandeling van melanomen: vroeger was maar 5 procent van de patiënten na vijf jaar nog in leven, nu is dat 70 procent. Vandaar dat veel bedrijven op dat spoor verdergaan.

Is alzheimeronderzoek nog in de mode?

HEYLEN: Daar raakt u aan een wel heel teer punt. (lacht) In San Francisco heb ik een paar jaar aan het hoofd gestaan van een joint venture die onderzoek deed naar een nieuw alzheimermedicijn. In 2012 waren we al heel vergevorderd toen we de resultaten binnenkregen van twee peperdure studies, waaraan telkens ongeveer 1200 patiënten hadden deelgenomen: er was geen enkel verschil te zien tussen ons geneesmiddel en de placebo. Dat was voor Johnson & Johnson meteen de duurste mislukking aller tijden. U begrijpt dat ik betere dagen heb gekend, want dat onderzoek was mijn verantwoordelijkheid. Na die flop zijn veel bedrijven afgehaakt en was de mode van het alzheimeronderzoek voorbij.

Maar Janssen Pharmaceutica is er wel mee doorgegaan.

HEYLEN: Alzheimeronderzoek is zelfs nog altijd een van onze prioriteiten. We hebben dan ook veel geleerd uit het debacle in San Francisco. We doen geen onderzoek meer met patiënten die al een milde vorm van alzheimer hebben, maar we zoeken naar een geneesmiddel dat vroeger ingrijpt, nog voor de hersenen beginnen te verschrompelen. Daarom werken we vandaag met gezonde vijftiger en zestigers, die nog geen symptomen hebben. Dat onderzoek zal zes jaar in beslag nemen en heel veel geld kosten. We weten ook dat de kans op slagen niet zo groot is, maar toch doen we het.

Bent u er zeker van dat er op een dag een medicijn tegen alzheimer zal worden gevonden?

HEYLEN:Nee. Maar áls we een middel vinden dat de ziekte kan afremmen of zelfs voorkomen, zal dat een enorme impact hebben op de patiënten én op de samenleving.

Zou u dat onderzoek ook voortzetten als er in België maar 1000 in plaats van 150.000 alzheimerpatiënten waren?

HEYLEN: Zoals gezegd gaan we er vooral mee door omdat we veel uit het vorige onderzoek hebben geleerd, al ontken ik niet dat het feit dat er zo’n grote markt voor bestaat ook meespeelt.

Haast overal in Europa hoopt de overheid de kosten voor de gezondheidszorg binnen de perken te kunnen houden door de prijzen van geneesmiddelen te drukken. Is dat realistisch?

HEYLEN: Door het Toekomstpact dat minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) vorig jaar met onze sector heeft afgesloten, zullen de uitgaven voor geneesmiddelen de komende jaren amper toenemen. We hebben afgesproken dat we de mensen zo snel mogelijk toegang zullen geven tot nieuwe medicatie zonder het geneesmiddelenbudget te laten stijgen. Doordat we de prijs van geneesmiddelen waarvan het patent is vervallen laten zakken, kost de terugbetaling de overheid veel minder. Met de middelen die daardoor vrijkomen, kunnen dan nieuwe geneesmiddelen worden terugbetaald.

En daarmee is de kous af?

HEYLEN: Wat mij betreft zou het hele systeem omgegooid mogen worden, want vandaag wordt er niet genoeg rekening gehouden met de échte waarde van een geneesmiddel. Als we nu een nieuw medicijn ontwikkelen moeten we drie fases van klinisch onderzoek doorlopen en dan volgt de registratie en prijszetting. Ook al is dan nog niet helemaal duidelijk wat het middel de individuele patiënt en het gezondheidssysteem oplevert. In de oncologie wordt vaak al beperkte toegang gegeven aan geneesmiddelen die in de tweede onderzoeksfase zitten. Als we dat systematischer doen, zouden we de echte waarde van een geneesmiddel voor de patiënt én het gezondheidszorgsysteem al kennen voor de definitieve prijs moet worden bepaald. In België zou de prijszetting dan kunnen gebeuren op basis van concrete resultaten bij een groep Belgische patiënten.

Ondertussen zijn er steeds meer namaakgeneesmiddelen in omloop. Dat zou de Belgische farma-industrie 597 miljoen euro per jaar kosten. Maakt u zich daar zorgen over?

HEYLEN: Vanzelfsprekend. Niet zozeer omdat we daardoor inkomsten mislopen, maar wel door de imagoschade. Daarom willen we al onze verpakkingen, zowel de dozen als de blisters, een identificatie meegeven waardoor apothekers en consumenten zullen kunnen zien dat het om authentieke Janssen-producten gaat. Zorgt een namaakgeneesmiddel voor problemen, dan kunnen we ook gemakkelijk aantonen dat het niet van bij ons komt. Verder blijft het een beetje dweilen met de kraan open, want de onlineverkoop van nagemaakte geneesmiddelen valt moeilijk te stoppen. Ik snap echt niet dat mensen medicijnen online kopen. Dat is spelen met je gezondheid: in het beste geval ontbreekt alleen het actieve bestanddeel, in het slechtste geval zitten er schadelijke stoffen in.

U zult nooit geneesmiddelen kopen op het internet?

HEYLEN: Natuurlijk niet! Ik zweer bij merkgeneesmiddelen, want ik wil helemaal zeker zijn van de oorsprong en de betrouwbaarheid van een product. Ik koop zelfs nooit generische middelen.

Zijn generische medicijnen dan niet betrouwbaar?

HEYLEN: Bij zulke producten is het actieve bestanddeel wel hetzelfde als in het origineel, maar de andere stoffen kunnen sterk verschillen.

Bent u er dan tegen dat artsen worden gestimuleerd om geneesmiddelen op stofnaam voor te schrijven?

HEYLEN: Niet noodzakelijk. Een apotheker kan zijn klant dan nog altijd een generisch product of het origineel meegeven, dat vaak even goedkoop is. Zelf kies ik in elk geval altijd voor het origineel. Uit principe én uit bewondering voor de makers van de originele geneesmiddelen.

Van welke geneesmiddelen die vandaag bij Janssen Pharmaceutica in de pijplijn zitten hebt u hoge verwachtingen?

HEYLEN: Op dit moment doen we onderzoek naar een neusspray tegen depressie. Het is bedoeld voor mensen die aan een depressie lijden waartegen geen enkele behandeling werkt. Terwijl een gewoon antidepressivum pas na zes tot acht weken begint te werken, zou onze spray de symptomen al na 24 uur tegengaan. Bij een depressie is de communicatie tussen de hersencellen ernstig verstoord en door de stof esketamine kunnen we die weer vlotter laten verlopen. Nu zijn we ook aan het testen of de spray kan werken bij mensen met een acute zelfmoordneiging. Stel u voor dat we een geneesmiddel op de markt brengen dat het aantal zelfmoorden doet dalen? Zou dát niet fantastisch zijn?

Door ANN PEUTEMAN en EWALD PIRONET, foto’s FRANKY VERDICKT

‘Stel u voor dat we een geneesmiddel op de markt brengen dat het aantal zelfmoorden doet dalen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content