Stijn Tormans

Televisie is jarig! Met dank aan de Gewone Man voor zijn medewerking.

Vijftig jaar Teevee = vooral vijftig jaar Cliché. Maar hey, er is ook weergaloos mooie televisie gemaakt. De fictieve reportageserie In de Gloria bijvoorbeeld. Het programma is nog maar twee jaar oud, maar je zou het nu al een portie eeuwigheidswaarde willen geven. Ook omdat er, tussen de lijnen, een vraag werd gesteld. ‘Wat is er toch met de Gewone Man op tv?’

In elk programma zie je wel Gewone Mensen opduiken. Als ooggetuige. Om te vertellen over hun hobby. Te getuigen over hun bizarre leven. Of om beroemd te worden. Hun blote kont te tonen.

Soms ben je ontroerd door die Gewone Man op tv. En dan erger je je weer de pleuris. ‘Ziet dat aan! De Jos! Ziet dat aan!’

Waarom moe(s)t de Gewone Man op tv?

Wij vroegen het aan jonge en oude tv-makers. Hoorden heel wat oud-strijdersverhalen, natuurlijk. Maar vooral veel liefde voor de Gewone Man. ‘Als je oprecht geïnteresseerd bent in de Gewone Man’, zei een tv-maker ons, ‘levert het de mooiste televisie op die er is. Als je dat niet doet, krijg je de walgelijkste tv.’

Oh ja, nog dit: er is iets mis met dat begrip ‘Gewone Man’. Wie is dat? Ben ik dat? Bent u dat? Of is dat die man, die daarbuiten loopt, met zijn roos trainingspak en zijn geföhnde poedel? Ach, we zullen het bij gelegenheid aan Steve Stevaert vragen.

Daar gaat dit artikel dus niet over. Dit artikel gaat over de fascinatie van mensen voor televisie. En over de fascinatie van televisie voor mensen.

Zap.

Het is 1956.

Televisie wordt gemaakt in het Flageygebouw, in Studio 6. Maar vanavond niet. ‘Als we nu eens televisie maken tussen het volk’, had iemand gezegd.

En daar staan ze dan, de tv-pioniers, in een tent in Grobbendonk. De lichten gaan uit.

‘Beste Kijker, welkom bij TV-cirkus. Vanavond zijn we in Grobbendonk. En we hebben een speciale gast: uw applaus voor Marieke! Wilt gij ook iets zeggen aan de kijker, Marieke?’

‘Dag Televisie’, prevelt Marieke. En ze wuift naar de camera.

Op dat moment, in overvolle huiskamers, achter de ruiten van elektriciteitswinkels, breekt er iets. Marieke, die is anders, dat voelt iedereen. Anders dan Armand Pien of Paula Semer. Of Hypoliet van ‘Schipper Naast Mathilde’. Dat zijn goden, onbereikbare wezens – bestaan ze eigenlijk wel? Dit is… Marieke, die net nog over het marktplein liep.

‘De eerste tv-makers hielden van de Gewone Man’, zegt Hilde Van den Bulck, die haar doctoraat maakte over de beginjaren van de Vlaamse televisie. ‘Mensen hebben vaak het beeld van de openbare omroep, dat geschetst werd bij de start van VTM. Een bureaucratisch apparaat, zonder creativiteit, totaal vervreemd van zijn publiek. Dat soort zender is de openbare omroep na verloop van tijd geworden, omdat ze vergat mee te evolueren met de tijd.’

‘Maar de NIR is wel met veel meer enthousiasme begonnen dan VTM. Die tv-pioniers hadden, ongeacht welke politieke kleur ze hadden, een missie. Ze wilden die Gewone Man iets bijbrengen. Dat was dé bedoeling van televisie. Keken zij daarom neer op die Gewone Man? Nee. Het was eerder zo’n soort welwillend paternalisme. Zo van: we weten dat jullie een beetje simpel en vulgair zijn, maar wij zullen jullie opvoeden. En ze méénden dat dus ook. Er werden acties gehouden, zoals de ‘Week van de Beleefdheid’. Dan huurde de omroep een acteur in. Die speelde dan de Gewone Man, die vloekte en tierde. En dan zei Paula Semer: “Beste Kijker, zo moet het dus niet. ” (lacht) De NIR zond toen programma’s uit als Vergeet niet te lezen of Poëzie in 625 lijnen. De bedoeling was echt dat mensen hun tv zouden uitzetten en een boek zouden beginnen te lezen. Of naar een museum zouden gaan. In elk geval iets nuttigers doen dan tv kijken. Dat klinkt nu waanzinnig. En toch vond niemand dat belachelijk. Omdat de tijdsgeest dat nog toeliet.’

‘Maar die tv-pioniers begrepen ook: als wij willen slagen in onze missie, dan zullen we ervoor moeten zorgen dat die Gewone Man zich in onze omroep herkent. En dus bracht de omroep in den beginne heel wat amusement.’

‘Hetzelfde gold voor het nieuws. Mensen hebben behoefte aan eigen nieuws, verteld vanuit hun standpunt. Dat is nog altijd zo. Let er maar op: als er iets ergs gebeurt, kijk je eerst naar CNN, maar daarna toch ook naar het VRT-nieuws. Dat hadden die tv-pioniers ook door. In de eerste nieuwsuitzendingen zaten heel serieuze onderwerpen, maar evengoed faits divers. Zoals een eerstesteenlegging of een bloemenstoet. Omdat de mensen zich moesten herkennen in het nieuws.’

Maar luisterden ze ook naar de Gewone Man? ‘Niet echt. Er was ook geen geld om de boer op te gaan. Een enkele keer hebben ze het wel gedaan, met het programma TV-cirkus. Maar dat was om televisie aan het volk te tonen.’

En dat was nodig. Televisie was in die tijd nog een konijnenbak met bewegende beelden. ‘Alles wat op het scherm kwam, was fantastisch. Pas op, dat heeft tot hilarische misverstanden geleid. Armand Pien kamde zijn haar altijd in een linkerstreep. Op een dag had hij zijn haar in een rechterstreep. Paniek in heel Vlaanderen! “Wat zou er toch met Armand Pien gebeurd zijn?” (lacht) Dat was dus de bedoeling van het programma TV-cirkus: mensen tonen hoe televisie gemaakt werd. Dat het werkte met camera’s en met echte mensen. En dat iedereen voor zo’n camera kon staan.’

Zap.

Het is 1961.

‘De televisie is daar! Echo komt! Welkom Bob Van Bael!’

Televisie raakte zijn onschuld kwijt. De expo van ’58 had voor een boost gezorgd: hondderdduizenden mensen hadden een televisietoestel gekocht. Televisie was een medium geworden. Krantenjournalisten stapten over naar de nieuwsdienst om de Boodschap te verkondigen. Maar intussen moesten ze, voor de herkenbaarheid, naar de bloemenstoet of eerstesteenlegging. En dat stak, natuurlijk. Op een dag had journalist Jan van der Straeten een idee: ‘Als we nu van al die faits divers een programma maken. Een Echo van het nieuws van de Kleine Man.’

‘Iedereen was blij met dat programma’, zegt voormalig Echo-reporter Fred Janssen. ‘De journalisten omdat ze die faits divers niet meer hoefden te verslaan. En de bazen ook. De omroep was toen nog politiek gepatroneerd. En nu konden ze tegen hun politieke vrienden zeggen: “Maak u geen zorgen. Wij zorgen er wel voor dat je in beeld komt bij die eerstesteenlegging. ” En zo werd dat programma helemaal volgepropt met politieke servitudes. Nu had Echo een fantastische monteur: Rudi Reusens. Als er weer eens een reportage gemaakt moest worden over een eerstesteenlegging, hield hij alleen het beeld van de schaar en handen over. Of bij een modeshow: alleen de voeten. Maar intussen was het wel op tv geweest, hè. De bazen kregen dat natuurlijk ook door. Zo begon Echo te evolueren naar een programma met portretten van mensen.’

De eerste vliegende reporter trok door Vlaanderen: Bob Van Bael. Met een camera en een microfoon.

‘Manneke! Dat was een schok! Niemand had een camera gezien. Televisie was een Mythe. Bob was toen ook een figuur. Niet te schatten, die man. Bob ging niet naar een dorp. Bob stapte af in een dorp. Zoals het parket. De madammen stonden klaar met taarten en krulspelden in hun haar. Je kan je al voorstellen wat er gebeurde eenmaal ze voor de camera stonden. Ze klapten toe. Of begonnen plots te acteren. Nu had Van Bael één ding fantastisch gezien: het spiegelgedrag. Als jij zenuwachtig tegenover iemand zit, zal die persoon zich ook zenuwachtig gedragen. Dus Bob zei niet: “Ik ben van Televisie, het Magische Medium.” Maar wel: “Dag madammeke. Voor mij een pint. En hoe is het met u?” Bob deed mee met den volke. (lacht)’

Het werkte. De combinatie van gewone mensen, de originele montage en Bob Van Bael maakte van Echo een legendarisch programma. Miljoenen gewone mensen keken elke zaterdagavond naar… tja, gewone mensen. ‘Zo merkwaardig is dat niet hoor’, zegt Janssen. ‘Waarom kijken wij vanaf een terras graag naar mensen?’ Dat is toch net hetzelfde. Dat is trouwens nog altijd het geheim achter het succes van Afrit 9 of Man Bijt Hond. Ik zeg u: achter elke mens die je op straat ziet lopen, zit een verhaal.’

Zap.

Het is 1967.

Een jonge reporter interviewt mensen op straat.

‘Meneer, bent u voor of tegen de mossel?’

‘Wel’, zegt de Gewone Man, ‘ik ben tegen de mossel, maar voor de oester.’

‘Iedereen kende Jan Van Rompaey van op de radio’, zegt Fred Janssen. ‘Hij was schandalig populair, toen. Ik herinner mij nog goed zijn eerste reportage voor Echo: een enquête over ‘de friet’. Jan gaat naar Leuven, naar de frituur van Marieke van Tongeren. Staat daar toch wel een vent achter de toog. En Jan vraagt: ‘Bent u Marieke van Tongeren?’ (lacht) Jan heeft ironie geïntroduceerd in human interest-programma’s.’

‘Mijn humor viel niet altijd in goede aarde bij Bob Van Bael, hoor’, zegt Van Rompaey zelf. ‘Hij was van een andere generatie. Later is hij wel ontdooid. Ik weet nog goed dat hij zei: “Vergeet nooit: de mensen doen alles om op tv te komen. Als het moet, steken ze hun broek af. Hou daar rekening mee.” Ik zou snel doorhebben dat hij geen ongelijk had. Ik heb ooit eens meegemaakt dat iemand mij belde met de mededeling dat de boeren de volgende dag gingen betogen. En Echo kwam toch ook filmen? Ik vond het geen goed item, verzon een smoes en zei dat er geen cameraploeg vrij was. Teleurstelling aan de andere kant van de lijn. Een paar uur later belde die man terug. “Zeg”, zei hij, “wanneer hebben jullie eigenlijk wel een cameraploeg vrij?” “Zaterdag”, antwoordde ik. “Ah”, zei die man, “dan betogen wij zaterdag. ”

‘Mensen hadden snel door wat voor een impact dat medium had. En misschien maakten wij daar wel eens misbruik van. Zo iemand die per se op tv wou komen, kwam vaak heel blasé over. Dat was dan vooral lachwekkend.’

TV-critici hadden dat ook gezien. Ze schreven dingen als: ‘Maken die gasten van Echo ons volk niet belachelijk? Moet de Gewone Man niet beschermd worden tegen zichzelf?’ Een journalist van Gazet van Antwerpen haalde er zelfs ooit de pauselijke encycliek bij.

‘Ach,’ zucht Van Rompaey, ‘ik zou kunnen zeggen: die mensen zijn achteraf nooit komen klagen. Maar dat vind ik geen goed argument ter verdediging. Kijk, ik denk dat wij mensen nooit gekwetst hebben in Echo. Heel wat mensen zijn ijdel en wij toonden dat. Eigenlijk hielden wij toch vooral van die Gewone Man.’

Dat vond ook Louis Paul Boon. Die zei ooit : ‘Echo begrijpt waar televisie om draait. Zij willen die kleine, domme, dwaze man, die zich altijd laat uitbuiten, tot bewustzijn brengen.’

Echo en opvolger Terloops zijn de geschiedenis ingegaan als ludieke programma’s’, zegt Fred Janssen. ‘Maar wij maakten vaak ernstige reportages over de problemen van de Gewone Man. Ik heb ooit een reportage gedraaid over mensen die met minder dan 5000 frank per maand moesten rondkomen. Schrijnend, hoor. De volgende dag schreef De Standaard: “Fred Janssen is op bezoek geweest bij armen en dat had hij beter niet gedaan. Zulke mensen laat je niet zien op televisie.” Struisvogelpolitiek! Doe je ogen dicht, dan bestaan de problemen niet. Dat was de hypocriete mentaliteit, toen.’

Zap.

Het is 1986.

Redactievergadering Panorama.

‘Mannen! Ik heb een voorstel. Overal zie je jongeren met peperdure merkkledij rondlopen. Moeten we daar geen reportage aan wijden?’

Hoongelach.

‘Allez Paul, is dat nu een probleem? Is dat nieuws?’ Er volgt een discussie. De reporter verdedigt zich en wint. Draait beelden, die later het collectieve televisiegeheugen zullen halen.

– Reporter: ‘Wat denk je over jongeren die zulke kleren niet kunnen betalen?’

-‘Niks’, zegt de Gewone Man, ‘dat interesseert me niet. Ik denk alleen maar aan mezelf.’

Bham! ‘Het weegt te licht, Paul’, zegt de hoofdredacteur. ‘Waar zitten de deskundigen die dit fenomeen kunnen verklaren?’ Maar de reporter verdedigt zich. En wint opnieuw. De reportage gaat de ether in.

Wat is nieuws? ‘Nieuws is wat relevant is voor de mensen. BRT-journalisten moeten met de grootste pudeur omgaan met faits divers.’ (uit het ‘mission statement’ van de BRT-journalist, 1986)

‘Er werd indertijd door de Wetstraat-journalisten met een onvoorstelbaar dédain neergekeken op programma’s als Terloops’, zegt Fred Janssen. ‘En plots zat Jambers op de nieuwsdienst. Iemand die begreep dat televisie een medium met een eigen taal is. Maar hij had vooral een revolutionaire onderwerpkeuze. Weet je wat al die high-brow wereldverbeteraars zeiden na zijn beruchte Millet-reportage? “Panorama is aan het ver-terloopsen.(slaat de handen in de lucht) Paul is een van de mensen die tv naar het volk hebben gebracht. Hij is, zonder overdrijven, een van de grootste televisiemakers van deze tijd.’

Wat is nieuws? Stef Wauters is een van de jonge journalisten, die vandaag het VRT-nieuws presenteert en straks het VTM-nieuws samenstelt. ‘Nieuws’, zegt hij, ‘is alles wat belangrijk en belangwekkend is.’

‘Ik was destijds onder de indruk van die Jambers-reportages. Waarom? Omdat zijn onderwerpen mijlenver van de leefwereld van de gemiddelde journalist stonden. Ik bedoel maar: welke journalist komt er op een speelplaats? En toch is zo’n Millet-verhaal heel relevant. Omdat elke ouder met dat probleem geconfronteerd wordt.’

De laatste jaren heeft het VRT-nieuws meer oog gekregen voor dat soort verhalen. ‘Ja, dat klopt. Vroeger werd kwaliteit altijd negatief gedefinieerd. Een kwaliteitsprogramma zoals het VRT-nieuws bracht per definitie geen familiedrama’s, geen faits divers… Daar zijn we van afgestapt. Nieuwsmakers moeten toch niet zeggen: kijk beste mensen, dat is een goede interesse, daar zullen we jullie nu eens op bedienen. Wat vormt een samenleving? De verhalen die mensen elkaar vertellen. Dat heeft iedereen gemeen. Als er een familiedrama gebeurt, praat iedereen daarover. Ook intellectuelen, wees gerust. Wel, wij nieuwsmakers, moeten die verhalen doorvertellen. Ik hoor mensen vaak zeggen: “Vroeger was het VRT-nieuws een venster op de wereld, nu is het een venster op de eigen kerktoren.” Wel, dat is flauwekul. Het nieuws dat vroeger belangrijk was, brengen wij nu nog. En zelfs veel beter dan vroeger. Alleen brengen we nu ook nog andere verhalen.’

Zap.

Het is 1976.

Pascal is vijf jaar, een jongen uit de Marollen. Hij wandelt met zijn grootvader door Brussel. Plots komt hij in een vuurgevecht terecht tussen politie en gangsters. De jongen wordt geraakt. Dood. Het land staat stil.

Een week later wordt de begrafenis gefilmd door Jan Van Rompaey en Wilfried Bertels. De camera registreert. Geen commentaar, alleen vage beelden, weinig close-ups. De Gewone Man is kwaad en verdrietig. Roept dingen als: ‘De doodstraf is nog te goed voor zo’n moordenaar!’ En: ‘Meer blauw op straat!’

De volgende dag wordt Van Rompaey gelyncht door de pers. ‘Dit moet ongeveer het walgelijkste zijn waartoe sensatiejournalistiek in staat is’, schrijft Dwarskijker in Humo. En De Standaard: ‘Pure sensatie! Een meer afstandelijke benadering is, vanwege het massamedium, gewenst.’

Alles verandert. Niet alleen de definitie van nieuws. Ook de manier waarop je de Gewone Man in beeld brengt. Emotie, een blote ziel tonen op televisie, dat was in 1976 nog vies. Dat dééd je niet.

‘Ik ben enorm geschrokken van die reacties’, zegt Van Rompaey nu. ‘De bedoeling van de reportage was om een aanklacht te formuleren tegen geweld in het algemeen. Ik dacht dat wij een heel mooie reportage hadden gemaakt. Maar plots kregen wij heel de pers over ons heen. Al die journalisten gaven een compleet andere interpretatie aan onze bedoelingen. Toen vond ik dat onterecht. Wij hadden toch maar geregistreerd wat we daar gezien hadden?’

‘Nu begrijp ik die kritieken. Wij waren zelf heel hard aangegrepen door die gebeurtenissen en hadden nauwelijks de tijd gehad om afstand te nemen. Dus wat deden we? Wij toonden, met heel veel schroom weliswaar, de wenende mensen die we daar gezien hadden. Maar de kijker was dat niet gewoon. Tranen werden toen per definitie – en vaak terecht – uit een reportage geknipt. Maar ja, in dit geval konden we natuurlijk niet anders. Ook de nabijheid van die reportage was heel confronterend. Er waren ook in 1976 al wrede beelden te zien op televisie. Maar die kwamen altijd uit het buitenland. Nu werden mensen geconfronteerd met het leed van de Gewone Man uit Brussel. Dit had bij wijze van spreken ook hun kind kunnen overkomen. Daarom was dat zo choquerend.’

En toch kwamen er ook positieve reacties. Criticus Jef Anthierens: ‘Dit is een mijlpaal. Deze reportage moest ooit gemaakt worden.’ En honderden kijkers schreven: ‘Beste mijnheer Jan, uw reportage, die luchtte op. ‘

‘Dat toont alleen maar aan dat televisie, beelden, een louterende rol kunnen spelen’, vindt Stef Wauters. ‘Dat is de sterkte van het medium.’

‘Twee jaar geleden hebben wij een soortgelijk voorval meegemaakt. Een jongetje uit Kalmthout kwam om nadat hij toevallig getroffen werd door een man die schietoefeningen aan het houden was in zijn tuin. Iedereen was door dat nieuws gepakt. Wel, de dag na dat drama nam een VRT-journalist contact op met de vader van die jongen. “Kijk, we sturen nu geen camera, maar als u de behoefte voelt om hierover te praten, bel ons dan.” De volgende dag belt die vader. Weet je wat die zei? “Wij koesteren geen wrok tegenover de man die dit gedaan heeft.” De critici stonden natuurlijk op hun achterste poten: sensatie! sensatie! Terwijl dat absoluut geen sensatie was. Integendeel zelfs. Die reactie was op dat moment onwaarschijnlijk relevant. Omdat ze bijgedragen heeft tot de loutering van zo’n drama. En ik weet: onze benadering staat lijnrecht tegenover de klassieke benadering van de kwaliteitspers in België. Die vinden dat je een familiedrama alleen maar mag brengen als je het problematiseert. Concreet: je moet er een dossier van maken, je moet er deskundigen bijhalen, statistieken tonen. Is er een stijging van het aantal familiedrama’s? Wat is daarvan de reden? De clou van die benadering is: we willen ons verzekeren tegen het Noodlot. Dat is de rationele, intellectuele benadering.’

‘Nu zijn mensen in alle culturen, in alle tijden, op een totaal andere manier met dat Noodlot omgegaan. Hoe? Door elkaar verhalen te vertellen. Wel, die functie moet televisie ook uitoefenen. Televisie moet niet alleen berichten over hoe de maatschappij in elkaar zit. Televisie moet ook gewoon ellende, verdriet of seks van die Gewone Man tonen. Om zo het Noodlot een plaats te geven. En ja, natuurlijk besef ik: je mag mensen niet zomaar met een camera overvallen. Je mag niet zomaar inzoomen op elke traan. Dat is totaal fout. Een goede journalist moet schroom hebben.’

Zap.

Het is 2000.

Papa gaat twee dagen op zakenreis naar Hamburg. De familie viert zijn afscheid. Plots valt een reporter binnen met een cameraploeg. Ze zijn benieuwd wat er in de koffer van papa zit. Reporter: Haha. Wat is dit? Durex. Standaard. Zes condooms.

-Papa (de kluts kwijt): ‘Dat is van Herman. Hij zei dat ik dat moest meepakken omdat ik naar Hamburg ging. Ik heb dat daarin gestoken en… (tegen zijn broer) Zeg Roger, ge moet nu zo geen smoel trekken. Zeg het tegen Herman, hé. (mama begint te wenen)

Reporter (tegen de kinderen): ‘Niet lief hè, van de papa. Papa heeft mama heel veel verdriet gedaan omdat hij condooms meeneemt. Tja, net voor het vertrek nog een klein familiedrama. Allez, nog een prettige dag, verder.’

De scène komt uit In De Gloria. Het is een parodie op hoe sommige tv-makers vandaag met de Gewone Man omgaan. ‘Ik wou niet zozeer met het vingertje omhoog iets aanklagen’, zegt In De Gloria-regisseur Jan Eelen, ‘maar het is toch gemaakt uit een soort revolte. Weet je, die Gewone Man is voor veel tv-makers vandaag een godsgeschenk. Je ziet hem in allerlei gedaantes en formules opduiken. Ze volgen hem thuis, op het werk en waarom niet als hij naar de hoeren gaat. Er is zo’n overaanbod dat er automatisch excessen van komen. Dat was onze voedingsbodem. Heel wat tv-makers tonen geen respect meer voor hun onderwerp.’ De context, zegt Eelen, is bepalend. ‘Neem Man Bijt Hond of Afrit 9. Dat is vaak mooie en ontroerende televisie. Waarom? Omdat je in alles het respect en de schroom van de makers voelt. Maar op het moment dat je moet scoren met de Gewone Man, ontspoort het. Neem nu Jambers. Wat hij vroeger deed, in zijn Panorama-tijd, dat was relevant. Hij ontdekte een maatschappelijke trend, zocht de juiste getuigen en de dag later sprak iedereen daarover. Het probleem is dat er geen dertig Millet-trends zijn. Maar er is wel elke week een Jambers.doc. En zo kom je terecht bij een subcultuur van een subcultuur van een subcultuur. Wat is daarvan de relevantie? Nul.

Ik herinner mij een Jambers-reportage over een man die verslaafd was aan plasseks. Er werd niets aan de verbeelding overgelaten. In het eerste beeld zien we de man tegen zijn tuinmuur urineren en op het einde plast hij op een prostituee. Middenin zegt hij: “Mijn kinderen weten hier niets van.” Hallucinant! Dan denk ik: het volgende gezinsdrama is in de maak. Wat is in godsnaam de bestaansreden van die reportage? Hoe overtuig je zo’n man van het nut van die beelden? En wat mij ook fascineert: ‘Hoe gaat zo’n Jambers-researcher slapen? Ligt hij te woelen? Of denkt hij gewoon: ‘Goed gewerkt vandaag! De baas zal tevreden zijn!’

Excessen of niet. Is zoveel medelijden met de Gewone Man eigenlijk wel gerechtvaardigd? De Gewone Man wil toch doodgraag op tv komen. Net zoals Marieke, lang geleden, in die tent in Grobbendonk. ‘Dat betekent nog niet dat je er als tv-maker ook misbruik van moet maken’, zegt Eelen. ‘Het is niet verwonderlijk dat mensen graag op tv komen. Je bepaalt er op een ongelofelijk eenvoudige manier je plaats in de wereld mee. Je laat aan honderdduizenden mensen zien: kijk, ik besta, ik ben hier ook. Op dat moment stijgen mensen boven zichzelf uit en moet je er voorzichtig mee omspringen. Iedereen kent intussen minstens één dierbare die op televisie is geweest.’

De Gewone Man raakt steeds meer vertrouwd met het medium, zegt Eelen. ‘Ik bekijk wel eens werkopnamen van Man Bijt Hond. Dat is pas merkwaardig. Op een bepaald moment zie je mensen cut roepen als ze niet tevreden zijn. Of beginnen ze plots in quotes te praten “omdat dat gemakkelijker knipt”. De Gewone Man weet nu wat televisie van hem verwacht. In ‘Het Leven zoals Het Is’ is hij zelfs een personage in een verhaal met spanningsbogen en cliffhangers geworden. Pas op, dat hoeft niet per se negatief te zijn. Natuurlijk verlies je een stuk authenticiteit, maar in de plaats krijg je een mondige Gewone Man. En dat maakt het alleen maar makkelijker om een verhaal te vertellen. Maar uiteindelijk hangt alles af van de reportagemaker. Op het moment dat hij zegt ‘Dag Gewone Man’ en vertrekt, kan je alleen maar hopen dat het een goeie is.’

Dag tv-makers!

Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content