‘We kunnen ons tempo toch niet aanpassen aan Averbode, Lennik of Antwerpen? Eigenlijk zijn we maar met twee: Roeselare en wij.’ Gezegd door voorzitter Mathi Raedschelders van Maaseik. U klinkt niet echt verstandig als u zich nu nog afvraagt in welke sport we zitten.

Altijd dezelfde prinsen die elkaar in het volley naar de kroon steken. Twee clubs aan de uiteinden van het land herschrijven nu al vijftien jaar elk seizoen dezelfde geschiedenis. Ondanks het verdampen van zoveel jaargetijden lijkt de verzadiging nog niet toe te slaan. Want alles ligt vast, maar niets is bezegeld?

Maaseik zelf is een refrein. De sporthal is nagelnieuw, maar tegelijk een oud, geduldig huis dat alweer ligt te wachten op de beslissende wedstrijd tegen Roeselare. Vooral het personeel lijkt onverslijtbaar en verbazingwekkend trouw. Sinds 1993 heeft de club maar twee trainers gehad, één jaartje Enrique Pisani even niet meegerekend. Altijd dezelfde secretaris, dezelfde manager, dezelfde sponsor, dezelfde teamverantwoordelijke. En ook de voorzitter, een heer van de wereld, met dat goed zittende kostuum en zijn sigaar, is al bijna een kwarteeuw dezelfde. Zo voorgoed als iets hier maar kan zijn. Maaseik lijkt onder een roerloze zon te gedijen. Slechte plek voor nieuwsjagers.

Hoe houden jullie elkaar altijd zo scherp?

Mathi Raedschelders: Jos De la haye is al 43 jaar secretaris. Kent de reglementen van achteren naar voren. ‘Regel je dat, Jos?’ Dan weet ik dat het in orde is. Het enorme voordeel is dat wij geen lange vergaderingen nodig hebben. We komen snel overeen. We hebben ook een heel smalle structuur. Het beleid van de club stippelen we met vijf uit. Natuurlijk verschillen we soms van mening, dan praten we erover en achteraf komen we altijd als één stem naar buiten. Doordat we zo lang samen zijn, hebben we dezelfde belangen gekregen.

De tijd en het succes kunnen je ook zelfgenoegzaam maken.

Raedschelders: Maar het is sport. In de sport wil je altijd winnen.

Waarom vindt u stabiliteit zo belangrijk?

Raedschelders: Ook in mijn bedrijf leg ik daar de nadruk op. Ik doe zelfs toegevingen om die stabiliteit te behouden. Er zijn kandidaat-sponsors geweest die meer dan Noliko hebben geboden. Heb ik altijd afgehouden. We hebben een hoofdsponsor en blijven die door dik en dun trouw. Stabiliteit rendeert altijd. We hebben twaalf jaar met Anders Kristiansson als coach gewerkt. Natuurlijk heeft ook hij in die periode aanbiedingen gekregen. Meer dan eens heb ik op mijn achterste poten moeten staan: ‘Blijf, Anders, dan kun je je taak afmaken.’ Dat heeft hij gedaan. Tot Vital Heynen als mogelijkheid opdook.

Anders heeft Vital zelfs anderhalf jaar begeleid, dat zie je nergens anders. Integendeel: de ene vertrekt, de nieuwe komt en alles wat zijn voorganger deed, was slecht en gaat de vuilnisbak in. Ook met Vital heb ik nooit lange gesprekken. Blindelings vertrouwen. We kennen elkaar twintig jaar, twee zinnen en ik weet waarover het gaat. Hij hoeft me ook niet van bepaalde standpunten te overtuigen. En hij weet perfect hoe ons budget ineenzit en wat hij bij ons kan verdienen.

Het voedingsbedrijf Scana Noliko is de belangrijkste geldschieter. Wat is er nodig om een jarenlange samenwerking zo succesvol te maken?

Raedschelders: Volgend seizoen zal het 25 jaar zijn. Een unicum. In 1985 kwam ik in contact met Emile De Bruyne, die aanbood om ons te sponsoren. Niet in de eerste plaats om meer producten te verkopen, maar omdat hij wou laten zien dat Noliko goed en gezond was. Het ging toen slecht met het bedrijf, de papieren voor het aanvragen van het faillissement lagen klaar. De Bruyn kreeg zelfs geen huis in Bree.

Ik kwam op de bestuursvergadering met de mededeling dat we een nieuwe sponsor hadden. ‘Noliko? Vraag je geld maar op voorhand, anders krijg je het nooit’, dat was de sfeer. Het eerste jaar bedroeg de sponsoring 800.000 Belgische frank. Veel geld toen, ons totale budget was 3 miljoen. Het heeft wederzijds gewerkt. Het sponsorbedrag is met de jaren meegegroeid met ons. En omgekeerd beschouwen de zeshonderd werknemers van Noliko de club min of meer als hun eigendom. Die binding gaat soms heel ver. Op maandagmorgen zeggen ze: we hebben weer gewonnen. En die ene keer dat het niet zo is: ze hebben verloren. (glimlacht)

Hoe krijg je dat voor elkaar?

Raedschelders: Noliko stelt: ‘Wij willen jullie sponsoren, maar we weten ook graag wat jullie met ons geld doen.’ Elk seizoen gaan manager René Corstjens en ik twee keer langs bij Dominique Stin-ckens, de opvolger van Emile De Bruyn. Voor de aanvang van het seizoen leggen we hem ons budget voor, na afloop tonen we hem de afrekening. Noliko denkt ook mee, ze zijn in onze jeugdopleiding ge-stapt. Het is voor hen ook een stuk sociaal engagement. In hun bedrijf hangt een panoramafoto met al onze jeugdspelers. Als we er langslopen, zegt Dominique Stinckens: ‘Daar doen we het toch voor.’

Moet u bij die jaarlijkse controle bijvoorbeeld ook de spelerssalarissen voorleggen?

Raedschelders: Alleen in hun totaliteit.

Wat is de winst voor het bedrijf?

Raedschelders: Iedereen verbindt Maaseik intussen met Noliko, ook in het buitenland. In Italië zegt niemand Maas-eik, maar La Squadra Noliko. Er zitten veel aspecten aan. Dertig jaar geleden kwam er bij de aanwerving van een landbouwingenieur één kandidaat opdagen. Of niemand. Vijf, zes jaar later hadden ze al de keuze tussen vijf tot tien sollicitanten. Op de vraag: ‘Hoe kent u ons?’ was het antwoord meestal: ‘Door het volleybal.’

Toch is jullie budget gelukkig niet bepalend. Anders stonden jullie Europees nooit zo hoog gerangschikt.

Raedschelders: Wij moeten het inderdaad niet van ons budget hebben, al bedraagt dat nu 2 miljoen euro. We staan aan de top omdat we altijd veel aandacht aan de opleiding van nieuw talent hebben besteed. Jongeren weten dat wij hun springplank naar de toekomst zijn. Iemand als Nuno Pinheiro kunnen we niet houden, tenzij vier, misschien vijf jaar. Maar hij is gekomen omdat hij ervan overtuigd is dat hij daardoor de deur naar Italië of Griekenland kan openen.

Van Martin Lebl tot Wout Wijsmans, er zijn bewijzen genoeg. Eind vorig seizoen heb ik uren met Kai Van Dijk gepraat, maar ik heb hem niet kunnen overtuigen om nog even te blijven. Hij speelt nu in Korea, stuurt nog geregeld sms’jes en mails. Hij is niet gelukkig ginder, hoewel hij er vier keer zoveel verdient als bij ons. Als Kai verstandig was geweest, had hij nog één seizoen bij ons bijgedaan en waren zijn kansen in de Italiaanse competitie toegenomen. Tenzij je een supertalent bent, ben je met vierentwintig te jong om het daar te maken.

Rendeert die jeugdopleiding ook binnenlands?

Raedschelders: We stellen nu meer spelers uit de eigen regio op dan vijf jaar geleden. Nederland reken ik erbij. Wie hebben we nu in de ploeg? ( somt op) Gert Van Walle, Jo Van Decraen, Tom Schrijvers, Jelte Maan, Bert Derkoningen, Kevin Klinkenberg. Dat is meer dan een handvol.

Zou dat nog beter kunnen, als jullie niet in een grensstadje gevestigd waren?

Raedschelders: Maar je hebt daar-door ook minder concurrentie in je onmiddellijke omgeving. En je kunt grensoverschrijdend werken. We hebben inderdaad niet de cirkel die ons in staat stelt om in alle windrichtingen te rekruteren. Voor onze Champions Leaguewedstrijden hebben we jarenlang moeten uitwijken naar de Expodroom in Bree. Het gekke is dat we toen opeens mensen uit Lommel en Mol over de vloer kregen. Nu we in een eigen, aangepaste sporthal spelen, zijn we die weer kwijt.

Maar die nieuwe sporthal blijkt in andere opzichten nu al een mijlpaal.

Raedschelders: Zeven jaar aan gewerkt. Manager René Corstjens is er dag en nacht mee bezig geweest. Dat hebben we ook een beetje te danken aan de Champions League. Bree was niet echt een alternatief, dat lag gevoelig bij het beleid in Maaseik. En financieel worden we er beter van. In Bree zijn we altijd goed ontvangen, maar we moesten er ook voor alles betalen: huur van de zaal, het licht, de tafels en de stoelen. Alleen de 4000 diners kostten ons 20.000 euro per wedstrijd. In het nieuwe complex hebben we zelf alle commerciële en publicitaire rechten. Elk glas bier, elke cola komt voorbij onze kassa, ook al zijn die besteld door mensen die komen bowlen.

Wat betekent het voor de clubmensen om weer helemaal thuis te zijn?

Raedschelders: Het clubgevoel was even weg. Onze zeventien jeugdploegen moesten we over vijf verschillende hallen verdelen. Onze jeugdtrainers, en dat zijn er meer dan twintig, zagen elkaar één of twee keer per jaar. Het wij-gevoel was weg. Je moet elkaar tegenkomen in de kleedkamers, in de gangen, in de cafetaria. Nu hebben we weer allemaal het gevoel: dit is van ons.

Daarom dat jullie nu voor elke thuiswedstrijd ook het Limburgs volkslied zingen?

Raedschelders: We hebben ons bij het installeren van de nieuwe sporthal afgevraagd hoe we dat wij-gevoel verder konden voeden. Christian Reniers, de man achter de We believe-campagne van de Rode Duivels, helpt ons daarbij. Hij werkt ook bij PSV Eindhoven aan stadionbeleving. Dat is een vak. Dat heeft ons al de People Wall opgeleverd. We werken met 150 vrijwilligers. Die hebben bij het bouwen van de hal alle tribunestoeltjes ineengeschroefd. Besparing voor ons: meer dan 200.000 euro. We kunnen hen daarvoor een glas bier aanbieden, maar beter leek ons om hun foto’s meer dan levensgroot op de muur van de hal te hangen. Als eerbetoon. In dezelfde gedachtegang zingen we ook het Limburgse volkslied. We zijn niet méér Limburger dan de Genkenaar, maar je moet er op het juiste ogenblik mee beginnen. En het is nu al een traditie. Op de finale van de Beker van België speelde ons harmonietje tussendoor de me-lodie. Alle meegereisde Maaseikenaren waren meteen mee.

Hoe hoog is het aanzien van de voorzitter van Maaseik in eigen stad?

Raedschelders: Dat is relatief, en ik lig er ook niet wakker van. Maar ik kan me veroorloven om nu mijn gsm te nemen en naar de burgemeester te bellen met de vraag: ‘Mag ik straks even langskomen, we hebben een probleempje.’ Dat kan mijn collega van Antwerpen niet, denk ik. Dat is het voordeel van in een kleine gemeenschap te werken. Hier ís ook niets anders: de voetbalclub speelt met Neeroeteren in de tweede provinciale en de basketclub bestaat niet eens meer. Maaseik is volleybal.

Nationaal kan alleen Roeselare zich met jullie meten. Hoe onvermijdelijk is dat?

Raedschelders: Als ik ruim kijk, hebben we hier twee clubs in de Europese top twintig. Duitsland heeft er maar één, Frankrijk ook, Nederland niet eens één. Jammer genoeg speelt het volley zich hier alleen in Vlaanderen af. En je kunt niet verlangen dat we op die kleine lap grond drie, vier Europese topploegen huisvesten. We mogen dus tevreden zijn. Maar we kunnen ons tempo toch niet aanpassen aan Averbode, Lennik, Antwerpen, Puurs of Halen? Die zitten op het gemiddelde van Duitsland en Nederland. Dus blijven we maar met z’n tweeën over. Geloof me vrij, we jutten elkaar op. Je wilt altijd de beste zijn.

Maar als je zo vaak slag levert, word je toch ook heel vertrouwd met de ander? Zelfs de grootste erfvijanden nodigen elkaar dan achter het slagveld wel eens uit.

Raedschelders: Je moet je als voorzitter of als bestuur niet verlagen, je moet elkaar buiten het veld niet bestoken. Ik praat vrijuit met mijn collega van Roeselare, zelfs over de salarissen van onze spelers. Het heeft geen zin om je te verstoppen. Dat geldt voor de voorzitters, de managers, de bestuurslui, zelfs de coaches. In de Champions League kwam Roeselare laatst tegen Friedrichshafen uit, een club die wij de voorbije jaren al enkele keren tegenkwamen. Het zou me heel erg verwonderen mochten de coaches Dominique Baeyens en Vital Heynen toen niet met elkaar gebeld hebben.

We zijn concurrenten, maar soms zijn we ook partners. We hebben al gemeenschappelijke sponsoringdossiers geschreven. Lotto zal nooit een volleyploeg sponsoren, wel bepaalde evenementen. Dat kan de Champions League zijn, de finale van de Beker van België, de play-off van de competitie. Lotto zegt ook niet: ‘We gaan alleen voor Maaseik iets extra doen in de Champions League.’ Uitgesloten. Dus werken we zakelijk samen, Roeselare en wij.

Wordt vertrouwd soms ook vertrouwelijk? Hebben jullie bij gelegenheid al eens overnacht bij elkaar?

Raedschelders: Dat scheelt niet veel. De laatste keer dat we in Roeselare hebben gespeeld, was ik om één uur ’s middags bij mijn collega ginder. De hele namiddag samen gezeten, ook lekker gegeten, we hebben ons om zeven uur moeten haasten om nog tijdig op de wedstrijd te komen.

En Romeo en Juliatoestanden tussen de beide kampen, zijn die al voorgekomen?

Raedschelders: Na onze overwinning tegen Averbode enkele weken geleden in de Belgische bekerfinale is de voorzitter van hun supportersclub, een man die met hart en ziel achter Roeselare staat, ons komen feliciteren. We wisselen tickets uit, voorbeeldig eigenlijk.

Bestaat die vertrouwelijkheid ook met andere clubs?

Raedschelders: Blijkbaar alleen tussen topclubs. Ik noem maar Menen. Ik heb van mijn collega daar nooit een uitnodiging gekregen – nochtans een lieve vrouw, die erg haar best doet. Topclubs hebben elkaar kennelijk meer nodig.

Ligt het beste niet achter de rug? De Final Four in Europa halen, behoort waarschijnlijk nooit meer tot de mogelijkheden. Hebt u toch nog een onvervulde ambitie?

Raedschelders: ( berustend) De Braziliaan Giba, die nu voor het Russische Odintsovo speelt, verdient meer dan 1 miljoen, dat is meer dan al onze spelers samen. Daarmee kunnen we ons inderdaad niet meer meten, dat is vorige maand in de Champions League nog gebleken. Vroeger waren we aantrekkelijk voor absolute toppers als Joao Paolo Bravo en Martin Lebl, nu kunnen we ze financieel niet meer aan.

Maar ik denk dat de toestand de komende jaren zal stabiliseren. In alle sporten voel je stemmen opgaan om meer spelers uit eigen land verplicht op te stellen. Vooral in Italië zou dat ingrijpende gevolgen hebben: sommige ploegen spelen er uitsluitend met buitenlanders. En Vital Heynen is het er niet mee eens dat we niet meer tot de laatste ronde kunnen doordringen. Met een beetje geluk in de loting eindigen we in de poulewedstrijden misschien eerste of tweede met vier, vijf gewonnen wedstrijden en treffen we in de volgende ronde een ploeg als Friedrichshafen die we aankunnen.

Als Italië minder zou worden, is er nog altijd Oost-Europa, dat veel eigen volk opstelt en financieel heel krachtig lijkt. Maffiageld?

Raedschelders: Niet als je het over Polen hebt. Daar danken ze het succes vooral aan de publieke belangstelling. Vijfduizend toeschouwers voor een wedstrijd is er geen uitzondering. Belchatow had in de heenwedstrijd met 2-3 bij Dinamo Moskou gewonnen. Onmiddellijk daarna waren de tienduizend plaatsen voor de wedstrijd van de volgende ronde al verkocht. Dat brengt veel geld en veel publiciteit op. Rusland? Odintsovo speelt zonder shirtreclame, dat zegt veel. Tegen Dinamo Moskou hebben we de voorbije jaren verschei-dene keren gespeeld. We hebben eens gevraagd waar ze al dat geld vandaan haalden. Hun antwoord was: ‘Don’t ask stupid questions.

DOOR PIET COSEMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content