Een kiesdrempel houdt extreem-rechts niet (meer) tegen. Ook andere pleidooien om het kiessysteem te wijzigen, steunen nergens op. Een analyse van Marc Swyngedouw en Patrick Vander Weyden.

Vlaanderen telt nog twee middelgrote partijen met iets meer dan twintig procent (CVP 22,1, VLD 22), drie partijen van tien à vijftien procent (Vlaams Blok 15,5, SP 15 en Agalev 11,6) en één partij van net geen tien procent van de stemmen (VU: 9,3). Het stemgedrag is gefragmenteerd, het politieke landschap versnipperd zoals het echte Vlaamse landschap. Eerst Antwerpen en nu ook Vlaanderen worden bestuurd door bonte coalities met zes en vier partijen.

Na de stembusgang van 13 juni gingen er opnieuw stemmen op om te sleutelen aan het kiessysteem. Aftredend premier Jean-Luc Dehaene (CVP) pleitte voor de invoering van een kiesdrempel, topondernemer André Leysen wilde naar een Frans systeem met absolute meerderheden en journalist Yves Desmet van De Morgen zag wat in kiesdrempels en de afschaffing van de opkomstplicht.

Marc Swyngedouw (professor politicologie en sociologie KU Brussel en KU Leuven) en Patrick Vander Weyden (assistent politicologie KU Brussel) betreuren dat deze stellingen nergens op steunen. Nader onderzoek zou hebben aangetoond dat ze ook nergens toe leiden. Aan de basis liggen overigens twijfelachtige veronderstellingen, vinden de politicologen. “Valt de uitslag van de verkiezingen tegen, dan is dat niet de schuld van de kiezer – het is immers bon ton om te zeggen dat die kiezer altijd gelijk heeft. En aangezien het niet aan de kiezer mag liggen, zal het kiessysteem wel niet deugen”, zeggen Swyngedouw en Vander Weyden.

De pleidooien voor de afschaffing van de opkomstplicht, de invoering van kiesdrempels of een meerderheidssysteem hebben één gemeenschappelijk doel: de hergroepering van de partijen. Enkele sterke partijen zouden beter zijn voor de democratie, is de redenering. Wie – zoals Dehaene, Leysen en Desmet – pleit voor een wijziging van het kiesstelsel, hoopt dat een andere omzetting van stemmen in zetels, tot een herverkaveling van het politieke landschap zal leiden. Met andere woorden: een mechanische ingreep moet slagen waar de partijen falen.

Een andere onderliggende gedachte is dat meerderheidssystemen of een sterker disproportioneel stelsel leiden tot een efficiënter en stabieler bestuur. De Nederlandse politicoloog Arend Lijphart toonde al in de jaren zeventig aan dat een proportioneel systeem in een verzuilde samenleving niet noodzakelijk tot instabiliteit leidt. “Bovendien vond de kiezer bij de jongste verkiezingen de tweepartijencoalitie in Vlaanderen en Wallonië en de vierpartijenregering in België – de coalities met het minst aantal partijen – allerminst toonbeelden van slagkracht”, weten Swyngedouw en Vander Weyden.

Dat blijkt ook uit de exit-poll, de enquête onder kiezers bij het verlaten van het stembureau (de exit-poll is het werk van het Interuniversitair Steunpunt Politiek Onderzoek en kwam er in opdracht van de VRT en De Financieel-Economische Tijd). “Onze ISPO-studie leert dat 62 procent van de Vlaamse kiezers ontevreden tot zeer ontevreden is over het politieke bedrijf in België. Het is best mogelijk dat de kiezer zich vergist, maar de ontevredenheid is hoe dan ook reëel.”

DE STEMMING IS VERPLICHT

Volgens Swyngedouw en Vander Weyden heeft het geen zin om de stemplicht af te schaffen. Of de stemming verplicht is of niet, doet namelijk weinig ter zake. “Het aantal blanco en ongeldige stemmen is dit jaar gedaald”, aldus de sociologen. “Het computerstemmen sluit voor veel kiezers ongeldige stemmen uit en de verontwaardiging over de dioxinecrisis vergrootte de betrokkenheid van de kiezer.”

De vrije opkomst zal de misnoegde extreem-rechtse kiezer niet massaal thuishouden. De afschaffing van de opkomstplicht leidt ook niet tot de terugkeer van enkele grote partijen. “Uit onze exit-poll blijkt dat de opkomstplicht de uitslag amper beïnvloedt. Een partij kan er maximaal twee procent winst of verlies bij boeken. De afschaffing van de opkomstplicht is bijgevolg geen efficiënt middel tegen de opkomst van extreem-rechts of tegen de versnippering van het stemgedrag.”

Er zijn nog andere manieren om de versnippering van het politieke landschap tegen te gaan. Grotere partijen zouden in verhouding tot hun stemmenaantal meer zetels kunnen binnenhalen dan kleinere partijen. In feite is dat nu al het geval in België, met het systeem D’Hondt. Er zijn andere gevallen bekend. In landen als Nederland, Denemarken, Finland, Duitsland, Ierland en Italië sluit de zetelverdeling dichter aan bij het aantal uitgebrachte stemmen. De proportionaliteit is er dus groter. Dat is in het voordeel van de kleine partijen, maar op Italië na leidt dat niet noodzakelijk tot minder efficiënte of minder stabiele regeringen.

Een andere mogelijke vereenvoudiging van het kiessysteem is de invoering van één provinciale kieskring (zoals nu al in Limburg het geval is voor het Vlaams parlement en de Kamer). Sommigen verkiezen één Vlaams kiesdistrict (zoals nu voor het Europees parlement en de Senaat). Volgens de berekeningen van Swyngedouw en Vander Weyden maakt het weinig verschil. Bij de jongste twee verkiezingen (1995 en 1999) zouden de politieke partijen met één provinciale lijst exact evenveel zetels behaald hebben. Wel zouden de gekke bokkensprongen van de apparentering tot het verleden behoren.

DE KWALITEITEN VAN DE DECKER

De invoering van één provinciale en zeker van één Vlaamse lijst heeft ook andere gevolgen, zeker als de regering haar voornemen waarmaakt en de invloed van de lijststem afzwakt. Nu bepaalt de plaats op de lijst of iemand wordt verkozen. Alleen nationaal judocoach Jean-Marie De Decker doorbrak op de senaatslijst van de VLD die rangorde. “Met alle respect voor De Decker, die alles weet van judotraining, maar dat zegt niets over zijn politieke kwaliteiten”, zegt Swyngedouw. De invloed van de massamedia en de trend om bekende Vlamingen in de politiek te lanceren, zullen in dat geval dus nog toenemen.

Ook bij de invoering van een provinciale kiesdrempel van vijf procent verandert er niets. Elke partij die zetels kreeg op 13 juni, overschrijdt die kiesdrempel. Er verandert wel wat als een kiesdrempel van vijf procent wordt gekoppeld aan het systeem Imperiali. Dat wordt gebruikt bij de gemeenteraadsverkiezingen en speelt nog meer in het voordeel van de grote partijen dan het nationale systeem-D’Hondt. Van zo’n omvorming zouden CVP en VLD beter worden.

In een tweede hypothese werd de kiesdrempel op tien procent gelegd. Volgens die oefening zou VU-ID21 geen zetel behalen. De kartellijst behaalt in geen enkele provincie tien procent van de stemmen. “Tien procent is een bijzonder hoge kiesdrempel”, zeggen Swyngedouw en Vander Weyden. “Bij ons weten legt alleen Turkije de lat zo hoog. Zo’n systeem is internationaal onaanvaardbaar en leidt tot de eliminatie van de kleine partijen. Nu zou de VU daarvan het slachtoffer worden. In 1995 zouden VU én Agalev niet in het Vlaams parlement vertegenwoordigd zijn geweest. We nemen aan dat dit niet de bedoeling was. Daarom zou het beter zijn mocht iemand twee keer nadenken voor hij zo’n denkpiste bewandelt. De drempel op tien procent leggen, kan niet. Dat voel je met je klompen aan.” Een kiesdrempel zet dus geen rem op het Vlaams Blok? “Misschien had dat tien jaar geleden gekund, maar vandaag niet meer.”

DE SAMENHANG VAN RECHTS

Ook het systeem van de absolute of de relatieve meerderheid dat in Frankrijk en Groot-Brittannië bestaat, kan hier niet zomaar worden ingevoerd. Het zou trouwens ook haaks staan op onze traditie. “Het is geen toeval dat wij in België van een meerderheids- naar een proportioneel systeem zijn geëvolueerd. Met de evenredige vertegenwoordiging werd het parlement een betrekkelijk getrouwe afspiegeling van de samenleving. Verkiezingen met absolute en zeker relatieve meerderheid moeten leiden tot regeringen met een absolute meerderheid, waar overleg en consensusvorming van minder belang zijn. Het Britse systeem met de relatieve meerderheid mag dan wel een stabiele regering in het zadel helpen, de vraag is of dat ook tot sociaal-economische stabiliteit leidt. De sociale onrust die er onder Margaret Thatcher heerste, heeft België niet gekend. In Frankrijk is politiek rechts zeer verdeeld. In vergelijking daarmee vertoont de Vlaamse rechterzijde een grote samenhang, ook al is ze over verschillende partijen verspreid.”

Los van deze bezwaren, zijn er ook praktische belemmeringen. Om 118 Vlaamse parlementsleden volgens het meerderheidsprincipe te verkiezen, moet Vlaanderen in evenveel kantons worden verdeeld. Elk kanton zou dan één verkozene tellen. Maar dat veronderstelt dat alle kantons ongeveer evenveel inwoners hebben. Dat leidt tot een permanent heen en weer schuiven van de kantongrenzen, in het slechtste geval ook binnen de grenzen van één gemeente.

Bovendien mag worden gevreesd dat de sterkste politieke partijen of de meerderheidspartijen de verdeling van de kiesdistricten naar hun hand zullen willen zetten ( gerrymandering in het jargon). Hoe de kiezer zou reageren, is moeilijk voorspelbaar. “De kiezer zal een ongelooflijk strategisch stemgedrag vertonen”, zegt Vander Weyden.

Het Franstalige studiecentrum Crisp maakte de oefening op basis van de uitslag van 1995. De CVP zou op dat ogenblik met 26,8 procent van de stemmen de absolute meerderheid in Vlaanderen behalen (73 van de 118 zetels). De SP zou 17 zetels bezetten, de VLD 14, het Vlaams Blok 11, de Franstalige lijst UF twee, de VU één en Agalev geen enkele zetel.

VLAAMSE DOMINANTIE IN BELGIE

“Op basis van de uitslag van 1999 mogen we verwachten dat CVP en VLD met de overgrote meerderheid van de zetels gaan lopen. De SP zou met grote achterstand de derde Vlaamse partij worden. Het Vlaams Blok zou misschien de meerderheid in Borgerhout halen en een strategisch opgestelde Bert Anciaux en Mieke Vogels zouden VU-ID21 en Agalev wellicht ook aan één zetel helpen. Maar het is niet uit te sluiten dat één partij met amper een kwart van de kiezers achter zich, over een meerderheid in het Vlaams parlement zou beschikken. Het is de vraag of dat beter is voor de democratie.”

Op Belgisch niveau is een meerderheidsstelsel niet denkbaar. “Als we dit systeem logisch doortrekken, betekent dit dat Vlaanderen met zijn grotere bevolking een dominante positie zou verwerven in het federale parlement. Het politieke initiatief zou dus altijd in Vlaanderen liggen. Geen Franstalig politicus zal er nog maar aan denken om zo’n systeem goed te keuren. Als de pariteit op Belgisch niveau wordt behouden, zijn PRL en PS wel voor een meerderheidssysteem. Maar dan zou een Waalse stem meer waard zijn dan een Vlaamse”, zegt Swyngedouw.

Hij en Vander Weyden vinden dat er mag worden gesleuteld aan ons kiessysteem. “Ons kiessysteem kan doorzichtiger. Dat kan het best door het systeem D’Hondt te behouden, maar provinciale lijsten en een kiesdrempel van vijf procent in te voeren.” Politiek ligt de drempel van vijf procent niet gevoelig omdat geen enkele partij zich geviseerd voelt. Alleen Vivant zou het daardoor moeilijker krijgen om door te breken.

“Maar een debat over een kiessysteem mag geen alibi vormen om de boodschap van de kiezer niet ernstig op te nemen. De discussie vertrekt nu te veel van de idee: wijzig het kiessysteem en de partijen zullen veranderen en zich hergroeperen. Dat is naast de kwestie. Niemand belet toch dat een deel van de VU met de VLD zou samengaan, of dat Agalev en SP nauwer zouden samenwerken, zoals ze al deden met de Brusselse stadslijst SpAga. Als partijen dat nodig vinden, dat ze het dan doen. Politici moeten niet hopen dat het kiessysteem zou doen wat ze zelf niet kunnen of durven.”

Peter Renard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content