Ook als er straks op de Europese top in Brussel een akkoord over de begroting wordt bereikt, valt er weinig te vieren. Het Poolse europarlementslid Bronislaw Geremek over Britse egoïsten, Poolse loodgieters en een voortvarende Belg.

Misschien was het wel het meest beroerde moment van een beroerd jaar: het ogenblik waarop de armste lidstaten van de Europese Unie een deel van de centen die ze uit Brussel krijgen, wilden laten vallen om het rijke Verenigd Koninkrijk tot enige mildheid te bewegen. Maar Tony Blair liet zich niet vermurwen. Als Frankrijk niet accepteerde dat er minder geld naar het Europese landbouwbeleid zou gaan, zou het Verenigd Koninkrijk de nieuwe langetermijnbegroting voor de Europese Unie torpederen. Frankrijk weigerde – het gooide Blair de zogenaamde rebate voor de voeten. Geld dat de Britten uit de Europese begroting terugkrijgen, als een soort compensatie omdat ze Brussel in de jaren tachtig te veel zouden hebben betaald. ‘I want my money back’zei Margaret Thatcher destijds, en Tony Blair gunt de EU vandaag nog altijd geen shilling méér – terwijl het Verenigd Koninkrijk ondertussen tot de rijkste landen van de club behoort.

Deze week staat de begroting opnieuw op de agenda van de Europese top in Brussel. Maar zelfs als de staatshoofden en regeringsleiders er op de valreep in zouden slagen toch nog een akkoord te bereiken, is er weinig reden tot feestvreugde. Sinds het Franse en het Nederlandse ‘nee’ tegen de Europese grondwet, kampt de Unie met een flinke kater. En met hun starre houding in het begrotingsdebat halen de Britse eurosceptici de voorstanders van meer Europese samenwerking het bloed van onder de nagels.

Eigenlijk werd er van meet af aan bitter weinig verwacht van het Britse voorzitterschap van de Unie in de tweede helft van het jaar. Toch probeerde Blair de voorbije weken om overeenstemming over de begroting te vinden. Hij deed dat op zijn manier. De Unie moet, volgens hem, de buikriem aanhalen. Het voorstel dat hij op tafel legde – 1,03 procent van het bruto Europese product – sneed vooral in de steunfondsen, die de nieuwe lidstaten moeten helpen in hun ontwikkeling. Het werd hem niet in dank afgenomen.

Ook Bronislaw Geremek reageerde vorige week ontgoocheld. Het Poolse europarlementslid was als minister van Buitenlandse Zaken tussen 1997 en 2000 een van de grote pleitbezorgers van de snelle uitbreiding van de EU tot landen van het vroegere communistische blok in Oost- en Centraal-Europa. ‘Het voorstel van Tony Blair zou Polen alleen al zes miljard euro kosten’, zegt Geremek. ‘Bij het begin van zijn voorzitterschap sprak Blair zijn vertrouwen uit in de toekomst van Europa. Hij gaf de indruk dat de Unie onder zijn leiding vooruitgang zou maken. Van dat beeld blijft vandaag nog weinig over. Ik ben bitter, jazeker, maar ik blijf hopen dat er nog genoeg politieke wil is om verder over de cijfers te praten.’

Polen is nu anderhalf jaar lid van de Unie. De cijfers die Tony Blair voorstelde, wijzen niet echt op een warm welkom.

BRONISLAW GEREMEK: Voor de Poolse publieke opinie is dit in ieder geval geen leuke boodschap. Wij dachten dat de Europese Unie toch ook een beetje voor solidariteit stond. Het gaat ons om de centen – dat is duidelijk. Maar toch ook om het Europese gemeenschappelijke belang. Het is niet goed dat er op deze manier een conflict in de schoot van de Unie wordt gecreëerd. Het komt er nu op aan om verder te kijken. Het stemt me bitter dat de rijke lidstaten zich al zo snel na de uitbreiding zo hard opstellen. Maar deze uiting van nationaal egoïsme kan het Europese proces ook niet stilleggen.

Staan Polen en het Verenigd Koninkrijk in het Europese debat eigenlijk niet aan dezelfde kant?

GEREMEK: Meteen na het aantreden van onze nieuwe regering werd het Verenigd Koninkrijk zelfs uitgeroepen tot de eerste partner van Polen in de Europese Unie! Daar zullen ze in Warschau nu wel anders over denken. De historische banden blijven natuurlijk heel sterk. We zullen nooit vergeten hoe de Poolse regering in ballingschap tijdens de Tweede Wereldoorlog in Londen werd opgevangen. Maar de nieuwe lidstaten zijn gebaat bij een verdieping van het Europese project. Solidariteit kan alleen spelen in een sterke gemeenschap van landen. Die moet meer zijn dan alleen maar een grote gemeenschappelijke markt. Niet alleen de Britten, ook andere eurosceptici denken soms dat ze bij ons steun kunnen vinden. Maar wat zij willen, is voor ons niet goed. We hebben, denk ik, meer baat bij het sterke Europa dat de landen van de Benelux voorstaan.

Die vinden dat Europa meer moet zijn dan een vrijhandelszone.

GEREMEK: Daarom was ik ook zo blij, toen Blair in juni zijn geloof in het Europese project uitsprak. Toen was zijn houding duidelijk: Europa is meer dan een gemeenschappelijke markt, maar het moet ook geen superstaat worden. Dat standpunt kreeg in de herfst helaas geen vervolg.

Wie heeft er ondertussen baat gehad bij het Poolse lidmaatschap van de Unie?

GEREMEK: Iedereen, denk ik. Onze handel met de oude lidstaten is in anderhalf jaar tijd met een kwart gestegen. We kregen meer informatie, meer mensen over de vloer. Er is de uitwisseling van studenten. Zelfs de Poolse boeren zijn er nu van overtuigd dat de Unie goed voor hen is. Twee maanden voor de toetreding bleek uit een enquête dat maar 20 procent van de Poolse boeren de Unie een goed idee vond. Dat is nu toch al 60 procent. Dat is belangrijk. Want het wil zeggen dat de Unie zich niet alleen om een economische bovenlaag bekommert. Het is meer dan het politieke project van een elite. Het gaat miljoenen mensen aan.

Was de uitbreiding ook een goede zaak voor de oude lidstaten in West-Europa?

GEREMEK: Dat denk ik wel. De West-Europeanen zijn kennelijk de historische dimensie van de samenwerking tussen Oost en West vergeten: het einde van de Koude Oorlog, de strijd tegen totalitaire regimes. Dat is gebleken in de referendums over de Europese grondwet in Frankrijk en in Nederland. De uitbreiding van de Unie met tien nieuwe lidstaten in één klap heeft een grote rol gespeeld in de manier waarop de tekst uiteindelijk is afgewezen. Terwijl het toch een moedige beslissing was om de Oost- en Centraal-Europese landen tegelijk op te nemen.

Ik weet natuurlijk ook dat verschillende oude lidstaten bang zijn dat de stabiliteit van hun arbeidsmarkt wordt verstoord. Sinds 1 mei 2004 staken 160.000 Polen het Kanaal over naar het Verenigd Koninkrijk. Goed 60.000 kwamen in de Ierse republiek terecht. Dat zijn twee landen die hun arbeidsmarkt direct helemaal voor mensen uit de nieuwe lidstaten hebben opengesteld. Die Polen maakten die oversteek niet om daar van de sociale diensten te profiteren. Ze wilden er werken. Aan de slag. En ze leverden op die manier ook een bijdrage aan de economie van die landen, waar dat nodig was.

Tijdens de campagne voor het referendum in Frankrijk werd de ‘Poolse loodgieter’ wel uitgeroepen tot publieke vijand nummer één.

GEREMEK: Ja – en dat was een goede grap. Er is in Polen namelijk een groot gebrek aan loodgieters. De regering werd dus gevraagd om na te gaan hoeveel loodgieters het land sinds 1 mei 2004 hebben verlaten. En waar ze naartoe zijn. Bleek dat er zich precies honderd in Frankrijk hebben geïnstalleerd. Tot zover die grote invasie.

Toch stellen de socialisten in België voor om de opening van de arbeidsmarkt voor mensen uit de nieuwe lidstaten nog een beetje uit te stellen.

GEREMEK: Als de Belgen dat willen doen, is dat hun probleem. Politieke partijen, maar ook regeringen en de media, moeten de moed hebben om de mensen de waarheid te vertellen. De demografische ontwikkeling maakt dat de oude lidstaten nood hebben aan economische immigratie. Ook als de Polen binnenkort in eigen land werk hebben en thuis blijven. In plaats van de immigratie af te remmen, zou België ze dus juist moeten stimuleren, al was het maar uit welbegrepen eigenbelang. Anderzijds vrees ik dat Polen over enkele jaren zijn grens bij manier van spreken zal moeten sluiten om te voorkomen dat er overal in Europa Poolse dokters en tandartsen aan de slag zijn – behalve in Polen zelf.

U bent bang voor een braindrain?

GEREMEK: Ja. Ik zou dus voorstellen om dat probleem van de arbeidsmarkt van zijn dramatische karakter te ontdoen.

Verkeert de Europese Unie nu echt in crisis?

GEREMEK: Een heel diepe crisis. Misschien wel de diepste crisis in de geschiedenis van de Europese eenmaking.

Wat kan ze daaraan doen?

GEREMEK: Ze moet om te beginnen accepteren dat er een probleem is. Het Franse en Nederlandse ‘nee’ wijst op een fundamenteel gebrek aan vertrouwen in het Europese project. Burgers hebben het gevoel dat ze nergens een plaats hebben in dat hele gedoe dat zich ver boven hun hoofden afspeelt. Het had allemaal weinig met die grondwet zelf te maken, want dat was eigenlijk wel een goede tekst. Maar als de burgers niet mee willen, kan er ook geen vooruitgang worden gemaakt.

Is het niet logisch dat, als het er echt op aankomt, iedereen in de eerste plaats aan zichzelf denkt?

GEREMEK: Ik zou het eerder kortzichtig noemen. Het nationale egoïsme staat een gemeenschappelijke politiek in de weg. Als het Frankrijk en Duitsland een beetje tegenzit, schorten ze de toepassing van het Stabiliteitspact op. Als een klein land zoals Portugal dat zou proberen, werd het door de Europese Commissie onmiddellijk met een sanctie bedacht. De Britten willen niet over de beruchte rebate praten, maar ze snoeien wel hard in het geld dat voor de nieuwe lidstaten is bestemd – die godbetert meebetalen aan de rebate! De Duitse bondskanselier Gerhard Schröder riep de Russische president Vladimir Poetin uit tot een perfecte democraat, terwijl iedereen ziet hoe het in Rusland fout gaat met de democratie. Waarom deed Schröder dat? Omdat hij een gaspijpleiding wil, die van Rusland naar de Noord-Duitse kust loopt over de bodem van de Baltische Zee, ook al gaat dat tegen alle milieunormen in en ook al is het strijdig met de belangen van landen zoals Polen en Litouwen – die aan de Baltische Zee grenzen en die ondertussen lid zijn van de Europese Unie. Als Europa nog een rol wil spelen in het proces van globalisering, moet het een verdieping van de samenwerking tussen de lidstaten accepteren. En het moet de Unie dichter brengen bij het gewone leven van de mensen.

Hebt u het nieuwe boek van de Belgische premier Guy Verhofstadt al gelezen? Hij pleit voor de ‘Verenigde Staten van Europa’.

GEREMEK: Ik houd van de voortvarende manier van denken van Guy Verhofstadt. Maar de gedachte aan een soort Verenigde Staten van Europa gaat op dit moment wel heel erg tegen de stroom in. Het is toch een brug te ver. Ik ben onder de indruk, maar ik geloof niet dat de mogelijkheid bestaat om nu zoiets als een staat te bouwen. Ik geloof in een federatie van natiestaten die samen een sterke gemeenschap vormen die ook een politieke dimensie heeft – maar die altijd wel een gemeenschap van aparte staten blijft. De Europese Unie moet zich niet spiegelen aan bestaande federale voorbeelden, zoals de Verenigde Staten van Amerika of Duitsland. De Europese Unie is een hele bijzondere politieke organisatie. Wij bouwen iets wat helemaal nieuw is.

Verhofstadt wil de Europese eenmaking toch alleen maar bespoedigen?

GEREMEK: Dat is niet het probleem. Het probleem is de betrokkenheid van de burgers. Voelen die zich in de Unie thuis? Om het met een boutade te zeggen: Europa hebben we al gemaakt – nu de Europeanen nog.

Door Piet Piryns en Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content