‘Lobbyisten werken veel subtieler dan EU-ambtenaren denken ‘

EMILY O'REILLY: 'Kort na mijn brief over José Manuel Barroso kreeg ik vragen van politici en ambtenaren: "Is het oké als ik voor die bank ga werken?" Wat een vreemde mentaliteit!' © foto's FRANKY VERDICKT

Sinds 2013 bindt een voormalige Ierse onderzoeksjournaliste de strijd aan met lobbyisten en draaideurpolitici bij de Europese instellingen. Knack sprak met Emily O’Reilly, de ombudsvrouw van de Europese Unie. ‘Ethiek bereken je niet met een rekenmachine.’

Toegegeven, de Europese Ombudsman straalt niet echt rock-‘n-roll uit. Het gros van de klachten die de instelling behandelt is nogal technisch – van gegriefde sollicitanten die zich onheus behandeld voelen tot bedrijven met contractuele geschillen. Maar sinds het Europees Parlement de voormalige Ierse onderzoeksjournaliste Emily O’Reilly in 2013 verkoos, heeft de Ombudsman een prominente rol ingenomen binnen het Europese debat. Terwijl haar voorgangers zich doorgaans beperkten tot het opvolgen van de binnengelopen klachten, zoekt O’Reilly de schijnwerpers op. Ze maakt er geen geheim van: ze wil meer zaken van publiek belang naar zich toe trekken. ‘De Ombudsman moet zich afvragen waar burgers echt mee bezig zijn. We wachten niet tot we een klacht krijgen om een onderzoek te starten. Veranderingen in het systeem, daar is het ons om te doen.’

Als eerste ombudsvrouw van haar vaderland, tussen 2003 en 2013, maakte O’Reilly zowel de goede als de slechte tijden mee. Was de Celtic Tiger economisch gezien lang een voorbeeld voor het hele continent, dan belandde het land na de crisis bij de paria’s. ‘Voor mij was de crisis ook een kans’, vertelt ze wanneer ze ons ontvangt in haar hoofdkwartier, op enkele honderden meters van het Europees Parlement in Brussel. ‘Vóór 2008 konden zowat alle departementen transparantieverzoeken gemakkelijk naast zich neerleggen – geen haan kraaide ernaar. Maar door de crisis verdrievoudigde het aantal verzoeken. Plots wilden mensen weten wat er aan de hand was. Verandering ontstaat door crisismomenten, waarin het abstracte concreet wordt. Dan pas voelen de mensen hoe een gebrek aan transparantie hun leven kan beïnvloeden.’

Bij zijn aantreden in 2014 beloofde Commissievoorzitter Jean-Claude Juncker dat hij van transparantie een breekpunt zou maken. Emily O’Reilly herinnert hem graag aan die woorden. Hoewel ze als ombudsvrouw geen dwingende maatregelen kan nemen, is ze volgens de nieuwswebsite Politico de op vier na meest invloedrijke vrouw in Brussel. Dat haar instelling wel degelijk het een en ander in gang kan zetten, bleek toen begin juli bekend werd dat voormalig Commissievoorzitter José Manuel Barroso voor de gehaaide zakenbank Goldman Sachs ging werken: pas na een gepeperde brief van O’Reilly kwam Jean-Claude Juncker in actie. Sindsdien ontvangt hij Barroso niet meer met de egards van een voormalig Commissievoorzitter, maar als een doodgewone lobbyist.

EMILY O’REILLY: Eerst heb ik de Europese Commissie een paar maanden gegund om actie te ondernemen. Toen bleek dat ze dat niet echt van plan was, heb ik gereageerd. Een brief van mij volstaat blijkbaar om een Commissievoorzitter tot actie te bewegen: dat verheugt me. Nu ben ik benieuwd naar Junckers voorstellen om de gedragscode strenger te maken. Dat moet dringend gebeuren.

Het ethisch comité van de Europese Commissie vond anders dat er geen vuiltje aan de lucht was in de zaak-Barroso.

O’REILLY: Als Europees burger zou je verwachten dat een ethisch comité minstens een doortastend onderzoek voert. Eigenlijk heeft het in die zaak maar drie documenten gebruikt: mijn brief aan Juncker, de brief waarin Juncker Barroso om verduidelijking vraagt, en Barroso’s antwoord. Zijn ze op zoek gegaan naar documenten of gegevens die niet publiek beschikbaar waren? Hebben ze naar Barroso’s contract gekeken? Hebben ze hem of de mensen van Goldman Sachs ondervraagd? Driewerf nee.

Ik zeg niet dat de comitéleden in de fout zijn gegaan, maar er is wél een probleem met hoe het comité is opgevat. Het heeft een beperkte armslag. De leden mogen zelfs niet publiceren wat ze willen: de Europese Commissie beslist of hun adviezen mogen worden verspreid. Hoe kun je dan onafhankelijk opereren?

Staan de comitéleden niet te dicht bij de mensen over wie ze moeten oordelen?

O’REILLY: Vandaag bestaat het ethisch comité uit amper drie leden: een ex-parlementslid, een ex-hoofd van de juridische dienst van de Europese Commissie en een ex-rechter van het Europees Hof. Prima mensen, daar twijfel ik niet aan, maar u hebt gelijk: ze zijn te nauw bij Europa betrokken. Het comité zou baat hebben bij meer verscheidenheid. Er zijn genoeg academici die in ethiek ingewijd zijn en géén nauwe banden met de instellingen hebben.

Weet u wat me is opgevallen? Dat ik kort na mijn brief aan Juncker van verschillende politici en ambtenaren informele vragen kreeg: ‘Is het oké als ik voor die bank ga werken?’, ‘Hoever kan ik gaan?’, ‘Wat is aanvaardbaar?’ Wat een vreemde mentaliteit! Alsof je een checklist zou kunnen maken van wat aanvaardbaar is. Alsof je zomaar kunt zeggen dat het oké is om voor 100.000 euro bij een bank in dienst te gaan, maar dat 200.000 euro echt niet kan. Ethiek be-reken je niet met een rekenmachine. Ik begrijp dat politici – net zoals alle andere mensen – graag willen dat het zwart-wit is, maar dat is het niet. De context verandert ook voortdurend. Wat twintig jaar geleden ethisch verantwoord was, is het nu niet noodzakelijk meer. Ik acht politici heus wel in staat om dat in te schatten.

Als puntje bij paaltje komt, speelt u met uw werk in de kaart van eurosceptici.

O’REILLY: Voor wie tegen Europa is, zal elke kritiek op de instellingen koren op de molen zijn. In die zin lever ik inderdaad munitie aan de eurosceptici. Nadat ik mijn kritiek op Barroso had geformuleerd, hield Juncker zijn State of the Union in het Europees Parlement. Nigel Farage, de leider van de eurosceptische Britse partij UKIP, maakte van de gelegenheid handig gebruik om de Commissievoorzitter te vragen of hij zijn voorganger wilde feliciteren met diens nieuwe job bij Goldman Sachs. Natuurlijk vind ik dat niet leuk, maar zo werkt het nu eenmaal. Ik laat me er niet door beïnvloeden.

Hoe kijkt u als Ierse naar de onderhandelingen tussen de EU en Groot-Brittannië over de brexit?

O’REILLY: (glimlacht) Ierland zit letterlijk geklemd tussen Donald Trump en de brexit. Ik zal er de komende jaren werk mee hebben. Samen met de nationale ombudsmannen wil ik druk zetten om de Britse EU-uitstap transparant te laten verlopen. Alle Europeanen hebben het recht om te weten wat er te gebeuren staat, maar op dit moment lijkt zelfs de Britse regering dat niet meer te weten.

Bij de aanvang van zijn mandaat stond transparantie ook hoog op de agenda van Jean-Claude Juncker. Hij zou de deuren openzetten, beloofde hij. Heeft hij zich aan die belofte gehouden?

O’REILLY: Tot op zekere hoogte wel. Ik werk bijvoorbeeld graag samen met Cecilia Malmström, die als eurocommissaris voor Handel verantwoordelijk is voor de onderhandelingen over de vrijhandelsverdragen TTIP en CETA. Ze heeft de Scandinavische mindset: transparantie is voor haar een vanzelfsprekendheid. Ik apprecieer ook dat de Commissieleden op mijn vraag veel nauwgezetter publiceren wie ze ontmoeten. En er is ons beloofd dat de regels voor lobbyisten binnenkort aangescherpt worden.

Bent u tevreden met het voorstel dat nu op tafel ligt?

O’REILLY: In dat voorstel wordt lobbying minder duidelijk gedefinieerd dan voorheen: dat is problematisch. Maar het grootste probleem blijft toch hoe naïef de Europese instellingen met lobbying omgaan. Eigenlijk zouden EU-functionarissen een opleiding moeten krijgen over hoe lobbyen echt verloopt. Ze schijnen te denken dat iemand bij hen komt aankloppen met een bordje waarop in grote letters ‘lobbyist’ staat. Dat het doorgaans veel subtieler gebeurt, zien ze niet in.

Om u een voorbeeld te geven: vandaag zie je vaak dat een farmabedrijf een patiëntengroep opricht die ijvert om een ziekte te bestrijden. Op zich is dat geen probleem, maar vaak zijn zulke groepen eigenlijk bedoeld om een geneesmiddel van dat bedrijf te promoten. Follow the money, en je vindt de lobbyisten.

Europese politici worden slag om slinger voor allerlei evenementen uitgenodigd. Mogen we van hen verwachten dat ze alles weten over de organisaties die daarachter schuilgaan?

O’REILLY: Ik mag hopen dat de meeste Europarlementsleden weten hoe Google werkt. Onlangs werd ik gevraagd om te gaan spreken bij een ngo. Ik hoefde de naam van die organisatie maar te googelen om te merken dat ze aan de tabakslobby gelieerd was – vaak is het niet moeilijker dan dat. Ik heb de indruk dat mensen niet nieuwsgierig genoeg zijn. Maar dat ligt misschien aan mijn verleden als journalist.

Is er niet méér in het spel dan gewoon naïviteit?

O’REILLY: O nee, veel Europese functionarissen zijn er als de dood voor om met lobbyisten geassocieerd te worden. Ik ben er zeker van: als ze zouden weten hoe lobby’s werken, zou er minder beïnvloeding zijn.

Onlangs hebben we de Europese Commissie aanbevolen om ontmoetingen met vertegenwoordigers van de tabaksindustrie voortaan openbaar te maken. In de verslagen zagen we dat ambtenaren talloze advocaten hadden ontmoet die voor die industrie werkten. Tot mijn grote verbazing snapten ze bij het secretariaat-generaal van de Commissie niet dat advocaten lobbyisten konden zijn. Dat was een oprechte reactie, daar ben ik van overtuigd. Maar als advocaten ambtenaren ontmoeten om suggesties te doen voor wetten, ten gunste van de bedrijven waarvoor ze werken, dan zijn het lobbyisten. Dat is zonneklaar.

Lobbyende juristen: ziet u daar een strategie in?

O’REILLY: Surf eens naar de websites van de grote lobbykantoren in Brussel, en ga na wie er werkt. Je struikelt er over de voormalige juridische adviseurs van Europese instellingen. Ze zijn gegeerd omdat ze de wetgeving tot in de details kennen. Kantoren rekenen erop dat ze met hun contacten invloed kunnen uitoefenen op wetgeving in aanmaak. Dat daartegen niet wordt ingegrepen, getuigt van een ontstellende naïviteit.

Volgens het transparantieregister van de EU spenderen gigabedrijven als Philip Morris en Gazprom respectievelijk 4,5 en 1 miljoen euro aan lobbyactiviteiten. Vindt u dat geloofwaardig?

O’REILLY: Als je onvoldoende moeite doet om zo’n transparantieregister op te volgen, mag je er ook niet veel van verwachten. Vandaag werkt maar een handvol mensen aan dat register, het is allemaal te vrijblijvend. We benadrukken al een hele tijd dat er meer geld naar moet gaan. Er moeten ook duidelijkere sancties komen, zodat de Commissie een hefboom heeft om lobbyisten onder druk te zetten. Bedrijven die het register niet invullen, mogen geen toegang tot de instellingen meer krijgen.

Het transparantieregister blijft wel vrijwillig. Zou de Commissie het niet moeten verplichten?

O’REILLY: Mijn ervaring is dat je beter op vrijwillige basis begint, om het na een tijd te verplichten. Verplichtingen lukken alleen in crisismomenten. Je hebt schandalen nodig om de weerstand te breken en een maatschappelijk draagvlak te creëren.

In 2008 beloonde de Nationale Universiteit van Ierland uw inzet voor de mensenrechten met een eredoctoraat. In EU-lidstaten als Hongarije en Polen worden die rechten almaar vaker aan de kant geschoven: moet de Commissie daar niet ingrijpen?

O’REILLY: Op zich is het geen probleem dat een Europese lidstaat de regels overtreedt, zolang hij het spel maar meespeelt. Toen Ierland de milieuregels overtrad, volgde Europa de regels door ons te beboeten, en wij volgden de regels door te betalen en het probleem aan te pakken. Maar landen als Polen en Hongarije spelen het spel niet meer mee. Frans Timmermans, de eerste ondervoorzitter van de Europese Commissie, heeft dat al meermaals aangeklaagd, maar bijvoorbeeld de Poolse regering volgt maar mondjesmaat.

Is de Europese Commissie niet te tam in haar reactie?

O’REILLY: Als de Commissie te hard reageert, ervaren de Oost-Europese landen dat als een aanval op hun nationale soevereiniteit. En dan ben je terug bij af, natuurlijk.

De verstandhouding lijkt niet snel terug te zullen keren.

O’REILLY: Dat is niet zeker. Weet u, de meeste mensen zijn niet hyperpolitiek aangelegd. Wat willen ze? Een goede job, goed onderwijs, een goede gezondheidszorg, wat tijd om hun vrienden te zien – meer niet. Of hun eigen staat of de EU daarvoor zorgt, maakt hun weinig uit.

Voor mij heeft Europa wél een verschil gemaakt. Toen Ierland bij de EU kwam, had mijn vaderland een landbouweconomie die nauwelijks uit de negentiende eeuw was geraakt. De EU heeft ons de twintigste eeuw binnengeloodst. Er kwamen betere jobs, de infrastructuur verbeterde spectaculair, maar de grootste verandering kwam er voor de vrouwenrechten: plots kregen wij het recht om te scheiden, konden we blijven werken wanneer we trouwden, en verdwenen de wetten waardoor we minder verdienden. Al die goede dingen kwamen niet van onze eigen fantastische regering, maar van de faceless bureaucrats in Brussel. Wie dat beseft, denkt wel twee keer na voor hij Europa aanvalt.

Door JEROEN ZUALLAERT, foto’s FRANKY VERDICKT

‘Patiëntengroepen zijn vaak opgericht om geneesmiddelen te promoten. Follow the money.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content