Gaspar Noé sluit de toeschouwer op in de psyche van een weerzinwekkend individu. De regisseur over zijn portret van een uit de officiële cinema gebannen, naargeestig Frankrijk.

Wie Gaspar Noé snel maar zachtjes hoort praten, zou zeker niet denken dat deze man in staat is zo’n brutale film te maken als “Seul contre tous”.

In zijn eerste lange film voert Gaspar Noé (36) weer de pathetische paardenslager ten tonele uit zijn middellange film “Carne” (1991). Ontslagen uit de gevangenis probeert deze man van middelbare leeftijd een rustig leventje te leiden in Rijsel, maar zijn zwangere vriendin en haar groteske moeder drijven hem tot wanhoop. Hij keert terug naar Parijs, op zoek naar werk doolt hij met een revolver op zak door de straten, klaar om de hand te slaan aan zichzelf, maar niet zonder eerst enkele van zijn kwelgeesten te laten creperen.

Noé brengt een beklemmende studie van de aliënatie en frustratie van een man ( Philippe Nahon), die altijd vernederd werd en in een eindeloze innerlijke monoloog – een litanie van de haat – zijn walging en xenofobie de vrije loop laat. De film sluit ons op in de verziekte psyche van deze radeloze man. “Seul contre tous” is schokkend en genadeloos – zelfs de dubbelzinnige verlossing aan het eind brengt geen soelaas.

Deze wanhopige nachtmerrie is bovenal ook een overrompelende brok cinema. Noé drukt ons met onze neus op de waarheid, maar gebruikt daarvoor de meest anti-naturalistische middelen. De meeste regisseurs hadden deze boodschap waarschijnlijk angstvallig realistisch verpakt: bij Noé krijgen we extreem gekadreerde widescreen composities, een afstandelijke filmstructuur die teruggrijpt naar de essayistische cinema van Godard (tussentitels, typografische elementen) en een onthutsende soundtrack vol onrustbarende effecten. Net voor de climax van de film is er zelfs een aftelling en krijgen al te gevoelige toeschouwers dertig seconden de tijd om de zaal te verlaten.

Noé bereidt nu zijn tweede lange speelfilm voor. Afgaande op de titel, zal het er niet vrolijker op worden: “Soudain le vide”.

U noemt zelf “Seul contre tous” een anti-Franse film. Een provocatie?

Gaspar Noé: Hier en daar werd me verweten dat mijn film racistisch zou zijn, en dit omdat ik mijn protagonist racistische tirades in de mond leg, zelfs tegen Spanjaarden en Portugezen, bevolkingsgroepen die daar trouwens geen last meer van hebben.

Om al die mensen de mond te snoeren, antwoord ik met de boutade dat “Seul contre tous” een anti-Franse film is. In de Franse cinema zie je doorgaans altijd hetzelfde zachtgekookte burgerlijke Frankrijk en zeker niet het leven van de armen. In Engeland tonen ze toch hun eigen miserie, in Frankrijk willen ze dit verborgen houden. Of als het getoond wordt, is de houding heel paternalistisch: die sukkelaars toch, je moet eens kijken hoe ze afzien, wat is het leven toch wreed. Iemand zonder geld wordt automatisch als beklagenswaard beschouwd.

Frankrijk is een klassenmaatschappij die alles doet om de standenverschillen te verhullen. In Amerika zie je meteen waar de rijken zitten. In Frankrijk verbergen de rijken dat ze rijk zijn, ze lopen er soms zelfs als clochards mij. Waarschijnlijk de erfenis van de Franse revolutie, de angst om van de ene dag op de andere alles te verliezen.

Waar komt die ontzettende agressiviteit in uw film vandaan?

Noé: Het leven is wreed, waarom zouden we dat niet toegeven? Het is niet omdat we een keurig pak dragen dat we geen beesten zijn. Wie honger heeft of geen zielenrust vindt, reageert gewelddadig. Wie vernederd wordt, zint op wraak. Het personage uit “Seul contre tous” verkeert in een crisis die het beest in hem doet ontwaken. Had hij zijn paardenslagerij niet verloren, dan was hij waarschijnlijk een aardige vent geweest die zich hooguit’s avonds met zijn maten een stuk in zijn kraag drinkt.

Waarom weerspiegelt de Franse cinema zo weinig de realiteit?

Noé: Dat heeft veel te maken met de officiële cultuurpolitiek: het beeld dat we van ons land in het buitenland willen ophangen. De Franse cinema is veel te bekommerd om zijn imago, vandaar dat de overheid er zoveel geld in steekt. Helemaal pijnlijk is dat die films die zo’n opgesmukt beeld geven van Frankrijk, internationaal compleet falen. Men zou zich toch de vraag moeten stellen waarom ze in het buitenland onze parfums en mode wel lusten, maar niet onze films?

Of we dat nu leuk vinden of niet: de Engelstalige film beheerst de planeet. Ook in de toekomst zullen Franse regisseurs hoe langer hoe meer Engelstalige producties maken. Wie wil dat zijn films gezien worden, kan bijna niet anders. “Seul contre tous” kan hooguit een paar weken lopen in één zaaltje in New York.

Jean-Pierre Jeunet draaide al “Alien 4: Ressurection” in het Engels. Ook Jan Kounen en Mathieu Kassovitz draaien hun eerstvolgende films in het Engels. Zelfs Benoît Jacquot en Arnaud Desplechin hebben projecten voor Engelstalige films.

Dit hoeft niet noodzakelijk tot identiteitsverlies te lijden: je kan ook aan Engels gesproken films een Frans cachet geven, al is het maar door niet zo geconstipeerd te doen als de Angelsaksers waar het op seks aankomt. Gelukkig hebben we in Frankrijk minder problemen met seks, niemand die hier nog valt over een partijtje neuken.

Uw film is zeer gestileerd, is dat als contrast met de uit het leven gegrepen inhoud?

Noé: Niet echt, ik probeer vooral te refereren aan favoriete films. Ik hou van een zekere rococo-stijl, zoals je die aantreft in de films van Brian De Palma en Dario Argento. Ook als ik naar “Raging Bull” kijk van Scorsese, ben ik in de eerste plaats gefascineerd door de mise-en-scène. Hoe zwart en realistisch het onderwerp ook is, de verpakking moet altijd aantrekkelijk en aangenaam blijven om naar te kijken. Misschien is dat de erfenis van mijn moeder die sociaal assistente was: ik wil films maken die nuttig zijn.

Waarom het Scope-formaat?

Noé: Omdat het me herinnert aan “2001: A Space Odyssey”. Bijna alle grote films die me gemarkeerd hebben, werden gedraaid in Cinemascope. Ik vind trouwens ook dat het breedbeeldformaat veel meer correspondeert met de menselijke waarneming. Ik hou eigenlijk niet van de tussenformaten: of de film moet in Scope zijn of in het 1.33-formaat van de oude zwartwitfilms, een formaat dat trouwens in de bioscoop niet meer gerespecteerd wordt en geprojecteerd wordt in 1.66 of 1.85. Scope geeft je meer ademruimte in het beeldkader, je kan ook rustig vijf mensen naast elkaar zetten. Om dicht op de huid van mijn personage te zitten – ik wilde dat je zijn poriën kon zien -, was ik wel verplicht veel close-ups te draaien. Mijn acteurs zijn ook niet gemaquilleerd – je ziet de textuur van hun huid.

U zegt een nuttige film te willen maken. Wat is precies het nut van “Seul contre tous”?

Noé: Om alle misverstanden te vermijden: ik ben links zonder me bij enige partij aan te sluiten. Wat me echter stoort, is de demonisering van mensen die voor het “Front National” stemmen. Daar doe ik niet aan mee. Ik herinner me een film uit de jaren zeventig, “Dupont Lajoie” waarin een Français moyen op een camping een lustmoord begaat en die misdaad in de schoenen schuift van een gastarbeider. Wat me toch een beetje karikaturaal lijkt. Er zijn veel meer mensen die in het centrum wat rondzwalpen en evengoed socialistisch of extreem-rechts kunnen stemmen. Het zijn die wat stuurloze lieden die me interesseren, vaak zijn het cafébazen, kelners, gewezen slagers, werkloze kappers, de kleine winkeliers. Ik wilde het portret maken van zo iemand, zonder er een monster van te maken. Een mens die het niet meer ziet zitten en over de schreef gaat. Wie wegzinkt in een persoonlijke crisis is heel gevoelig voor de demagogie rondom hem. Een paar slogans volstaan om zulke mensen over de streep te trekken.

Ik toon een man die het leven niet meer aankan en zijn moordlust niet langer kan bedwingen. Mocht een priester hem een baan aanbieden, dan werd hij meteen een voorbeeldig katholiek. Mocht hij iets bijverdienen met het plakken van affiches voor de KP, dan was hij meteen gewonnen voor de communistische zaak. Hetzelfde geldt voor extreem-rechts. Hij is aan het verdrinken, zijn lot hangt af van de eerste de beste die hem de hand reikt. Je moet de mensen nemen voor wie ze zijn en je eigen visie niet opdringen.

Mijn volgende film zal gaan over een dealer van twintig, een brave, eenzame jongen die zich helemaal verloren voelt en begint te dealen om vrienden te vinden. Ik heb zelf nooit drugs verhandeld, maar in dit portret van een drugsdealer wil ik zo ver mogelijk gaan in zijn psychologie.

“Seul contre tous” speelt zich opzettelijk af in 1980, waarmee ik het debat rond extreem-rechts toch wat heb willen ontwijken. Het mocht niet hét onderwerp van de film worden. Zoals het ook niet echt een film over incest mocht worden.

Ik denk dat mijn benadering van een incestueuze vaderfiguur afwijkt van de cliché-voorstelling. Ik heb de vader in de eerste plaats als een mens getoond, een zwakkeling weliswaar, maar geen monster. Ik kreeg veel positieve reacties van meisjes die zelf het slachtoffer geweest zijn van incest. Ze waren opgelucht dat het hier niet op een karikaturale wijze werd uitgebeeld. Je moet mensen hun psychologische complexiteit laten. In de meeste films overheerst een manicheïstisch wereldbeeld waarin goed en kwaad lijnrecht tegen elkaar staan. In de meeste Hollywoodfilms weet je na twee minuten wie zal sterven en wie zal zegevieren.

Zoals ook de voorstelling in de film van het onschuldig kind onzin is. Er zijn wel degelijk boosaardige kinderen die dieren folteren.

“Seul contre tous” is een erg radicale film, maar werd haast unaniem geprezen in Frankrijk.

Noé: Daar stond ik nu zelf van te kijken. Ik had veel meer tegenkanting verwacht. Negentig procent van de pers stond achter de film, van “Le Figaro” tot “Libération”. Alleen de ultrarechtse kranten vonden het een anti-Franse, post-gauchistische film. Ook de “Cahiers du Cinéma” schreven dat het een fascistische film was, maar dat was echt kwaaie wil. Je kan net zo goed stellen dat Fritz Lang een pedofiel was omdat hij “M” maakte, een film over een kindermoordenaar.

Zijn er Franse cineasten met wie u zich verwant voelt?

Noé: Er zijn families van bevriende cineasten, al maken we niet hetzelfde soort film. Ik hoor bij de familie Kounen, Kassowits, Caro & Jeunet. Maar ik ben ook erg bevriend met mensen die niet meteen tot mijn familie behoren, zoals Bruno Podalydes of Alain Cavalier. Toen Kounen “Dobermann” draaide en Mathieu Kassovitz “Assassins”, draaide ik de laatste scènes van “Seul contre tous”. We zaten elkaar aan de telefoon op te jutten om te zien wie nu de meest gewelddadige film aan het draaien was. We waren tegen elkaar aan het opbieden voor wie het meest zou shockeren en last hebben met de censuur. Vreemd genoeg werden Kounen en Kassovitz veel meer onder vuur genomen, terwijl zij voorspeld hadden dat ik het meest last zou krijgen.

Waarom die nood om te shockeren, om de censuur uit te dagen?

Noé: Herrie met de censuur is toch altijd leuk? Alleen al omdat je dan in goed gezelschap verkeert: Bunuel, Ken Russell, William Friedkin. Op zeker moment in je leven heb je toch zin om een film te maken die echt bijt, waar de mensen echt bang van zijn. Nu denk ik echt niet dat “Seul contre tous”, “Assassins” of “Dobermann” films zijn die de mensen angst inboezemen. Alledrie hebben ze onder de ruwe bolster toch een aardige zachte pit. “Dobberman” is zelfs een kwajongensfilm. Om écht te schokken, moet je al heel ongezond en pervers zijn. Perverse regisseurs zijn er genoeg. Meestal gaat het zelfs om lieden die pretenderen zeer morele films te maken, maar allerlei verborgen bijbedoelingen hebben. Zoals die Latijns-Amerikaanse dictators die elke zondag naar de mis gingen maar tijdens de week rustig andersdenkenden lieten martelen.

“Seul contre tous” maar ook andere recente films – “Sombre”, “J’aimerai pas crever un dimanche”, “La Vie de Jésus” en “Sitcom” – hebben een toon die danig afwijkt van de modale Franse film.

Noé: Ik denk dat een bepaald type auteursfilm, die van officiële zijde kunstmatig in het leven werd gehouden, nu toch zijn tijd heeft gehad. Het publiek wil niet meer weten van een cinema die het jarenlang door het strot geduwd werd. Ik wil geen namen noemen, maar “le film d’auteur de qualité” heeft afgedaan, dat pakt niet meer. Vanuit alle hoeken is er de wil om met die traditie te breken, het plezier om wat keet te schoppen. De jonge Franse generatie lonkt meer naar een bepaald type Amerikaanse film dat niks met het traditionele Hollywood heeft te maken, de films van David Lynch, John Waters, De Palma en Scorsese.

Een van de kwalen van de Franse film is het verplichte gevoel om altijd intelligent te willen zijn. Iemand als Jan Kounen veegt daar compleet zijn voeten aan, hij wil policiers of horrorfilms draaien, wat de Parijse intelligentsia daarvan ook mogen denken.

Ik ben het helemaal oneens met mensen die beweren dat het goed is voor de Franse cinema dat “Les Visiteurs” of “Astérix et Obélix contre César” de kassa doen rinkelen. Dat helpt alleen het voortbestaan van slechte Franse films. Dan word ik nog liever overspoeld door “Saving Private Ryan”, wat toch merkelijk interessanter is. Als ik “Snake Eyes” van Brian De Palma zie, ben ik verbluft door de mise-en-scène: het verhaal is maar een springplank voor een stilistische storm waar ik toch paf van sta. Ik zie in heel Frankrijk geen enkele regisseur die “Snake Eyes” kan maken.

Uw eerstvolgende projecten?

Noé: Een adaptatie van “L’histoire de l’oeil” van Bataille of een simpel seksueel melodrama. Omdat het telkens om films gaat met superexpliciete seks, zijn ze niet makkelijk te financieren. Maar aangezien de censuur in de meeste landen de jongste jaren erg versoepeld is, is de tijd rijp om dit soort films te maken. Ik denk niet dat er op seksueel gebied nog een taboe overeind blijft. “L’Empire des sens” veroorzaakte in de jaren zeventig nog een heus schandaal, nu mag de film al op tv vertoond worden.

Neem nu “Romance”: je ziet voortdurend erecties in beeld, dat taboe is nu ook gesneuveld. In “Idioten” van Lars Von Trier zag je ook al een penetratie. Zolang je het bij aanvaarde seksualiteit houdt, is er echt geen probleem meer. Je moet er al beesten bijsleuren of extreme gewelddadigheid om in de problemen te geraken. Op dat vlak is er een grote maturiteit. Maar elke bevrijding schept ook nieuwe problemen: de grote uitdaging voor acteurs wordt hoe hem recht te houden.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content