De Amerikaanse schrijver Ring Lardner had zonder meer een personage kunnen zijn van de ‘helden’ die zijn oeuvre bevolken. Na tachtig jaar zijn Lardners korte verhalen eindelijk in het Nederlands vertaald.

Ring Lardner, ‘Knippen’, vertaald door Hans Heesen en Auke Leistra. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 189 blz., euro 16,90.

Van zichzelf zegt Holden Caufield, de jonge held uit J.D. Salingers onvolprezen De vanger in het graan, dat hij veel leest en toch niet belezen is. Het liefst leest Holden boeken waar je af en toe kunt om lachen: ‘Mijn favoriete schrijver is mijn broer D.B. en daarna komt Ring Lardner.’ Caufield is vooral gesteld op Lardners verhaal Wat een glimlach dat nu ook is opgenomen in de schitterende bundel Knippen, de eerste Nederlandse vertaling van een Amerikaanse schrijver die door Salinger, Hemingway en Scott Fitzgerald als een leermeester werd beschouwd en die Virginia Woolf als taalvernieuwer belangrijker achtte dan James Joyce.

De vertelling Wat een glimlach gaat over de traumatische ervaring van de jonge en vrolijke verkeersagent Ben Collins die op een ochtend uit de krant verneemt dat een mooie, jonge vrouw met een parelende glimlach, Edith Dole, met haar oogverblindende Cadillac in een verkeersongeluk om het leven is gekomen. Het draagt tot de spanning van dit verhaal bij dat agent Collins een getrouwd man is die smoor was geworden op de verongelukte vrouw. Tijdens zijn werkuren had hij haar eens tegengehouden en zachtjes berispt omdat ze te snel had gereden op het kruispunt waar hij het verkeer stond te regelen. Maar ook bij Ring Lardner zit het venijn hem meestal in de staart. Na Ediths dood verandert de levenslustige Ben op slag in een norse en bitse agent die niet meer herkend wordt door de autobestuurders die hem vroeger zo graag bezig zagen op het drukke kruispunt van Fifth Avenue en Forty-sixth Street. Terwijl Ben de verkeerszondaars vroeger tot betere gevoelens bracht door met hen te grappen, geeft hij hen voortaan zonder pardon een bekeuring.

De meeste van Lardners korte verhalen zijn ware tragedies. Zodra een vertelling op gang gekomen is, voel je aan dat er zich een hoop negatieve energie aan het opstapelen is die vroeg of laat tot uitbarsting moet komen. In Knippen schiet een achterlijke jongen een man dood omdat die de gek gehouden had met een meisje waarop de dader zelf verliefd was geworden. Het beklemmende is dat die doodslag waarschijnlijk niet zou hebben plaatsgevonden indien de dader zich niet had laten beïnvloeden door de lichtzinnige woorden van een dokter die van het toekomstige slachtoffer had gezegd ‘dat iemand die zoiets flikte ’t niet waard was om in leven te worden gelaten’. Dat is nu juist het knappe aan Lardners drama’s: we zijn er ons van bewust – en de schrijver lijkt dat ook te beklemtonen – dat de aanleiding ertoe net zo goed had kunnen ontbreken. Misschien hadden we dan nooit gehoord van de personages die Lardner even tot leven wekt. Het is juist omdat de verhalen zich zo vaak op het scherp van de snede afspelen dat ze ons in hun ban blijven houden: het onheil loert voor iedereen om elke hoek.

OERSAAIE HUWELIJK

Ook in het verhaal Trouwdag hangt rampspoed in de lucht. We hebben vreselijk te doen met mevrouw Bess Taylor, 33 jaar, die al negen jaar getrouwd is met Louis. De vrouw verveelt zich steendood in dit huwelijk, wat de schrijver heel aannemelijk weet te maken door haar man op te voeren als een sul die alleen maar commentaar levert op de onbenulligheden die uit de Milton Daily Star worden gespeld. Het gaat dan om de groei van het Amerikaanse autopark of de toename van het aantal ijssalons in Edinburgh, ‘onaanvechtbare statistische gegevens over mensen en dingen uit alle delen van de wereld, feiten waardoor haar man getroffen scheen te worden als door een donderslag bij heldere hemel’.

In hetzelfde verhaal wordt een anekdote gesponnen over een echtgenote die door haar dronken man voor zijn maîtresse wordt aangezien en die daarom per abuis op een blauw oog wordt getrakteerd. De agressor in kwestie verontschuldigt zich later bij zijn vrouw: ‘Liefste, ik kan je niet zeggen hoezeer het me spijt. Je moet me geloven, maar ik had geen idee dat jij het was. Ik dacht dat het Eva Grayson was. En zij verdiende een klap.’ Het beklemmende hier is dat mevrouw Taylor het verhaal over het blauwe oog op de zoveelste verjaardag van haar oersaaie huwelijk aangrijpt om haar man te vragen of hij haar – in de plaats van bloemen – een klap in haar gezicht wil geven.

Van dezelfde orde is het slotverhaal Wie heeft gegeven? Twee bevriende koppels zijn aan het kaartspelen. De vrouw die het verhaal vertelt, is een kletskous die zich niet op het spel kan concentreren. Ze vertelt honderduit over de man met wie ze nog maar pas getrouwd is, over zijn sobere omgang met drank, over zijn lyrische bevliegingen. Als lezer beseffen we snel hoe gênant en pijnlijk het relaas van de kletskous is. Want behalve voor de vertelster zelf is het voor iedereen duidelijk dat hier niet zomaar het verhaal van een mislukte liefde wordt verteld, maar het relaas van een verraad waarvan alle overige kaartspelers op de hoogte zijn omdat ze er zelf aan deelgenomen hebben.

Na twaalf ambachten en dertien ongelukken had sportjournalist Ringgold Wilmer Lardner (1885-1933) zich vol degout afgekeerd van de corruptie waarmee hij in de bokswereld was geconfronteerd. Intussen was er voor de gewezen postbode en gasmeteropnemer geen enkele sociale groep meer die nog geheimen voor hem had. Hij kende ze allemaal: de hoofdredacteurs en impresario’s, de managers en de huisjesmelkers. Omdat Lardner bovendien de kunst verstond om een individu aan de hand van een enkele tic levensecht te typeren, waren de lezers, die de situaties meteen herkenden, al snel verzot op zijn ontluisterende korte verhalen waarin domheid, inhaligheid en traagheid in hun treurige veelzijdigheid worden belicht. Nochtans zou het verkeerd zijn om in Lardner, die zichzelf niet hoger inschatte dan de personages die hij beschreef, te zien als een satiricus. Hij schetst geen hypocrieten die in het belang van een hogere zaak ontmaskerd moeten worden, maar wel mensen die nooit aan introspectie doen en die er geen flauw benul van hebben hoe belabberd ze in andermans ogen overkomen.

Zelf was Ring Lardner een hardwerkende alcoholist die, omdat hij ondanks alles een goede echtgenoot en vader wilde zijn, alleen buitenshuis innam. Hoe dronken hij ’s ochtends ook over zijn huisdrempel struikelde, altijd vergewiste hij er zich eerst van of zijn kinderen al naar school waren zodat ze niet van ’s morgens vroeg met hun bezopen vader geconfronteerd hoefden te worden.

Piet de Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content