info : De auteur is hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Vorige zomer bracht ik vele uren door in het gezelschap van Hieronymous Bosch – niet de schilder Jeroen van Aken, maar het speurderspersonage van auteur Michael Connelly. Hieronymous Bosch heet die, Harry voor de vrienden. Harry is een mild onuitstaanbare eenzaat op zoek naar gerechtigheid, hoewel hij best beseft dat gerechtigheid complex, misschien wel ongrijpbaar is. Last heeft hij vooral met zijn oversten, met de politie van de politie, kortom, met de structuren en de instellingen. In dat opzicht is hij een variant van het type held waarmee de Amerikaanse massacultuur ons in ontelbare films en boeken om de oren slaat: de wat cowboy-achtige, weerbarstige individualist die het opneemt tegen de ‘structuren’. Bosch wijkt echter voldoende af van die standaardvorm om te boeien. De doorsnee Amerikaanse individualist, die we in boek en film ontmoeten, heeft geen verleden. Hij verschijnt aan de kijker of lezer zoals de liberale denkers aan de 19e-eeuwse filosoof Taine: ‘ des hommes nés a vingt ans, sans parents, sans passé, sans tradition, sans obligation, sans patrie, et qui, assemblés pour la première fois, vont pour la première fois traiter entre eux’. Bosch daarentegen is getekend door zijn verleden. Zijn problemen met het establishment zijn ook niet te wijten aan de creatieve superioriteit van het individu, zoals in de doorsnee Amerikaanse kitsch, maar aan het aanwijsbare falen van instellingen. Dat laatste is vooral het gevolg van de media. Journalisten, met regenjas, sigaret en slappe vilthoed, spelen sedert het interbellum een belangrijke rol in het misdaadverhaal, maar recent duikt bij Connelly en andere auteurs een nieuw en overweldigend verschijnsel op: de media. Harry Bosch leeft en werkt op het raakvlak tussen de criminele miserie van Los Angeles en een politieapparaat dat zich vooral bezighoudt met hoe het in de media komt. Bosch blijft geloven dat het bloed, de miserie, de lijken en de moordenaars de echte werkelijkheid vormen, terwijl het mediaoptreden van zijn oversten om de schijn draait. Dat ouderwetse, achterhaalde geloof, is de bron van zijn miserie. Het zorgt voor degradatie, schorsing, disciplinaire straffen en uitsluiting.

De lezer ziet de twee realiteiten en Connelly maakt heel duidelijk dat dit het geprivilegieerde gezichtspunt van de fictielezer is. Echte waarnemers, die de krant openslaan, tv kijken en zich zo ‘informeren’, zien enkel de mediaversie. Net zoals wij in de politieke berichtgeving vooral politici zien, waarvan er nog maar weinigen echt iets betekenen. Achter hen leeft, verborgen, een andere wereld, bevolkt met onder meer kabinetsmedewerkers en ambtenaren, van wie er heel wat veel te betekenen hebben. Af en toe vangen we een glimp op van die wereld, bijvoorbeeld als de grote kabinetschefs hun schemerwereld ruilen voor andere en betere banen en heel even, noodgedwongen, langs de media passeren. Moeten we wachten op politieke romans om die wereld te zien of zit er ergens op de ene of andere redactie al een jong, vermetel politiek journalist, die achter het scherm van het politieke nieuws verbeten naar de échte politieke werkelijkheid wil speuren, die de Harry Bosches van het beleid op de voet wil volgen. Misschien moet die dan, profiterend van een rustige zomerdag en een lome schaduw, maar eerst eens Connelly lezen, want wie een telefoontje krijgt van Bosch wordt ook gemanipuleerd. Achter elke voorstelling schuilt weer een andere voorstelling. Zo leert althans de lichte zomerlectuur.

Mark Elchardus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content