Congo blijft verrassen. Soms ook in positieve zin. Congolese biologen ontdekten meer dan zevenduizend nieuwe bonobo’s. De Belgische ambassadeur en Knack waren hun eerste buitenlandse bezoekers. Een verslag.

De traditionele Congolese chef Mafinsina is, naar eigen zeggen, 105 jaar oud. Hij ziet er in ieder geval stokoud uit. Maar hij is nog goed ter taal. Zijn geheim om zo oud te worden: veel vlees eten! Naast zijn hut aan de rand van het regenwoud hangen lange rijen in de zon gebleekte kaken van bosvarkens en antilopen die hij gegeten heeft.

Maar schedels van bonobo’s hangen er niet tussen. De bonobo wordt niet gegeten in de regio. Mafinsina kende de naam ‘bonobo’ tot voor kort niet. Voor hem zijn de slanke mensapen ‘ ebubu‘. Hij zag al bonobo’s vóór de wetenschap ze officieel beschreven had, in 1929. Het woord bonobo leerde hij pas vorig jaar kennen, toen hij in contact kwam met Congolese wetenschappers die de regio verkenden, omdat ze gehoord hadden dat er bonobo’s aanwezig waren.

Dat was groot nieuws. De bonobo, de dichtst aan de mens verwante aap, leeft alleen in Congo – een land dat jarenlang kreunde onder een verwoestende burgeroorlog. De massa wapens en munitie die circuleerde, en de bloeiende handel in vlees van wilde dieren, eisten een zware tol. Algemeen werd aangenomen dat er nog slechts twintigduizend bonobo’s overbleven: een verontrustend laag getal.

Tot de Congolese wetenschapper Bila-Isia Inogwabini, in dienst van de Congolese afdeling van de natuurbeschermingsorganisatie WWF, in 2005 enkele teams op pad stuurde in de streek tussen de Congostroom en de meren Tumba en Mai-Ndombe, in het grensgebied van de Evenaarsprovincie en de provincie Bandundu.

‘We voerden er landschapsinventarissen uit in het kader van de exploratie van dit voor iedereen relatief onbekend gebied’, vertelt Inogwabini. ‘Onze teams ontdekten al vlug dat er nog olifanten in de regio leefden. Dat was op zichzelf al groot nieuws, want de enige bekende officiële melding van olifanten in de streek komt uit de dagboeken van de ontdekkingsreiziger Stanley, die er ooit vier schoot als voedsel voor zijn troepen. Maar toen ze me meldden dat ze bonobo’s gezien hadden, heb ik meteen een vliegtuig genomen. En inderdaad: er zitten zelfs relatief veel bonobo’s in het gebied.’

Het was een verrassing van formaat, vooral omdat niemand gedacht had dat er zo dicht in de buurt van Congo’s hoofdstad Kin-shasa bonobo’s zouden voorkomen. Achteraf bekeken lijkt het echter zelfs wat voor de hand te liggen. Het woord ‘bonobo’ zou namelijk afkomstig zijn van een administratieve vergissing, van een fout gespelde stadsnaam op een krat waarin in 1936 bonobo’s naar de Antwerpse haven werden verscheept. Waarschijnlijk was de krat ingeladen in Bolobo: een haventje op de Congostroom dat op slechts enkele tientallen kilometers ligt van de regio waarin chef Mafin-sina en zijn bonobo’s leven.

De aanwezigheid van bonobo’s moet er geregeld over het hoofd zijn gezien. Zo gaven de traditionele chefs in de loop van de jaren zestig een kleine bonobo als geschenk aan de toenmalige Congolese president Mobutu Sese Seko, die de regio bezocht – Mafin-sina noemde Mobutu nog ‘Joseph Désiré’, met zijn oorspronkelijke koloniale voornamen. Maar blijkbaar was niemand toen op het speciale aapje gevallen. De eerste veldstudies van de soort begonnen trouwens pas in de jaren zeventig.

HOUDEN VAN HET WOUD

De regio waarin de nieuw ontdekte dieren leven, is een fantastisch landschap. Over honderden kilometers strekt zich een min of meer ongerept galerijwoud uit, afgewisseld met een heuvelachtig savannelandschap. Het woud is vrij open, zodat er veel meer licht invalt dan elders. Toch is een tocht erdoorheen geen gezondheidswandelingetje, want sinds wetenschappers ontdekten dat lianen 40 procent van het bladerdak in het woud vormen, worden ze niet meer gekapt om de doorgang te vergemakkelijken. Nog meer wringen dan vroeger dus.

In zo’n gebied moet de mens ooit de overgang van woudbewoner naar zwerver over de savanne gemaakt hebben. Vandaar dat de nieuwe bonobopopulatie ook in wetenschappelijke kringen voor heel wat opwinding zorgt. Ze lijkt het perfecte model voor de studie van hoe onze voorouders leefden, en hoe ze als woudbewoner in de savanne aan hun trekken kwamen. Want ook de nieuwe bonobo’s wandelen regelmatig de savanne in. Computermodellen hebben uitgewezen dat de lichaamsmaten van de bonobo sterk overeenstemmen met die van de australopitheken die zo’n 3 miljoen jaar geleden uit de bomen kwamen om in de savanne mens te worden. Misschien is hier wel een nieuwe mens in de maak.

Het is dus niet te verwonderen dat zelfs het wetenschappelijke topvakblad Nature een artikel over de ontdekking publiceert. 7500 nieuwe bonobo’s, want dat is de schatting op basis van de eerste inventarissen, in een volslagen nieuw gebied: dat is wetenschappelijk wereldnieuws. Het is ook het eerste artikel in Nature dat uitsluitend door Congolese wetenschappers is geschreven, door Inogwabini en zijn collega’s van WWF-Congo. Verwonderlijk is dat niet. Inogwabini is een briljante geest die een doctoraat maakt aan de universiteit van Kent in het Britse Canterbury, maar die zijn liefde voor het woud waarin hij geboren werd, nooit verloren is. Hij houdt van het woud.

In tegenstelling tot veel Congolezen met buitenlandse universitaire diploma’s blijft hij ook in zijn land investeren. Soms zelfs letterlijk. Vorig jaar kreeg hij een prijs van de Unesco, als beste Afrikaanse wetenschapper van het jaar: 7500 dollar die hij, tot ontzetting van zijn vrouw, prompt in een school pompte in het dorp Ndo, dat in het hart ligt van het gebied waarin zijn pistiers (zijn veldwerkers) nu permanent bonobo’s volgen.

‘Ik hoop dat op zijn minst enkele kinderen gaan onthouden dat ze een school kregen met geld dat de bonobo’s hen brachten’, zegt hij daarover. ‘Dat de bonobo’s daardoor ook later van bescherming en respect door de lokale bevolking zullen kunnen genieten.’ Het initiatief bracht hem zeker niet het respect van de weinige lokale politici op, die liever huizen voor zichzelf bouwen dan iets te doen voor de bevolking, en die hem er nu al van verdenken dat hij zelf in de politiek wil stappen.

Maar dat wil hij niet. Zelfs als hij voorgesteld wordt aan belangrijke mensen draagt hij meestal zijn veldkledij. Hij wordt momenteel ook gebombardeerd met aanvragen van wetenschappers die de bonobo’s willen komen bestuderen. Maar hij wil zijn tijd nemen voor hij daarover beslist. Er heerst veel na-ijver in de mensapenwereld. En nogal wat onderzoekers zijn in eerste instantie in hun eigen reputatie geïnteresseerd, en niet in de bescherming van de dieren die ze bestuderen.

LEEUW EN BONOBO

Het nieuwe bonobogebied lijkt echt ongerept. Er hangen arenden en neushoornvogels boven het woud. In het regenseizoen zit het er vol trekvogels, uit noord en zuid. Er leven nog olifanten, buffels, een zevental andere apensoorten. Sinds anderhalf jaar zijn er leeuwen gesignaleerd. Niemand weet waar ze vandaan komen, want sinds 1943 is de leeuw er officieel uitgestorven. Er is al een man gedood die een leeuw wilde wegjagen. Een politierechtbank veroordeelde de leeuw vervolgens ter dood, maar omdat het dier na twee weken niet gevonden was, schortte ze het vonnis weer op: er was geen garantie meer dat een leeuw in de buurt de moordenaar zou zijn. Ook leeuwen zijn zwervers.

De streek is de enige waarin bonobo’s en leeuwen samenleven. Het is de natte droom van veel biologen om een confrontatie tussen beide soorten te observeren. Het gebied ligt op 400 kilometer van Kinshasa – een dag rijden in het droge seizoen, drie dagen in het regenseizoen – en is te bereiken via de Route Nationale 2, een ooit goed onderhouden weg die Kinshasa met de verafgelegen stad Lisala verbond, maar die er nu op vele plaatsen erger bij ligt dan de paden in de Oost-Afrikaanse safariparken. Tussen de dorpen Ndo en Malebo staat nog een laatste aftands verkeersbord uit 1959, dat waarschuwt voor een zigzagbocht.

Voor wie het zich gemakkelijk wil maken, kan er ook naar de streek gevlogen worden, naar Malebo, naar een goed onderhouden landingsbaan van de door de Belgische familie Damseaux gerunde groep Orgaman, die er zesduizend koeien lopen heeft. Orgaman is het op twee na grootste bedrijf van Congo, en wordt beschouwd als een onderneming die vooral Kinshasa al meerdere malen voor hongersnood heeft behoed.

De groep wil zich sinds kort meer toespitsen op de nationale productie van voedingsmiddelen, en minder op import, onder meer om de stijgende prijzen op de internationale voedingsmarkt te counteren. ‘Congo heeft al te veel kansen gemist’, mort directeur-generaal Jean-Claude Damseaux. ‘Deze mogen we niet laten liggen. We dringen er bij de landbouwautoriteiten dan ook op aan om snel een degelijk plan goed te keuren.’

De verhoudingsgewijs nogal kleine koeien van Damseaux leven echt in het wild, zoals antilopes op de savanne, en blijven meestal zo’n tien jaar rondlopen, voor ze naar Kinshasa worden vervoerd om te worden geslacht. Eén keer per week worden ze behandeld tegen teken, maar voor de rest moeten ze hun plan trekken – zoals de meeste Congolezen, grinniken hun hoeders. Ze leveren echt biologisch vlees. Momenteel bekijkt de groep de mogelijkheden om naar Europa te exporteren, voor de groeiende markt van milieuvriendelijk vlees.

Orgaman werkt nauw samen met WWF-Congo voor het beheer van de regio. ‘Wij wisten niet eens dat er bonobo’s zaten’, vertelt Damseaux. ‘Voor onze mensen ter plekke was het de normaalste zaak van de wereld. De bonobo’s waren er altijd. Ze vonden het dus niet nodig om ons dat te melden. Maar we zijn natuurlijk blij met de ontdekking. Wij integreren ons graag in een omgeving. We gebruiken de natuur voor ons vee, en willen ze in geen geval beschadigen.’

Orgaman heeft een klein deel van haar 500.000 hectaren grote concessie ter beschikking gesteld van WWF-Congo voor de coördinatie van haar activiteiten. Het lijkt vreemd: veeteelt hand in hand met conservatie. Elders in de wereld, zoals in Brazilië, voeren veehouders en natuurbeschermers oorlog. ‘Dit project moet een voorbeeld stellen’, vindt Inogwa- bini van WWF. ‘Het moet tonen dat economie en ecologie ook in deze context hand in hand kunnen. Er komt wel een staatsnatuurreservaat in de streek, maar dat ligt veel noordelijker dan de concessie van Orgaman. Het is trouwens in de concessie dat we de grootste dichtheid van bonobo’s die ooit geregistreerd werd, vonden. Waarschijnlijk een gevolg van de bewaking van de kuddes, die ook de bonobo’s bescherming bood.’

LIED VOOR DE AMBASSADEUR

Ook Damseaux ziet positieve punten in de samenwerking: ‘Als wij vroeger problemen hadden met stropers en veedieven, moesten wij het leger of de politie laten komen. Dat zorgde altijd voor moeilijkheden, omdat die op hun beurt de lokale bevolking lastig vielen, waarmee wij in vrede willen leven. Nu gaat de aanwezigheid van patrouilles van WWF waarschijnlijk ook voor ons gunstig zijn, omdat we minder vee zullen verliezen.’

Het is rustig in de regio. Op het kleine muziek- en dansfestival dat de lokale ngo Mbou-Mon-Tour organiseerde voor het eerste officiële bezoek aan de streek, was geen enkele politieman of militair aanwezig. De eer was voor Belgisch ambassadeur Johan Swinnen, die er, in tegenstelling tot veel van zijn collega’s, van houdt om ook het échte platteland te bezoeken van de landen waarin hij op post is. Hij reisde samen met consul Benoit Standaert naar de bonobo’s en hun mensenburen. Een lokale charmezanger had een speciaal lied gecomponeerd, te zijner ere, en die van de bonobo.

Er waren wel enkele politici aanwezig, die opvielen door hun gebrek aan inzicht, zoals dat met Congolese politici helaas te dikwijls het geval is. ‘De bevolking heeft zich veel ontzegd door het woud te beschermen en te bewaren’, vond administrateur du territoire Freddy Jumba. ‘Nu is het tijd dat de bevolking daarvoor vergoed wordt.’ De oude Congolese stijl, die dringend plaats moet maken voor een ernstiger aanpak.

Swinnen wees in zijn toespraak op het belang van het ontsluiten van de regio, maar met een blijvend respect voor de natuur. WWF zal dat in de hand werken. Door de wegen te laten herstellen, bijvoorbeeld, zodat de producten van de bevolking gemakkelijker naar de rivier kunnen om verkocht te worden. De haven van Bolobo ligt op amper veertig kilometer, maar de weg is zo slecht dat de mensen hun mandarijnen en maïs niet tot daar krijgen. De mandarijnen liggen gewoon onder hun bomen te rotten. WWF muteert wereldwijd steeds meer tot een organisatie die niet alleen in dieren geïnteresseerd is, maar ook in de mensen die met de dieren leven.

Ze creëert ook werk in de streek, voor pistiers en sensibilisateurs. De sensibilisering voor het project, en voor het concept van natuurbescherming, gebeurt door vertegenwoordigers van de bevolking zelf. Daarmee gaan de dorpelingen dezelfde rol vervullen als parkwachters in en rond een natuurreservaat. Hun ngo werd in 2001 trouwens opgericht als reactie op de komst van houtkappers van het bedrijf Safbois: een tak van de om zijn vernietigende praktijken bekende Joods-Amerikaanse groep Blattner. De mensen gebruikten de bonobo’s als argument in hun strijd tegen de houtkappers.

Ze konden daarbij rekenen op de steun van de familie Damseaux. En op de traditionele chefs (de chefs coutumier), die in de streek een grote macht hebben, omdat ze traditie en politiek combineren. Onder meer daarom is de regio nooit zwaar door de oorlog getroffen, of door allerhande neveneffecten van de oorlog, zoals rondzwervende bendes.

Safbois had de woede gewekt van de grote traditionele chef François Lebo, door beloftes inzake duurzaam beheer en rendement voor de bevolking te doen, die meteen verbroken werden. ‘Wij zijn niet per definitie tegen houtkap, maar het moet op duurzame wijze gebeuren, en het mag niet in bossen waarin bonobo’s leven’, vertelt Lebo, die in het dorp Mbee in een van de laatste nog door een Belg gebouwde huizen woont. ‘De bonobo is voor ons een andere mens, en mag dus niet bejaagd of lastiggevallen worden.’

BANG VAN BLANKEN

De bonobo kan wel worden bezocht. WWF-Congo heeft al enkele teams ter plekke, die vier groepen permanent volgen. Maar voor buitenlandse bezoekers is dat volgen minder vanzelfsprekend. Niet alleen zwarten schrikken soms als ze blanken te zien krijgen. Blijkbaar geldt dat ook voor bonobo’s. De afstand die de bonobo’s inbouwden in hun contacten met de eerste blanke bezoekers die ze te zien kregen, was veel groter dan de afstand die ze bewaren tegenover hun zwarte volgers.

Toch bleef het een verrassing om op een uurtje vliegen van Kinshasa, en vervolgens nog een uurtje rijden met een terreinwagen, meteen een groep van 35 bonobo’s te kunnen zien. Of om op één dag drie verschillende bonobogroepen te kunnen bezoeken. Elders, zoals in het héél moeilijk te bereiken Salonga Nationaal Park in hartje Congo, zijn de dieren veel schuwer en veel minder gemakkelijk te benaderen, vooral omdat ze systematisch bejaagd worden, door stropers maar ook door de plaatselijke bevolking.

Er zijn dan ook plannen om in de regio rond Malebo een toeristische infrastructuur uit te bouwen: de eerste die bezoek aan een natuurlijke bonobopopulatie kan aanbieden. Zo zullen mensen binnenkort niet alleen gorilla’s en chimpansees, maar ook bonobo’s in hun natuurlijke leefomgeving kunnen bezoeken.

‘Het blijven uiteraard uiterst interessante dieren’, zegt WWF-wetenschapper Inogwabini. ‘Vorig jaar zagen we hoe een bonobomoeder letterlijk zat te wenen omdat ze een baby verloor, die waarschijnlijk prematuur geboren was. De rest van de groep leek met haar te rouwen. Het was zo ontroerend dat we beslisten om de groep een paar dagen alleen te laten, om haar rouwproces rustig te kunnen afwerken.’

Bonobo’s zijn nog op andere vlakken veel menselijker dan andere apen. Ze drinken, net als mensen zouden doen, water met de hand uit een rivier – gorilla’s en chimpansees slurpen, zoals andere dieren. In de Verenigde Staten is het leven van een bonobo in gevangenschap gered door hem een transfusie met menselijk bloed te geven. Als de verwantschap niet zo sterk was geweest, had het dier dat niet overleefd.

De plotse interesse in de bonobo’s, die voor de lokale bevolking deel van hun omgeving zijn, die soms door hun dorpjes wandelen, of vlakbij hun dorpjes hun nesten voor de nacht bouwen, wekt her en der argwaan. Haast geen enkele Congolees gelooft spontaan dat de interesse uitsluitend met de bonobo’s te maken heeft. Er is al gesuggereerd dat er goud in de regio gevonden is, of dat er koper zit in de termietenheuvels die als paddenstoelen over de savanne zijn uitgezaaid.

‘Op termijn zullen de mensen wel leren dat het de bonobo is die hun regio zo uitzonderlijk maakt’, meent Inogwabini. ‘Nu is het zo dat de gemiddelde leeftijd van de Congolees lager ligt dan die van de bonobo: respectievelijk 43 en 45 jaar. Maar misschien helpt de bonobo de Congolezen wel om langer te gaan leven. Toerisme en andere aan de regio aangepaste vormen van economie moeten dat zeker mogelijk kunnen maken.’

WWF-BELGIë HEEFT BESLIST HET PROJECT VAN INOGWABINI TE STEUNEN. WWF-CONGO IS OP TERMIJN OP ZOEK NAAR VRIJWILLIGERS VOOR HET NIEUWE BONOBOPROJECT, ZOWEL VOOR DE STUDIE VAN DIEREN ALS VAN DE ECONOMISCHE NODEN VAN DE LOKALE BEVOLKING. GEïNTERESSEERDEN KUNNEN MAILEN NAAR dirk.draulans@knack.be.

DOOR DIRK DRAULANS/FOTO’S WIM VAN CAPPELLEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content