‘Leve de vrijheid! Leve de slavernij!’

EEN WALVIS IN DE OMMEGANG In het revolutionaire jaar V (1796): 'De Schelde voor altijd vrij!' © Koninklijke Bibliotheek Brussel

De geschiedenis van de Franse periode in België (1792-1814) leek definitief geschreven. Tot historicus Brecht Deseure ging snuisteren in bronnen die eigenlijk nooit hadden meegeteld: redevoeringen, proclamaties, feestverslagen en administratieve rapporten. Uit zijn onderzoek blijkt dat de Franse revolutionairen in hun vertogen meer rekening hielden met Belgische gevoeligheden dan tot nu toe werd gedacht.

‘Ik was er echt niet goed van toen ik u hoorde roepen: Leve de vrijheid! Leve de standen! Precies alsof u wilde zeggen: Leve de vrijheid, leve de slavernij.’ Generaal Charles-François Dumouriez schreeuwde het bijna uit in zijn proclamatie tot de Belgen. Hij kwam in 1792 aan het hoofd van zijn troepen ons land de idealen van de Franse Revolutie overbrengen. En de goede burgers wilden niet. Ze zwoeren bij hun aloude standenmaatschappij, waarbij vooral de adel en de clerus garen spinden, en zijzelf tevreden waren met een beetje zeggenschap. Hadden ze met hun Brabantse Omwenteling in 1790 eindelijk de Oostenrijkse keizer afgeschud, hun vrijheidsliefde reikte niet verder dan hun eigenbelang. Als het gewone volk maar niets in de melk te brokkelen kreeg.

Sympathie voor de stichting van een democratische republiek naar Frans model vond Dumouriez alleen bij een handvol radicale democraten en Jakobijnse clubjes. In Brussel staken ze Manneken Pis in het uniform van een revolutionair en lieten hem zeggen: ‘Je suis un vrai sans-culotte et je m’en fais gloire.’ (Ik ben een echte sansculotte en daar ben ik fier op.) Helaas, de Franse haring braadde niet in onze gewesten, en al helemaal niet toen in Parijs de Revolutie overging in Terreur, Terreur in een wankel Directoire, en dit ten slotte in een Consulaat, later Keizerrijk onder Napoleon Bonaparte. De lastige Belgen bleven al die tijd onder Frans bewind — hun vrijheidsliefde, trouw aan vorst, altaar en haard ten spijt. Eerst bezet, later geannexeerd, ondergingen ze een politieke cultuur die met voorsprong de wisselvalligste van Europa kon worden genoemd.

De geschiedenis van de Franse periode in België leek definitief geschreven, daar viel niets aan toe te voegen. Tot historicus Brecht Deseure ging snuisteren in bronnen die eigenlijk nooit hadden meegeteld. Ze werden als ‘onzinnige woordenkramerijen’ bestempeld: de praatjes die politieke actoren verkochten om hun zaak te bepleiten en hun waar aan de man te brengen. Toch is het onderzoek van redevoeringen, proclamaties, feestverslagen en administratieve rapporten ergens goed voor. Dat probeert deze Antwerpse doctor in de geschiedenis te bewijzen in zijn boek Onhoudbaar verleden/Geschiedenis als politiek instrument tijdens de Franse periode in België. Hij schreef het op basis van zijn proefschrift waarmee hij in 2013 de Prijs voor Geschiedenis en Volkskunde van de Provincie Antwerpen won.

Vrijheidsbomen

Herschrijven deed hij de geschiedenis niet, hij stelde haar beeld een beetje bij. Voor lieden die, bezield met het heilige vuur, tabula rasa wilden maken van de historische tijd (die niets anders dan de tijd van het despotisme was), hielden de Franse revolutionairen en hun erfgenamen in hun vertogen meer rekening met de nationale geschiedenis van hun Belgische departementen dan tot nu gedacht, stelde Deseure vast. Niet omdat ze bereid waren om in het licht van de lokale omstandigheden hun principes aan te passen, maar omdat ze hun nieuwe landgenoten wilden overtuigen van de goede zin ervan. Zo konden ze zich ook legitimeren. Ze probeerden hun discours zo in te kleden dat de Belgen er iets van hun eigen historische, nationale gevoeligheden in herkenden.

Niet voor de lol maar uit noodzaak sleutelden de Franse revolutionairen aan hun representatiepolitiek. Uit de rapporten van hun functionarissen bleek immers dat ze op geen enkel moment de esprit public mee hadden. Ze hadden niet veel om zich geliefd te maken: zware belastingen, dubieus papieren geld (assignaten), militaire dienstplicht, de afschaffing van de zondag in de revolutionaire kalender. Met het bannen van religieuze manifestaties uit de publieke ruimte, de omvorming van enkele kerken tot tempels van de wet of van de rede, en het verplichten van priesters om een eed van trouw aan de republiek te zweren, raakten ze wellicht de gevoeligste plek. De meeste priesters weigerden, en hun kerken werden gesloten. Rijke families namen hen op en richtten kamers in als schuilkerken.

Het regime gaf de ideologische strijd niet op en probeerde in zijn centrale scholen en publieke fora de republikeinse leer ingang te doen vinden. Met weinig succes. Vertrouwend op hun retorische talent, forceerden de revolutionairen zelfs hun kernbegrip ‘vrijheid’ om begrepen te worden. Overal in de steden plantten ze vrijheidsbomen, symbolen van een volstrekt nieuw tijdperk dat een einde maakte aan de lange geschiedenis van slavernij. Deze fundamenteel anti-historische houding lieten ze echter achterwege in hun discours voor de Belgen. Ze prezen hen liever voor hun eigen historische traditie van vrijheidsliefde, van eeuwenlang verzet tegen despotisme.

De Reus van Antwerpen

In Antwerpen verdedigden de Franse redenaars zelfs de merkwaardige paradox dat ze met de heropening van de Schelde de Antwerpenaren opnieuw lieten proeven van een vrijheid die zij sinds hun gouden zestiende eeuw niet meer hadden gekend. Toen heerste er inderdaad handelsvrijheid en welvaart dankzij de opbloei van de haven. Dat het ook de eeuw was van brutaal despotisme, repressie en godsdienstvervolging, lieten de Franse redenaars in hun ijver om de lokale trots te bespelen, onvermeld. Nog in Antwerpen gaven ze niet alleen de toelating om de traditionele ommegang te laten uitgaan, ze spanden ook enkele symboolfiguren van de stad voor hun kar. De Reus van Antwerpen kreeg een tricolore kokarde aangemeten, en het opschrift image du peuple français. Ook de mega-Walvis liet zich niet onbetuigd. Terwijl hij het publiek nat spoot, herinnerde zijn opschrift L’Escaut libre à jamais aan een Franse verwezenlijking uit die dagen.

Het mocht allemaal niet baten. In 1797 werd het klimaat bepaald grimmig. Toen gemeentecommissaris François Roché de Onze-Lieve-Vrouwekathedraal in Antwerpen kwam sluiten wegens weerspannigheid van de pastoor, sloeg een onbekende hem met enkele hamerslagen de schedel in. Het Franse antwoord liet niet lang op zich wachten. De kathedraal moest worden afgebroken en plaatsmaken voor een monument aan de ‘martelaar’ François Roché. Het bleef bij een eerstesteenlegging en het opvoeren van het aantal ‘revolutionaire’ monumenten in het straatbeeld: halfronde amfitheaters, piramides, neoklassieke altaren en sarcofagen.

Met de staatsgreep van Napoleon Bonaparte in 1799 doofde de revolutionaire ijver, en de behoefte om de geschiedenis af te schaffen en van nul af aan te herbeginnen. De democratische republikeinse instellingen werden uitgehold, terwijl de machtssymbolen en ten slotte ook het monarchale karakter van het ancien régime werden hersteld — wat niet verhinderde dat de grondslagen van de moderne rechtsstaat werden gelegd. De door de eerste consul en latere keizer gevoerde representatiepolitiek herstelde alle geplogenheden van de Franse monarchie. Dat zijn spin doctors ook oog hadden voor lokale zeden en gewoonten, bleek vanaf 1803 toen Napoleon voor het eerst zijn opwachting maakte in de Belgische departementen. Draaiboek en decoratieve schema’s van zijn bezoek deden sterk denken aan de Blijde Inkomsten uit vroegere tijden, en aan die van Keizer Karel V in het bijzonder. De geschiedenis, en het creatieve gebruik ervan, was terug van (even) weggeweest.

DOOR JAN BRAET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content