Een verschil kan ‘objectiveerbaar’ zijn, maar is daarom nog niet onbetwistbaar. De studie van Deloitte & Touche over de financiering van de scholen maakt geen einde aan de discussie.

Eerst kraakten twee sociale wetenschappers _ Jaak Billiet van de Katholieke Universiteit Leuven en Hans Waege van de Universiteit Gent _ de onderzoeksmethoden af. Vanderpoorten had hen midden juli zonder medeweten van het bureau om hun mening gevraagd. De minister had toen een eerste versie van het rapport in handen, maar twijfelde aan de representativiteit en deugdelijkheid. Terwijl Billiet ‘de grote lijnen van het rapport’ nog wou aanvaarden, liet zijn collega Waege vorige week in de commissie Onderwijs van het Vlaams parlement geen spaander van de studie heel. ‘Het onderzoek is niet zorgvuldig genoeg om tot onbetwistbare resultaten te komen’, zei Waege.

De reacties van de onderwijskoepels en inrichtende machten tijdens een hoorzitting in diezelfde commissie leken dat oordeel te bevestigen. Voorzitter Peter Steenhaut van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs (ARGO) uitte zijn ongenoegen over de onvolledigheid en onjuistheid van veel gegevens. Hij sprak ook van ’twee maten en twee gewichten’ en ‘een netversterkend vertoog’. Directeur Eddy De Waele van het Onderwijssecretariaat van de Vlaamse Steden en Gemeenten (OVSG) en zijn collega Patrick Weyn van het Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV) hadden het over ‘nattevingerwerk’ en klaagden over een manifest gebrek aan waardering voor de grote (financiële) inspanningen van de lokale besturen voor het onderwijs.

HET GROTE VERSCHIL

Alleen het Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs (VSKO) dat met een delegatie onder leiding van directeur-generaal André De Wolf naar het Vlaams parlement was afgezakt, liet een heel ander geluid horen. ‘De studie is wel degelijk wetenschappelijk. De minister heeft ze aanvaard en moet er rekening mee houden’, aldus De Wolf.

Het rapport van Deloitte & Touche, dat overigens niet gaat over de loonkosten (86 procent van het onderwijsbudget) maar over de werkingsmiddelen (11 procent) en de investeringen (3 procent), maakt dan ook hard wat in de vorige regeerperiode bij de Tivoli- en Polderakkoorden over de decreten voor het basis- en secundair onderwijs (zie kader) al duidelijk was. In vergelijking met het katholieke onderwijs en het gemeentelijke en provinciale onderwijs krijgt het gemeenschapsonderwijs van de Vlaamse overheid per leerling meer middelen voor directies en leerkrachten, de schoolwerking, de koepelstructuur, het administratieve en technische personeel, het leerlingenvervoer, enzovoort (zie grafiek). In het oog springt verder de financiële injectie van gemeenten en provincies om het verschil voor de scholen en leerlingen van hun net bij te passen (volgens Deloitte & Touche gemiddeld 40.000 frank of 991 euro per leerling in het basisonderwijs en 100.000 frank of 2479 euro in het secundair onderwijs).

In het gewone onderwijs beschikken scholen gemiddeld over 45.000 frank (1115 euro) per leerling voor hun werking en investeringen. Niemand kan naast de verschillen tussen basis- en secundair onderwijs kijken. Verder blijft het katholieke net ver achterop in vergelijking met de officiële scholen. Katholieke basisscholen zitten het slechtst bij kas. Secundaire scholen van het gemeentelijke en provinciale net hebben de meeste armslag.

Is er een objectieve uitleg voor die verschillen? Het onderzoeksbureau kwam voor de werkingsmiddelen niet veel verder dan aspecten zoals het aanbod van godsdienst en zedenleer, de (slechte) staat van de schoolgebouwen, de grootte van de scholen en de opvang van allochtone en ‘leerbedreigde’ kinderen. Een globale rechtzetting zou een verschuiving van 1,25 miljard frank (30,98 miljoen euro) van het gemeenschaps- naar het vrij en officieel gesubsidieerde onderwijs veroorzaken. Over andere thema’s is de studie veel vager, maar toch noteerde het bureau dat er ‘geen feitelijk en principieel beletsel meer is om de niet-objectiveerbare verschillen tussen scholen, leerlingen, personeel en netten weg te werken’. Het rapport bevat trouwens een aantal verregaande aanbevelingen. Naast een nieuw financieringsmechanisme dat aan een optimale schoolgrootte gekoppeld wordt, gaat het bijvoorbeeld over een uniform eigendomsstelsel voor alle schoolgebouwen (met een jaarlijks infrastructuurkrediet) en een apart juridisch statuut voor scholen (de notie ‘inrichtende macht’ zou verdwijnen). En omdat er geen grote groei van het onderwijsbudget wordt verwacht, luidt een andere conclusie: ‘De sleutel tot een objectieve verdeling van de middelen zal in een structurele samenwerking tussen scholen liggen.’

OORLOG OM MILJARDEN

Het katholieke onderwijs put uit de studie argumenten voor ‘een gelijke financiering van alle leerlingen’, een ‘zuivere’ besteding van de werkingsmiddelen (die niet meer mogen dienen om administratief en technisch personeel te betalen) en het optrekken van de investeringsmiddelen (het gesubsidieerde onderwijs kijkt aan tegen een wachtlijst met voor 26 miljard frank of 644,5 miljoen euro aan bouwdossiers). De andere netten hebben evenwel geen zin om de kaas zomaar van hun brood te laten halen. Zij vechten de cijfers en ramingen van het bureau op verschillende punten aan. De ARGO ergert zich bijvoorbeeld aan het feit dat de studie geen inzicht verschaft in het geldverkeer tussen de patrimonium- en onderwijs-vzw’s in het katholieke net. Volgens het OVSG zijn niet alle onderwijsuitgaven van de gemeenten middelen voor het gemeentelijke net.

In feite is er maar over één voorstel van Deloitte & Touche een zekere consensus. Voor een op onderwijskwaliteit gerichte verdeling van de middelen heeft het klassieke nettendiscours afgedaan. De leerbehoeften van leerlingen en de schoolkenmerken (onderwijsniveaus en -vormen, stad of platteland) moeten het uitgangspunt vormen. Georges Monard, secretaris-generaal van de Vlaamse onderwijsadministratie die ook de begeleidingscommissie van het onderzoek voorzat: ‘Het rapport moet niet tot minder ongelijke behandeling leiden, maar de criteria moeten wel juist zijn.’ En die worden uiteindelijk politiek bepaald, zodat ‘een budget voor elke leerling’ ook altijd betwistbaar zal zijn.

De eerste confrontaties over de vuistdikke studie waren beschaafd, maar voorspelden niet veel goeds. Ook niet voor het debat over ‘een hertekening van het onderwijslandschap’ (zie kader). In de vorige regeerperiode werd een staakt-het-vuren afgekondigd. Na het werk van Deloitte & Touche is er niet veel nodig om de loopgravenoorlog over de vele miljarden voor het onderwijs te hernemen.

Patrick Martens

‘Het rapport moet niet tot minder ongelijke behandeling leiden, maar de criteria moeten wel juist zijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content