Te veel lezen is niet goed voor een mens. De jury van De Gouden Uil, de dikste Vlaamse literaire prijs, is er weer helemaal van in het ongerede geraakt, zo laat ze weten bij de bekendmaking van haar nominaties voor dit jaar. Want de jury moest àlles lezen wat in 1998 is gepubliceerd, en daar mag ze dan graag over mopperen: dat er te veel is en dat het niet goed genoeg is en dat ze zich door al die treurnis heen heeft moeten werken.

Het betreft hier de fictiejury. Het gezelschap dat zich over de non-fictie buigt, klaagt nooit. Dat telt alleen maar. Het telt meer bepaald hoeveel vrouwen en/of Vlamingen zijn genomineerd. Wat ze evenwel nooit uitrekent, dat is hoe groot haar eigen hang naar het (auto)biografische genre is. Maar ja, die draait toch doorgaans rond de honderd procent.

Door al dat tellen is deze jury ook heel slecht in het verantwoorden van haar keuzen. Haar drie nominaties noemt ze kortweg “de allermooiste”. Hoewel, zelfs daar is ze niet echt zeker van, want eigenlijk schrijft ze: ” misschien wel de allermooiste”. Misschien is de uiteindelijke winnaar wel een van die misschiens.

De fictiejuryleden hebben deze keer 253 letterkundige werken van allerlei aard moeten lezen – met nadruk op moeten, want juryleden van een literaire prijs zijn inderdaad dwanglezers. En dwang, dat is niet goed voor een Schöngeist.

Meer dan 250, het is een record. En, zegt de jury, ze is “(alweer) niet opgetogen” over de kwaliteit. Haar conclusie is lichtelijk verbijsterend: “dat er veel middelmatige boeken worden gepubliceerd”. Zonder één boek te lezen, had een beetje kennis van de statistiek al volstaan om dat van tevoren te beseffen. In de wiskunde wordt dat aangetoond door de curve van Gauss: hoe hoger de productie, des te meer middelmaat. Er wordt overigens al lang gezeurd dat er te veel boeken op de markt komen (dat gezeur komt dan van uitgevers die vinden dat hun concurrenten zich aan overproductie bezondigen, maar zijzelf niet, nee).

Dichters klagen wel eens dat ze bij de Gouden Uil te weinig kansen krijgen. Dat er nu op de longlist meerdere dichtbundels voorkwamen en bij de drie nominaties ook dichteres Esther Jansma een plaats heeft gekregen, moet de poëzie leren welk haar statuut is: dat ze alleen mag meedoen wanneer het proza echt weer niks is.

Wat volgt is zo mogelijk nog meer verbijsterend: dat in die overdaad aan middelmaat “de uitzonderingen” de jury “nog nauwelijks” opvallen. Dat betekent dus dat de prijs zal gaan naar iets halfweg net-niet-goed-genoeg en kon-toch-wel-beter. Alvast gefeliciteerd, beste winnaar.

De sleur heeft ook al toegeslagen bij de jury die een Gouden Uil moet toekennen aan het kinder- en jeugdboek. Er vallen woorden als “middelmaat” en “overbodigheid”, om te zeggen dat 1998 in het genre “een wat mak jaar (was) dat geen verbluffende meesterwerken voortbracht”. Spreidt de jury ten aanzien van haar nominaties niettemin toch enig enthousiasme tentoon, “verbluffende meesterwerken” zijn het dus alvast niet. Een tikkeltje te véél verwacht, amigo?

Wie ook op 27 maart tot laureaat wordt uitgeroepen, ze hebben nu al toegevoegd gekregen dat ze hun geld eigenlijk niet waard zijn.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content