In Frankrijk duren verkiezingscampagnes liefst zo kort mogelijk. Maar veel tijd blijkt niet nodig te zijn om schandaal op schandaal te stapelen.

Er zijn veel gegadigden voor ’s lands hoogste ambt. Vanzelfsprekend heeft iedere serieuze partij zijn lijsttrekker. Daarnaast zijn er de kandidaten van de kleine partijtjes, de splinterbewegingen, de extremisten. En daarnaast zijn er nog een paar politieke figuren, vaak gesjeesden uit de grotere partijen, die de tijd rijp achten om hun allerindividueelste ambitie waar te maken, maar van bij het begin volledig kansloos zijn. In feite worden de presidentsverkiezingen natuurlijk een duel tussen Jacques Chirac, de zittende rechtse president, en Lionel Jospin, de zittende socialistische premier.

Geen van beide favorieten is al officieel aan zijn campagne begonnen. Die dient volgens Frans politiek bijgeloof zo kort mogelijk te zijn. Een premier moet zich zo lang mogelijk met zijn regeringswerk bezighouden. En de president wil vermijden om al versleten te zijn wanneer zijn rivaal het strijdperk betreedt. Maar de opiniepeilingen voorspellen ongemeen spannende maanden. Tot in de zomer van vorig jaar stond Jospin onafgebroken op één, maar de afgelopen zes maanden is hij vaak door Chirac geklopt. Die is er evenwel niet in geslaagd om een echt betekenisvolle voorsprong te verwerven. Alles is dus nog mogelijk.

Wie van beide kandidaten de komende maanden voordeel zal kunnen halen uit de huidige economische en politieke conjunctuur in Frankrijk, is verre van duidelijk. Dat Jospin niet langer de populariteitspoll aanvoert, heeft alles te maken met de ommeslag die die conjunctuur het voorbije halfjaar heeft gekend. De economische groei zakt in en de werkloosheid keert terug. De regering-Jospin krijgt, na enige vruchtbare jaren, ook op het politieke vlak behoorlijk wat klappen. De gezondheidszorgsector mort. Politieagent en gendarme klagen. De justitiehervorming komt niet van de grond. En de Franse Grondwettelijke Raad heeft de voorbije maand niet minder dan drie wetsontwerpen van de regering afgewezen. Een van die drie ontwerpen, over een beperkte autonomie voor Corsica, was op persoonlijk initiatief van premier Jospin tot stand gekomen. Aan de linkerzijde wijzen ze er graag op dat zeven van de negen magistraten in de Grondwettelijke Raad uit rechtse partijen komen…

OP HET MATJE

Nee, dan heeft Jacques Chirac het gemakkelijker. De voormalige burgemeester van Parijs heeft zich sinds zijn aankomst in het Elysée altijd bijzonder presidentieel opgesteld: voor het dagelijkse reilen en zeilen in de Franse politiek kan hij niet verantwoordelijk geacht worden. Maar hij laat het niet na de premier op het matje te roepen wanneer die volgens hem in de fout is gegaan. Voor de rest houdt Chirac er zich mee bezig de Franse natie in binnen- en buitenland te vertegenwoordigen. Maar één verkiezingsthema, dat nog voor de campagnes open verklaard zijn de debatten beheerst, speelt allerminst in de kaart van de president: de affaires.

Het ontslag van voormalig onderzoeksrechter Eric Halphen heeft vorige week in Parijs voor grote opschudding gezorgd. Halphen leidde gedurende zeven jaar het onderzoek naar het HLM-schandaal: bouwpromotoren moesten koffers contant geld naar het stadhuis sturen om in aanmerking te komen voor contracten in de sociale-woningbouw in Parijs.

Het schandaal barstte los voor de vorige presidentsverkiezingen, in 1995. Maar Halphen besloot toen om zich niet in de campagne te mengen en Chirac niet nog gauw als getuige op te roepen. Chirac werd president, en meteen ook onschendbaar. Zelfs met een rechtstreekse beschuldiging op video van de betrokken bouwpromotor Jean-Claude Méry aan het adres van Chirac kon Halphen weinig beginnen. Het Hof van Cassatie oordeelde afgelopen herfst dat de president zelfs niet als bijzondere getuige in een strafzaak kan worden opgeroepen.

Zeven jaar lang werd Halphen onder druk gezet en getergd, en werd zijn onderzoek gedwarsboomd. Men liet hem schaduwen in een poging om hem in opspraak te brengen. Men bood zijn stiefvader geld aan om hem te compromitteren. Men zette zijn opsporingspolitie ertoe aan om dienst te weigeren tijdens een huiszoeking bij burgemeester Jean Tibéri. Tot Halphen eind vorig jaar ten slotte helemaal van de zaak werd gehaald wegens procedurefouten en naar de correctionele rechtbank werd overgeplaatst, waar hij vooral over autodiefstallen moest vonnissen.

Le petit juge gaf er vorige week de brui aan. ‘Toen ik magistraat werd, had ik een ideaal: voor het gerecht is iedereen gelijk’, zei Halphen in een afscheidsinterview. ‘De vele affaires hebben mij erop gewezen dat dit gerecht niet meer bestaat. Mensen die grote sommen geld verduisteren, ontsnappen volledig aan een veroordeling of krijgen onbetekenende straffen. Ondertussen krijgt de handtassendief in de metro nog altijd zes maanden effectief. Justitie werkt met twee snelheden.’

PARALLELLE GESPREKKEN

De HLM-affaire is lang niet de enige zaak waarin de naam van de president wordt genoemd. Er zijn nog de onderzoeken naar de fictieve banen bij het Parijse gemeentebestuur, naar verkiezingsfraude, en naar de privéreisjes die Chirac en zijn entourage met overheidsgeld betaalden (zie kader). Maar al die dossiers zijn geblokkeerd zolang Chirac onschendbaar is. Net voor het ontslag van Halphen kwam nog een nieuw dossier aan de oppervlakte. Daarin wordt de staatsleider niet persoonlijk door justitie geviseerd, maar het kan zijn reputatie op het vlak van duistere machtsmachinaties en misbruik van overheidsgoederen alleen versterken.

Het Franse gerecht voert momenteel een onderzoek naar de afhandeling van de Libanese gijzelaarskwestie aan het einde van de jaren tachtig. De laatste Franse gijzelaars kwamen vrij op 4 mei 1988: drie dagen voor de tweede ronde van de presidentsverkiezingen, waarin toenmalig premier Chirac de zittende president François Mitterrand uitdaagde. Een geweldige politieke stunt, die het verkiezingsresultaat uiteindelijk weinig beïnvloedde (Mitterrand won). Chirac en zijn toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Charles Pasqua – een van die desperado’s die meent zich ook nu weer in de verkiezingsstrijd te moeten werpen – heben altijd beweerd dat de onderhandelingen over de vrijlating netjes van staat tot staat zijn gevoerd en dat vanzelfsprekend geen losgeld werd betaald.

Nu hebben Franse magistraten aanwijzingen dat wel degelijk losgeld werd betaald, wellicht ten bedrage van drie miljoen dollar. En wat nog meer is: een deel van het losgeld zou achterovergedrukt zijn om verdienstelijke handlangers van Pasqua in deze zaak, in de eerste plaats ‘parallel diplomaat’ Jean-Charles Marchiani, te bedanken. Een medewerkster van Pasqua en de echtgenote van Marchiani zouden tot vorig jaar nog geregeld bedragen, die van het losgeld afkomstig waren, ontvangen hebben.

De linkse krant Libération ging nog een stap verder en beschuldigde Chirac en zijn partijgenoten ervan in 1986 de vrijlating van de gijzelaars om politieke doeleinden te hebben gesaboteerd. De krant citeerde voormalig ambassadeur Eric Rouleau, die namens president Mitterrand onderhandelingen voerde met Teheran (de gijzelnemers behoorden tot de pro-Iraanse Hezbollah). Volgens Rouleau had hij op 12 maart 1986 een akkoord over de vrijlating bereikt met de afgevaardigde van de Iraanse president Hashemi Rafsanjani. Voorwaarden waren onder meer de terugbetaling van een oude Franse schuld uit de tijd van de sjah (Eurodif) en gratie voor de Libanese terrorist Anis Naccache. Maar de overeenkomst werd een dag later zonder verdere uitleg weer opgezegd.

Bekend is dat ook de toenmalige rechtse oppositie, in de persoon van Marchiani, ‘parallelle gesprekken’ met Teheran voerde. Beloofde die de Iraniërs een betere deal als rechts aan de macht kwam? Vier dagen later waren er immers parlementsverkiezingen, die inderdaad door Chirac en de zijnen gewonnen werden. De Iraanse president Rafsanjani zou later expliciet verwijzen naar het ‘engagement’ van de rechterzijde, nog voor die het regeringspluche had geraakt, om in ruil voor de vrijlating van de gijzelaars de Frans-Iraanse betrekkingen te ‘normaliseren’.

Dat de laatste Franse gijzelaars uiteindelijk nog tot in mei 1988 vastgehouden werden en dat intussen in Parijs nog enkele zeer zware aanslagen werden gepleegd, zou dan als een Iraanse sanctie voor het niet naleven van dat engagement kunnen worden geïnterpreteerd. President Mitterrand zal zich ook niet erg gehaast hebben om de pre-electorale Iraanse deals van zijn cohabitation-premier Jacques Chirac en diens entourage na te komen.

Hebben de Franse kiezers nu eindelijk hun buik vol van de affaires? Want die zijn de voorbije jaren ontelbaar geweest – en zo goed als alle politieke families kregen ermee te maken, dat moet gezegd. Of vinden de Fransen inderdaad, zoals een fan van meester- affairist Charles Pasqua het onlangs uitdrukte, dat affaires tot de ‘folklore van de Franse politiek’ behoren? Het antwoord op die vragen bepaalt wellicht mee het verkiezingsresultaat van 21 april/5 mei.

Heeft Lionel Jospin tot nu toe een redelijk smetteloos imago kunnen handhaven, voor Jacques Chirac staat er in de aankomende campagne veel meer op het spel dan alleen maar een nieuwe ambtstermijn in het Elysée.

Christine Albers

Tot in de zomer van 2001 stond Jospin op één in de polls, maar de afgelopen zes maanden is hij vaak door Chirac geklopt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content