Begrotingsdiscipline, een langere loopbaanduur en een stroomlijning van de verschillende pensioen-stelsels: zo moeten volgens Kamerlid Sonja Becq (CD&V) de krijtlijnen van een pensioenhervorming eruitzien. Aan hogere bijdragen denkt haar partij niet.

‘Welke pensioenhervorming wil Sonja Becq eigenlijk?’ Die provocerende vraag werd enkele weken geleden in Knack gesteld door Michel Jadot, die voor de regering het opzet van een Nationale Pensioenconferentie coördineert.

Sonja Becq kruist in de Kamer namens CD&V de degens met minister van Pensioenen Michel Daerden (PS). Zijn ‘groenboek’ over ‘Een toekomst voor onze pensioenen’ moet van de regering nog het fiat krijgen om, na verdere discussies, tegen de zomer knopen te kunnen doorhakken. Maar die aanpak verloopt niet meteen in een politiek serene sfeer. Daerden wordt achtervolgd door zijn verleden als bedrijfsrevisor. Vorige week werden hij en zijn zoon in een anoniem dossier opnieuw beschuldigd van belangenvermenging, valsheid in geschrifte, corruptie en bendevorming. Maar zolang PS-voorzitter Elio Di Rupo hem niet laat vallen en het Luikse gerecht geen uitsluitsel brengt, blijft Daerden op post.

‘Voor de publieke opinie is dat niet vanzelfsprekend’, geeft Sonja Becq toe. ‘Maar de commotie rond Daerden heeft ook een positieve kant. Intussen weet iedereen dat er een pensioenconferentie bestaat en wordt er veel over pensioenen gesproken. Bovendien worden zijn initiatieven – ik denk aan het aanvullend pensioen voor contractuele ambtenaren, de pensioenkas voor het gemeentepersoneel en het groenboek – nauwgezet opgevolgd door regering en parlement.’

Anderhalf jaar na de start van de pensioenconferentie onder de vorige minister van Pensioenen Marie Arena (PS) is Daerden klaar met een rapport dat, naast veel vragen, vooral bekende gegevens over ons pensioensysteem opsomt. De olifant baart een muis?

SONJA BECQ: Het is een basisdocument waarmee de regering, het parlement, de sociale partners en andere groepen in de samenleving aan de slag kunnen. Zo kan een draagvlak gecreëerd worden om beslissingen te nemen met effecten op korte en lange termijn.

Wat onthoudt u vooral van het ‘groen-boek’?

BECQ: De grootste verdienste is dat opnieuw heel duidelijk wordt gezegd dat mensen langer zullen moeten werken. Als parlementslid spreek ik op veel plaatsen over de pensioenen en ik merk dat het bewustzijn groeit dat dit ook echt nodig is. Vroeger waren mensen op hun 18e aan het werk en gingen ze op 65 jaar met pensioen. Nu studeren jongeren veel langer en komen ze later op de arbeidsmarkt, maar mensen stoppen wel voor hun 60e met werken en ze leven daarna nog vele jaren in goede gezondheid. Het besef dat er op die manier iets niet klopt, neemt toe.

Dat besef was toch ook al aanwezig in de discussies over het Generatiepact in 2005?

BECQ: Met het Generatiepact is de aanzet gegeven, maar die heeft te weinig opgeleverd. De urgentie dat langer moet worden gewerkt, is sindsdien alleen maar groter geworden. Mijn aanvoelen is dat men daar meer van doordrongen is dan toen.

In zijn ‘Oostendelezing’ voor het Centrum voor Sociaal Beleid (Universiteit Antwerpen) stelt Frank Vandenbroucke (SP.A) dat in de afgelopen 15 jaar een budgettaire strategie is gevolgd om de kosten van de vergrijzing op te vangen, maar die aanpak is mislukt. Er zijn geen begrotingsoverschotten opzijgelegd.

BECQ: België is op dat vlak geen unicum in Europa, maar het gedraagt zich evenmin als de slechtste leerling. Er wordt algemeen erkend dat de huidige regering goed gereageerd heeft op de financiële en economische crisis. Bovendien heeft ze in die bijzonder moeilijke context een sociale agenda behouden, met een verhoging van de sociale minima en een koppeling van de pensioenen en andere uitkeringen aan de evolutie van de welvaart.

Los daarvan valt niet te ontkennen dat de budgettaire strategie gefaald heeft. De cijfers liegen er niet om. Als Paars de nodige budgettaire discipline aan de dag had gelegd, in condities die veel gunstiger waren, zouden de problemen nu veel minder groot zijn. Maar de klok kan niet worden teruggedraaid. We moeten vooruit. Het Planbureau reikt daarvoor drie mogelijkheden aan. Op de eerste plaats is dat budgettaire orthodoxie. Ten tweede wordt gepleit voor langer werken. Volgens het Planbureau is dat de doeltreffendste maatregel voor de pensioenen. Hij is ook beter dan de derde optie om te sleutelen aan het pensioensysteem zelf.

Het Planbureau denkt dat hogere minimumpensioenen en een gewaarborgd inkomen voor bejaarden in de komende jaren meer ouderen uit de armoede zullen houden. Maar zal dat ook zo zijn? En zullen mensen uit de midden- en hogere inkomensgroepen nog tevreden zijn met een pensioen dat steeds minder lijkt op hun loon of inkomen toen ze aan het werk waren?

BECQ: In Europees verband zijn onze minimumpensioenen niet meteen om over naar huis te schrijven. Toch moet het armoederisico van ouderen genuanceerd worden. Voor mensen die met een pen-sioen van 1000 euro of minder ook huur moeten betalen, is dat risico zeer reëel. Maar veel anderen hebben een eigen woning. Dat is een stevige buffer tegen armoede.

Voor de toekomst van de pensioenen is een geheel van maatregelen nodig. Langer werken is er daar een van. Daarnaast blijft de eerste pijler van het wettelijk pensioen essentieel. Om de legitimiteit van het systeem te vrijwaren, moeten de minima verder verhoogd worden en moet de zogenaamde vervangings- ratio – de verhouding tussen het pensioen en het loon of inkomen dat iemand tijdens zijn of haar loopbaan verdiende – verbeterd worden.

Hoe kan dat laatste gerealiseerd worden?

BECQ: In de huidige regeling dragen mensen bij volgens hun loon of inkomen. Daarop staat geen limiet. Maar voor hun pensioen is er wel een loonplafond en dus een maximum. Er zijn diverse andere manieren om de band tussen werk en pensioen te versterken. Het loonplafond voor de toekenning van een pensioen kan bijvoorbeeld verhoogd worden. Andere mogelijkheid is dat voor dit pensioen-plafond wordt gekeken naar het gemiddeld inkomen over de hele loopbaan, zoals het ACV voorstelt. En nog een alternatief is dat boven een bepaald loon of inkomen geen pensioenbijdrage meer betaald wordt. Het ene idee is al beter dan het andere. Belangrijk is het principe dat mensen, die werken en bijdragen betalen, ook mogen verwachten dat ze een fatsoenlijk pen-sioen krijgen.

Het ABVV wil de vervangingsratio voor het pensioen van werknemers optrekken van 60 tot 75 procent netto van het laatste loon.

BECQ: Ik wil me nu niet vastpinnen op een percentage. Ook de tweede pijler van het aanvullend pensioen kan bijdragen tot een betere verhouding tussen het pensioen en het vroeger verdiende loon. Essentieel is dat het wettelijk pensioen meer is dan een basisuitkering, zoals in Nederland. Daarom moet het versterkt en verankerd worden, onder meer door het verder welvaartsvast te maken.

U pleit voor een hechtere band tussen werk en pensioen. Maar volgens de Vlaamse werkgeversorganisatie Voka steunt een derde van het wettelijk pensioen op niet-gewerkte periodes zoals ziekte, werkloosheid, ouderschapsverlof, tijdskrediet en brugpensioen.

BECQ: We mogen van die zogenaamde gelijkgestelde periodes voor het pensioen geen fetisj maken en we mogen ze zeker niet allemaal overboord gooien. Maar CD&V wil deze moeilijke discussie niet uit de weg gaan. Het gaat om maatschappelijke keuzes. Wat is nuttig en nodig voor onze samenleving? Wat is de finaliteit van een gedwongen of zelf gekozen onderbreking van de loopbaan? En welke periodes tellen we dan mee voor het pensioen?

Verlof om te zorgen voor een ziek gezinslid bijvoorbeeld is sociaal relevant. Anders zullen we in de gezondheidszorg alleen maar meer geld uitgeven. Met brugpensioen moeten we dan weer zuinig omgaan. Dan hoeft het geen probleem te zijn dat die regeling wel meetelt voor het echte pensioen van een oudere werknemer die zijn baan verliest bij een collectief ontslag. Of neem het tijdskrediet: de ene gebruikt het om een grote reis te maken, de andere om bij te scholen. In het eerste geval ligt het voor de hand dat die periode geen pensioenrechten oplevert, in het tweede geval is dat veel meer te verantwoorden.

U vindt dat mensen zich meer bewust moeten zijn van de keuzes die ze in hun loopbaan maken. U wilt hen helpen met een ‘carrièreplanningssysteem’ (CPS).

BECQ: In een mensenleven zijn vele keuzes aan de orde: trouwen, scheiden, de arbeidstijd verminderen of onderbreken voor de kinderen, overstappen van de privésector naar werk bij de overheid of omgekeerd, beginnen of stoppen als zelfstandige, et cetera. Al die keuzes hebben gevolgen voor het pensioen. Maar vraag aan duizend mensen van 50 jaar en ouder of ze weten hoeveel hun pensioen zal bedragen, en slechts een klein aantal zal het antwoord kennen. Jongere mensen denken daar nog veel minder over na.

De overheid biedt pensioeninformatie, maar die is fragmentarisch. In een CPS moeten alle gegevens over de loopbaan van iemand met de repercussies op het pensioen worden opgeslagen. Ook informatie over de opbouw van een aanvullend pensioen hoort daar bij. De expertise van de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid leert dat dit kan. Daardoor wordt het mogelijk om voor iedereen goede prognoses te maken, zodat mensen weten hoe het met hun pensioen gesteld zal zijn en hoe ze hun pensioenrechten eventueel nog kunnen verbeteren.

Minister Daerden wil het onderscheid tussen de pensioenstelsels voor werknemers, zelfstandigen en ambtenaren ongemoeid laten. De vaststelling dat er ‘historische verschillen’ bestaan, volstaat blijkbaar. Geldt dat ook voor CD&V?

BECQ: Wie nu op enkele jaren voor de pensionering staat, moet de zekerheid hebben dat hij of zij het pensioen krijgt waarvoor als werknemer, ambtenaar of zelfstandige is gewerkt. Maar als in de toekomst wijzigingen aan de stelsels worden aangebracht, moeten ze dichter bij elkaar worden gebracht.

Meer dan een kwart van de gepensioneerden heeft intussen al een gemengde loopbaan achter de rug en dus ook een gemengd pensioen.

BECQ: Daarom is het goed dat de zogenaamde unieke pensioenaanvraag binnenkort een feit is. Ik heb daar in het parlement lang op aangedrongen en Daerden heeft dit recent in een besluit geregeld. Wie bijvoorbeeld gewerkt heeft als werknemer maar ook als ambtenaar en zelfstandige, moest nu een aanvraag in- dienen bij drie pensioenadministraties. Voortaan volstaat een aanvraag bij één pensioendienst en die moet dan alle nodige gegevens verzamelen om het pensioen te berekenen en toe te kennen.

Wordt er misschien niet geraakt aan de drie stelsels omdat er een consensus is om de ambtenarenpensioenen niet ter discussie te stellen?

BECQ: Voor een pensioenhervorming vertrekken we niet van een wit blad. Als we dit debat zonder realiteitszin voeren, lokken we nutteloze sociale spanningen en conflicten uit. Daarom kunnen we er beter over waken dat de verschillen tussen de drie stelsels niet groter worden en dat wijzigingen leiden tot vereenvoudiging en meer afstemming.

Inzake de ambtenarenpensioenen bestaan er niet alleen uiteenlopende regelingen. Door het groeiend aantal contractuele personeelsleden is er bij de overheid ook veel veranderd. Die mensen krijgen een gewoon werknemerspensioen. Daarom is nu snel een wettelijk kader nodig, zodat ze een aanvullend pensioen kunnen opbouwen. Door de tewerkstellingssituatie in de publieke sector – ongeveer de helft van het personeel heeft een werknemerscontract en is niet vast in dienst – neemt tegelijk de druk toe om een toenadering tussen de pensioenregelingen voor vastbenoemde en contractuele ambtenaren te bewerkstelligen.

Politieke overeenstemming is er ook om de wettelijke pensioenleeftijd van 65 jaar niet te verhogen. Wel zou de feitelijke pensioenleeftijd moeten toenemen, maar volgens de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid is die sinds 2000 al tot boven de 61 jaar gestegen. Alleen werken de mensen daarom niet langer. Voor hun pensionering worden ze ziek of werkloos, of ze zijn met brugpensioen. Slechts een derde van de 55-plussers is nog aan het werk.

BECQ: Als maatregelen worden genomen om mensen langer aan het werk te houden, zoals deeltijds tijdskrediet of een pensioenbonus, moeten we erop toezien dat die effectief iets opleveren. We kunnen allicht op dat vlak nog verder gaan met doelgerichte activering en financiële stimulansen voor werkgevers en werknemers. Maar ook aan het arbeidsklimaat kunnen ze samen iets doen. In Nederland voeren bedrijven met succes een leeftijdsgebonden loopbaanbeleid om ouder personeel in dienst te houden.

Als we tegen 2030 drie jaar langer werken, is de financiering van de pensioenen volgens Daerden geen probleem meer. Stelt hij de zaken niet al te simpel voor?

BECQ: Elk jaar dat langer wordt gewerkt, levert dubbele winst op: het is goed voor meer bijdragen en de pensioenuitgaven worden uitgesteld. In het algemeen heeft Daerden dus een punt, maar allicht zal meer nodig zijn. Als het juist is dat mensen nu op 61 jaar met pensioen gaan, resten er nog steeds vier jaar tot de wettelijke pensioenleeftijd. Bovendien wordt voor de pen-sioenberekening gekeken naar de loopbaanduur en steunt een volwaardig pensioen op 45 gewerkte jaren. Wie met minder een pensioen aanvraagt, moet weten dat hij of zij ook een kleiner pensioen krijgt.

Een pensioenhervorming mag ‘geen besparingsoperatie’ zijn. Wat bedoelt u daarmee?

BECQ: Dat beknibbelen op de pensioenbedragen geen optie is. Anderzijds willen we gepensioneerden ook niet voorspiegelen dat ze straks 1000 euro per maand meer krijgen. Ze hebben wel recht op een goed pensioen in verhouding tot de jaren die ze gewerkt hebben. En de financiering is gewaarborgd als de werkgelegenheid toeneemt, als meer mensen een baan hebben én als langer wordt gewerkt.

Professor Jos Berghman (K.U.Leuven) heeft berekend dat het 1,7 miljard euro kost om alle gepensioneerden uit de armoede te halen. Het prijskaartje van het al genoemde ABVV-voorstel is 2,4 miljard. Vergen die kosten ook geen hogere bijdragen?

BECQ: Voor CD&V hebben drie punten voorrang in het pensioendebat: een sanering van de overheidsfinanciën door overbodige uitgaven te schrappen en de inning van de belastingen te verbeteren; een verlenging van de loopbaanduur; een stroomlijning van de drie pensioenstelsels. Hogere bijdragen staan niet op deze lijst.

Ook CD&V is voor een veralgemening van het aanvullende pensioen.

BECQ: Mijn partij is voor een democratisering van die tweede pijler, maar niet voor een nationalisering. In het pensioenplan van de SP.A wordt voorgesteld om de aanvullende pensioenrechten van nieuwe werknemers in het wettelijk pensioensysteem onder te brengen. Wij zijn daar tegen. We willen niet dat een aanvullend pensioen, dat is opgebouwd via kapitalisatie, wordt uitgekeerd via het repartitiesysteem van de eerste pijler. De eerste en tweede pijler moeten gescheiden blijven, maar samen een degelijk pensioen waarborgen.

Een veralgemening van het aanvullend pensioen dringt zich op omdat nog maar voor goed de helft van de werknemers ter zake afspraken zijn gemaakt en bijdragen in pensioenfondsen van sectoren en bedrijven worden gestort. Uit onderzoek van Berghman is bovendien gebleken dat vrouwen achterblijven en dat vooral mensen met een hoger wettelijk pensioen ook een hogere aanvullende uitkering ontvangen.

Hoe kan dat mattheuseffect bij de aanvullende pensioenen worden opgeheven?

BECQ: Belangrijk is alvast dat de so- ciale partners meer dan vroeger achter een veralgemening van de tweede pensioenpijler staan. Dat punt kan op de agenda worden gezet van hun overleg over een nieuw centraal loonakkoord voor de komende twee jaar. Bij een vorig akkoord waren ze in staat om bij de bestemming van de loonmarge concrete afspraken te maken over een netto loonsverhoging met ecocheques. Waarom zou dat dit keer niet kunnen voor het aanvullend pensioen?

‘CD&V wil een grote pensioenhervorming en geen kleine ingrepen.’ Dat zei u in De Standaard. Het heeft er alle schijn van dat het bij het tweede zal blijven.

BECQ: Kleine ingrepen kunnen ook grote gevolgen hebben. Neem de recente beslissing van de regering om het brugpensioen voor werkgevers duurder te maken. Of de redenering van Daerden om de werkelijke loopbaanduur van de mensen vanaf nu elk jaar met een maand te verlengen. Als deze maatregelen allemaal worden opgeteld, hebben we op termijn een grote pensioenhervorming. Van belang is dat de nodige beslissingen daartoe nog tijdens deze regeerperiode worden genomen.

DOOR PATRICK MARTENS

‘Als we dit debat zonder realiteitszin voeren, lokken we nutteloze sociale spanningen en conflicten uit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content