‘Laat ze in hun eigen olie gaarkoken’

GAMAL ABDEL NASSER De Egyptische president was een breedgeschouderde, mooie man en een gereputeerd spreker, die een massa passioneel in de ban kon houden. © Gettyimages

Toen Egypte in 1956 het Suezkanaal nationaliseerde, vonden het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk dat voldoende reden voor een oorlog. Het werd een kantelmoment in de geschiedenis: voor het eerst verschenen blauwhelmen op het toneel, voor het laatst nam de VS ¬ dé nieuwe supermacht ¬ het op tegen Israël, en de basis voor de Europese eenmaking werd gelegd. Een reconstructie.

Op 26 juli 1956 verdrongen duizenden Egyptenaren zich in het centrum van Alexandrië voor een toespraak van Gamal Abdel Nasser. De Egyptische president, toen 38 jaar, was een breedgeschouderde, mooie man en een gereputeerd spreker, die een massa passioneel in de ban kon houden. Die keer verbaasde hij zelfs zijn meest enthousiaste aanhangers met de kracht van zijn betoog tegen het Britse kolonialisme. Londen bestuurde Egypte op de een of andere manier tussen 1882 en 1922, toen het protectoraat in naam onafhankelijk werd. Maar ook daarna woog de Britse invloed in Caïro zwaar. Britse troepen hielden de decadente en corrupte koning Faroek de hand boven het hoofd, tot die door Nasser en zijn Vrije Officieren in 1952 de laan uit werd gestuurd.

Nasser groef die dag in Alexandrië ook dieper in de Egyptische geschiedenis. Hij sprak over de aanleg van het Suezkanaal een eeuw eerder, onder de leiding van de Fransman Ferdinand de Lesseps. Hij vermeldde De Lesseps zelfs dertien keer. Dat was, zo bleek achteraf, geen toeval: de naam was het codewoord waarop het Egyptische leger wachtte om het Kanaal in bezit te nemen en de nationalisering in te zetten. Tegelijk begon een nieuwe tijd in de Europese politiek, die van het Midden-Oosten en de Verenigde Staten van Amerika.

De Suezcrisis die daarop volgde, betekende het einde van de imperiale invloed van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk in de wereld. Tot dan gingen veel Europese politici ervan uit dat ze konden doen wat ze wilden, en dat een beslissing zoals de nationalisering van het Suezkanaal voldoende reden was om een oorlog te beginnen. De crisis kostte de Britse premier Anthony Eden zijn job en versnelde in Frankrijk de komst van de Vijfde Republiek en de terugkeer op de politieke scene van Charles de Gaulle. Ze maakte duidelijk dat de Amerikanen het echt voor het zeggen hadden in het Westen en zette de Europeanen aan om werk te maken van wat nu de Europese Unie is. Ze gaf het pan-Arabische nationalisme een boost en betrok de hele Arabische wereld bij het Israëlisch-Palestijnse conflict. En ze zorgde ook voor voldoende afleiding, die de Sovjet-Unie toeliet om de Hongaarse opstand op hetzelfde moment met geweld neer te slaan.

Donderslag

De Britten hadden zich begin jaren vijftig met hun racistische en arrogante optreden in Egypte zo gehaat gemaakt, dat zelfs een oude imperialist zoals Winston Churchill had begrepen dat die houding het opkomende nationalisme in de kaart speelde. De Britse troepen trokken zich eerst terug naar de Kanaalzone zelf, om het land midden 1956 helemaal te verlaten. De relaties tussen Egypte, het Verenigd Koninkrijk en bij uitbreiding de hele Angelsaksische wereld werden daarom niet meteen beter. Nasser was met name bijzonder boos op de Amerikanen, omdat die de financiële steun bij de bouw van een stuwdam op de Nijl in Aswan terugtrokken. Minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles vreesde dat de inspanning om de beloofde leningen terug te betalen te zwaar zou wegen op de begroting van het pas helemaal onafhankelijke Egypte. De Britten dachten er van de weeromstuit net zo over en ze trokken hun leningen ook terug. Dulles besefte wel degelijk dat de Sovjet-Unie de kans niet zou missen om de bouw van de dam over te nemen, maar dat leek hij op dat moment niet zo erg te vinden. De Amerikanen noch de Britten hielden er rekening mee dat Nasser het Suezkanaal zou nationaliseren, bij wijze van compensatie voor de leningen die hij misliep.

Het nieuws van de nationalisering trof Londen als een donderslag bij heldere hemel. De Britten vergeleken Nasser prompt met Adolf Hitler en Benito Mussolini. Ze waren ook bang voor de manier waarop andere postkoloniale leiders op het forse Egyptische optreden zouden reageren. Anthony Eden, die Churchill een jaar tevoren als premier was opgevolgd, noemde het Suezkanaal niet minder dan ‘de levenslijn van het Britse Rijk’ – en dat vanzelfsprekend vooral voor de aanvoer van olie uit de Arabische Golf. De Fransen reageerden net zo fel op het nieuws, maar om heel andere redenen. De maatschappij die het Kanaal uitbaatte, had haar hoofdzetel in Parijs en Frankrijk had ook een aandeel in haar kapitaal. Bovendien was het land al betrokken in een vieze koloniale oorlog in Algerije. Er waren in de zomer van 1956 al 400.000 Franse soldaten in Algerije, en de regering van premier Guy Mollet was vastbesloten om de Arabische opstand in dat land neer te slaan. Omdat de Algerijnse nationalisten door Nasser werden gesteund, waren de Fransen er net zo fel op gebrand als de Britten om de Egyptenaar een toontje lager te laten zingen. En zo begonnen Londen en Parijs aan plannen te denken voor een militaire invasie om de Kanaalzone opnieuw te bezetten.

Hulp van Israël

De Amerikanen keken ondertussen met veel argwaan naar het oorlogspalaver van hun twee belangrijke Europese bondgenoten. President Dwight ‘Ike’ Eisenhower bevond zich ook in volle verkiezingscampagne. Hij wilde begin november herkozen worden met een campagne voor ‘vrede en vooruitgang’. De kiezers zouden het hem niet in dank afnemen als hij het land in een buitenlands wespennest betrok zonder een direct Amerikaans belang. De anti-imperialist Eisenhower was bovendien bang dat een ondoordachte Frans-Britse militaire actie in Egypte veel nieuwe Aziatische, Arabische en Afrikaanse landen in het communistische kamp zou drijven. Om de hele operatie op de lange baan te schuiven, probeerde hij de Europeanen in een vruchteloze ronde van gesprekken en conferenties te betrekken. De Britten en de Fransen deden daaraan mee omdat ze moeilijk anders konden. Maar zeker Anthony Eden wilde niet alleen het Kanaal weer in handen krijgen: hij wilde Nasser weg.

De Israëliërs boden de Fransen en de Britten een uitweg. Op 30 september stelden ze eerst aan de Fransen in het geheim een gefabriceerde casus belli voor. Israël zou Egypte binnenvallen en naar het Kanaal oprukken. De Fransen en de Britten konden dan tussenbeide komen, zogezegd om de vrede te herstellen en de vechtende partijen te scheiden. Ze konden de Kanaalzone zo in naam van de vrije doorvaart opnieuw bezetten. Israël van zijn kant wilde Egypte straffen voor de aanvallen die geregeld vanuit de Gazastrook werden uitgevoerd op het zuiden van het land. Tegelijk kwam het Israël goed uit om twee belangrijke Europese landen in het conflict met de Palestijnen en de Arabische wereld aan zijn kant te krijgen. Ook Eden was enthousiast, en op een geheime bijeenkomst in Sèvres in de buurt van Parijs werd het plan in detail uitgewerkt.

De Britten hielden zowel tegen de Amerikanen als tegen hun eigen parlement de tanden op elkaar. Eden en zijn buitenlandminister Selwyn Lloyd hielden in het Lagerhuis vol dat er geen voorafgaande afspraak met Israël was gemaakt. Op 29 oktober sprongen Israëlische para’s boven de Sinaï onder de leiding van de latere politicus en premier Ariël Sharon. De Britten en de Fransen deden alsof ze verrast werden en stelden Israël en Egypte een ultimatum om de gevechten te stoppen.

Op het moment dat hij van de Israëlische invasie hoorde, was Nasser op een verjaardagsfeest voor zijn zoontje. Hij belde enkele uren later met zijn vriend, de journalist Mohammed Heikal, en zei dat er iets vreemds aan de hand was: ‘Het lijkt alsof ze alleen een zandstorm willen opwekken in de woestijn.’ Hij dacht eerst aan een Israëlisch afleidingsmanoeuvre voor een aanval op Jordanië of Gaza. Het Frans-Britse ultimatum verbijsterde hem compleet. Hij kon niet geloven dat de Britten hun reputatie en belangen in de regio op het spel zouden zetten door Israël te steunen bij een aanval op een Arabisch land. Hij liet massaal wapens uitdelen en riep het volk in een reeks opzwepende radiotoespraken op om zich tegen de vijanden te verzetten. ‘We zullen vechten van dorp tot dorp en van stad tot stad.’

Egypte verwierp dus het Frans-Britse ultimatum, waarop de Egyptische luchtmacht op de grond werd uitgeschakeld en van 31 oktober af het land vanaf vliegdekschepen in de Middellandse Zee werd gebombardeerd. Hoewel dan al duidelijk was dat de politieke schade van de hele operatie groot was, ging een Brits-Frans expeditieleger toch aan land met de bedoeling om het Kanaal te heroveren en Nasser omver te werpen. In Washington was Eisenhower compleet in het ongewisse gelaten. Hij voelde zich door zijn zogenaamde bondgenoten verraden en was vastberaden om de operatie te kelderen. De Britse minister van Financiën Harold Macmillan dacht nog dat het wel goed zou komen. ‘Ik ken Ike’, zei Macmillan. ‘Die houdt zich wel koest.’ Dat bleek een grove misrekening.

Gangsters

Toen hij het nieuws van de Israëlische aanval hoorde, bevond Eisenhower zich aan boord van de Columbine, een militair toestel dat dienst deed als presidentieel vliegtuig. Hij was op weg naar een verkiezingsbijeenkomst in Virginia, maar maakte meteen rechtsomkeert voor overleg in Washington met zijn buitenlandminister Dulles. ‘Foster,’ zei hij, ‘vertel ze verdomme dat we sancties treffen. Dat we naar de Verenigde Naties gaan en er alles zullen aan doen om hier een eind aan te maken. En als het om olie gaat: dat diegenen die deze operatie zijn begonnen dan in hun eigen olie gaarkoken.’

Eisenhower bewandelde twee wegen om zijn doel te bereiken. Op 2 november lag er bij de Verenigde Naties al een resolutie klaar die om een staakt-het-vuren vroeg. In de Veiligheidsraad gebruikten Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hun vetorecht, waarop de tekst werd doorverwezen naar de Algemene Vergadering van de VN, die voor de eerste keer in spoedzitting bijeenkwam. Daar werden Israël en Egypte opgeroepen om een onmiddellijke wapenstilstand in acht te nemen, en alle andere lidstaten om van het gebruik van geweld af te zien. De Sovjet-Unie stemde bij hoge uitzondering samen met Amerika; Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk stonden zo goed als alleen. Tegelijk werd een Canadees voorstel goedgekeurd om vredestroepen naar Egypte te sturen – de eerste blauwhelmen – om het staakt-het-vuren te handhaven. De Canadese minister van Buitenlandse Zaken Lester Pearson kreeg voor zijn idee later de Nobelprijs voor de Vrede. De Verenigde Naties bleken uiteindelijk ook een van de grote winnaars van de crisis. ‘Als een staat vindt dat hij onrechtvaardig behandeld is en daarom het recht heeft om geweld te gebruiken, kunnen we het handvest van de VN maar beter verscheuren’, vond John Foster Dulles.

Daarnaast richtte Amerika zijn pijlen op de kwetsbare Britse economie. Het verbood het Internationaal Muntfonds om Londen noodleningen toe te kennen zolang het de invasie niet stopzette. De Britse schatkist vreesde dat het land financieel ineen zou storten. Toen Londen vervolgens van diplomaten bij de VN hoorde dat er over oliesancties werd gesproken, was het pleit helemaal beslecht. Op 7 november gaf Anthony Eden toe aan de zware diplomatieke, financiële en economische druk. Doorgaan met de operatie betekende het failliet van de Britse economie. Het expeditieleger strandde halfweg het Kanaal – tot grote woede van de Fransen, die zich bij de Britse beslissing moesten neerleggen omdat hun soldaten onder Brits bevel stonden. Het Verenigd Koninkrijk leed daarna nog meer gezichtsverlies, toen Eisenhower expliciet verhinderde dat Britten zouden deelnemen aan de VN-interventiemacht die werd samengesteld.

Dat Eisenhower zo fors optrad, had ook met de Koude Oorlog te maken. Hij was bijzonder verontrust door een bericht dat de Sovjet-Unie overwoog om tussenbeide te komen. Sovjetpremier Nikolaj Boelganin deed Washington het opmerkelijke voorstel voor een gecoördineerde actie van de twee supermachten. Dat het Rode Leger vaste voet aan de grond zou krijgen in het Midden-Oosten was het laatste wat Eisenhower wilde. ‘Als die kerels iets beginnen,’ zou hij volgens een medewerker hebben gezegd, ‘moeten we ze misschien een pak slaag geven – zo nodig met alles wat we in huis hebben.’ In de Middellandse Zee werd de Amerikaanse Zesde Vloot in staat van paraatheid gebracht en uitgerust met kernwapens.

Voor de Fransen was het duidelijk welke lessen ze uit de hele crisis moesten trekken. Suez liet zien dat ze nooit echt op het perfide Albion konden rekenen. Dat Londen zijn ‘speciale’ band met Washington altijd zou laten voorgaan op zijn Europese belangen. De Amerikanen van hun kant waren in de ogen van de Fransen tegelijk onbetrouwbaar en op een vervelende manier superieur. Parijs begreep dat het elders op zoek moest naar een duurzaam bondgenootschap. Het verhaal wil dat Guy Mollet op 6 november ’s avonds, toen hij van Eden vernam dat de operatie werd afgebroken, op bezoek was bij de Duitse bondskanselier Konrad Adenauer. Die zou hem hebben gezegd dat Frankrijk en Engeland zich nooit met de VS zouden kunnen meten, en Duitsland ook niet. Als ze nog een rol in de wereld wilden spelen, was er – volgens Adenauer – maar één manier: een verenigd Europa. ‘We hebben geen tijd te verliezen. Europa wordt uw wraak.’

Op 25 maart 1957 werden de Verdragen van Rome ondertekend, waarbij de Europese Economische Gemeenschap werd opgericht. De Fransen, en dan vooral Charles de Gaulle, hielden de Britten zolang ze konden buiten de deur. Toen het Verenigd Koninkrijk in 1973 toch bij Europa aansloot, was Frankrijk een kernmacht geworden en was het – in 1966 – uit de geïntegreerde commandostructuur van de NAVO gestapt.

Maar de klap kwam toch vooral in het Verenigd Koninkrijk hard aan. Anthony Eden nam ontslag, zijn reputatie lag aan diggelen. Zijn optreden had ook in eigen land voor verdeeldheid gezorgd. Tot en met de aartsbisschop van Canterbury sprak zich tegen de militaire interventie in Egypte uit en volgens het weekblad The Observer gedroegen Londen en Parijs zich als gangsters. Eden herstelde van de crisis in het huis van Ian Fleming op het eiland Jamaica. Een passende keuze: de verhalen over James Bond, agent 007, boden literaire troost aan een land dat een nieuwe, meer nederige plaats zocht in de wereld.

Suez legde ook een bom onder wat nog overbleef van de Britse imperiale pretenties en bracht de onafhankelijkheid van de kolonies verder in een stroomversnelling. Er was later zelfs sprake van een ‘Suezsyndroom’. Dat bracht Britse leiders, volgens Margaret Thatcher, van het idee dat ze zich nagenoeg alles konden permitteren tot het bijna neurotische geloof dat ze zich niets konden veroorloven. Thatcher rekende vervolgens zelf met het syndroom af door de Falklandeilanden in 1982 met geweld op Argentinië te heroveren. Na Suez traden de Britten wel nooit nog buiten hun grenzen op zonder voorafgaande Amerikaanse zegen en steun.

Speerpunt

Suez bevestigde de Verenigde Staten in hun nieuwe status van globale supermacht, die alleen nog door de Sovjet-Unie werd uitgedaagd. Dwight Eisenhower won zijn verkiezingen en kreeg een tweede ambtstermijn. Hij zei later dat hij de Frans-Britse operatie wel zou hebben geaccepteerd, als ze maar kort en krachtig was verlopen. Nu sleepte de interventie te lang aan en was een diplomatieke crisis onvermijdelijk. Het was het laatste conflict waarin de VS het tegen Israël opnam. Zoals Eisenhower al vreesde, werd de ruimte die de wanordelijke terugtocht van de Britten in Egypte liet snel door de Sovjets ingenomen. Zo werd de Koude Oorlog uitgevoerd naar Noord-Afrika en de Arabische wereld, en werd Israël vanzelf een trouwe bondgenoot van het Westen. Met de bezetting van de Sinaï en Gaza trad Israël in 1956 ook voor de eerste keer op buiten zijn oorspronkelijke grenzen. Het liet zich toen door de Amerikanen nog dwingen om zijn troepen snel terug te trekken. Dat zou nadien anders zijn.

Zeker op korte termijn kwam Nasser als de grote overwinnaar uit de Suezcrisis. Vóór de Frans-Brits-Israëlische aanval moest hij nog rekening houden met interne oppositie van de voormalige leidende klasse, communisten en radicale moslims van de Moslimbroederschap. Zijn optreden tijdens de crisis maakte hem razend populair, en dat niet alleen in Egypte. Caïro werd de speerpunt van het Arabische nationalisme en een baken voor bevrijdingsbewegingen in de hele derde wereld. Het succes zette Nasser aan tot roekeloze avonturen, zoals de mislukte politieke unie met Syrië en meer desastreuze nationaliseringen van de Egyptische industrie. Maar in zijn spoor kwamen in de Arabische wereld leiders aan de macht die zich aan hem spiegelden, met eenzelfde soort vlaggen, propaganda en efficiënte systemen van politieke controle. Zoals Saddam Hoessein in Irak.

Nasser viel pas van zijn sokkel toen Israël het Egyptische leger tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 vernietigend versloeg. Hij stierf in 1970 aan een hartaanval. Toch leeft zijn triomf van 1956 in de Arabische herinnering verder als een moment van bevrijding. Er wordt daarbij helaas vaak vergeten dat de uitkomst van de Suezcrisis niet door een Arabische superman werd afgedwongen, maar door de tussenkomst van de nieuwe Amerikaanse supermacht. Die drukte in 1956 haar stempel op de wereld.

© The Economist. Bewerking: Hubert van Humbeeck.

De nationalisering van het Suezkanaal was een donderslag bij heldere hemel. De Britten vergeleken Nasser prompt met Hitler en Mussolini.

De Britse minister van Financiën Macmillan dacht dat de Amerikaanse president Eisenhower zich wel koest zou houden. Een grove misrekening.

Volgens bondskanselier Adenauer was er maar één manier waarop Frankrijk, Engeland en Duitsland nog een rol in de wereld konden spelen: een verenigd Europa.

Na de crisis werd Caïro een baken voor bevrijdingsbewegingen in de hele derde wereld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content