Staan de alternatieve energiebronnen klaar om de fakkel over te nemen?

De Koninklijke Vlaamse Ingenieursvereniging (K VIV) organiseert een wedstrijd rond alternatieve energie en energiebesparing.

Meer info op www.kviv75jaar.be of op het telefoonnummer 03 260 08 40.

Kernenergie heeft afgedaan. Steenkool, aardgas en aardolie blazen de atmosfeer vol koolstofdioxide (CO2). De roep naar alternatieve (lees: schone) energiebronnen is groot. En stilaan wordt die roep ook beantwoord, zij het nog vaak in toekomsttaal. Het meest concrete alternatief, windenergie, leverde in België het afgelopen jaar slechts 0,1 procent van de stroomproductie. Toch geloven de specialisten ter zake dat windturbinecentrales op korte termijn – en vooral buiten België – een krachtig alternatief zullen vormen voor onze klassieke elektriciteitscentrales.

Wereldwijd is nu 31.000 megawatt aan windenergiecapaciteit geïnstalleerd, waar-van 23.000 megawatt in Europa. Totaal marginaal, in verhouding tot de hele koek, maar toch: meer dan één vijfde van dat vermogen werd het voorbije jaar in werking gesteld. Windenergie wint dus aan belang. De grootste optimisten rekenen erop dat we in 2020 een tiende van onze stroom uit windenergie zullen betrekken. Maar volgens professor Charles Hirsch, die zich al 25 jaar met windenergie bezighoudt, zal windenergie altijd een aanvullende bron blijven. ‘Het is een volwaardig alternatief, maar met beperkingen. Die zijn niet zozeer technisch, dan wel maatschappelijk van aard. Veel mensen lusten de windturbines niet, en zeker niet in de eigen achtertuin. Nochtans bestaan er weinig objectieve bezwaren: landschapsvervuiling is een subjectief gevoel en het lawaai is met de moderne turbines geen probleem meer.’

‘De grootste hinderpaal in België blijft de ruimtelijke ordening op het land. Te veel mensen op een kleine ruimte, en dus weinig plaats voor windturbines. Bovendien is de hoeveelheid wind op het grootste deel van het grondgebied ontoereikend voor een voldoende productie. Windturbines worden rendabel vanaf een gemiddelde windsnelheid van 6 tot 7 meter per seconde, op 75 meter hoogte wel te verstaan. Daardoor komen alleen de kust, een deel van West-Vlaanderen en enkele stipjes verderop in Vlaanderen als locatie in aanmerking ( zie ook kaart). Het grootste potentieel ligt in zee.’

Wind is niet het enige alternatief. Ook zonne-energie wordt als mogelijke vervanger gezien. Maar Geert Palmers van studiebureau 3E drukt het enthousiasme: ‘Stroomopwekking uit zonnecellen is voorlopig nog te duur voor grootschalige projecten in België. Zeker windenergie, en ook energie uit biomassa scoren puur economisch op dit moment veel beter. Alleen thermische zonne-energie, de zon als opwarmer van water, is wel al marktrijp.’

Ook in België, waar de zon niet zoveel schijnt? ‘Zeker’, weet Palmers. ‘Zo groot is het verschil met zuidelijke streken namelijk niet. Het bewijs: Denemarken en Duitsland vormen de koplopers in Europa op het vlak van zonne-energie-installaties.’

Sommigen verwachten veel heil van projecten met biomassa. Het gaat dan om installaties die biologisch materiaal omzetten in een bruikbare vorm van energie, zoals stroom of gas. Huishoudelijk afval ( zie kader) en hout kunnen goede resultaten voorleggen. Voor raapzaad, alcohol en suiker geldt dat iets minder. Geert Palmers: ‘De aangewende technologieën zijn meestal bedrijfsklaar. Maar je moet geval per geval kijken of het economisch wel de moeite loont. Al moet je ook de deur open houden voor oplossingen die nu nog als onrendabele toekomstmuziek klinken.’

KERNFUSIE

Een al lang aangekondigde wonderoplossing heet kernfusie. Professor Hirsch: ‘In principe is dat inderdaad een ideale energiebron. Ze maakt gebruik van waterstof en stoot geen enkel broeikasgas uit. Maar de technologische problemen zijn nog ontzettend groot. Experts denken dat het nog minstens vijftig jaar zal duren voor kernfusie helemaal is ontwikkeld. De fusiereactie onder controle houden, is namelijk aartsmoeilijk. Er zijn experimentele opstellingen die al werken, maar die verbruiken vooralsnog meer energie dan ze produceren.’

Voorlopig zijn we voor de haalbare alternatieven dus aangewezen op zon, wind en biomassa. Volgens schattingen van de Ampère-commissie, die enkele jaren geleden de toekomstige energievoorziening voor België heeft onderzocht, zouden de drie samen in 2020 zo’n 7 tot 8 terawattuur stroom kunnen produceren per jaar, of zo’n 7 tot 8 procent van de 100 terawattuur per jaar die we dan jaarlijks zullen verbrui- ken. Maar dat is een technisch maximum.

‘Uiteindelijk is het fundamentele probleem voor de opgesomde alternatieve bronnen dat ze allemaal een lage energiedichtheid hebben’, zegt Hirsch. ‘Klassieke energiebronnen zoals aardgas bevatten per volume een veel grotere concentratie aan energie en vragen dus minder ruimte en kleinere hoeveelheden grondstof voor een zelfde productie. Een klassieke gasturbine met een vermogen van een paar megawatt kan hier op de tafel staan, terwijl je voor 100 watt zonne-energie al een vierkante meter oppervlakte nodig hebt. Bovendien leveren de zonnecellen ’s nachts geen energie. Die onderbreking kun je een luxeprobleem noemen, maar ook het elektriciteitsnet houdt puur technisch gezien niet van een schommelend vermogen boven de 15 tot 20 procent van het totale vermogen.’

Ondanks die nadelen noemen zowel Hirsch als Palmers zich voorstander van de verdere ontwikkeling van de alternatieven. Palmers: ‘Het is voor een industrieel land onverantwoord om niet ten volle te investeren in duurzame energie. Onafhankelijkheid van import, milieuvriendelijkheid, onuitputtelijkheid: de troeven van de alternatieven zijn te groot om het níét te doen. Het feit dat er in België voortdurend nieuwe bedrijven opduiken die zich met alternatieve energie bezighouden, wijst erop dat velen het als een lucratieve sector zien met een grote groeimarge, ook internationaal. Het is belangrijk dat we nu onderzoeksbudgetten vrijmaken die zich meer naar de alternatieven richten zoals dat gedurende 30 jaar is gebeurd voor fossiele en nucleaire opties. Want bij een normale technische vooruitgang zullen over 20 jaar ook zonnecellen, biomassaconversie en offshore-wind de vergelijking met de klassieke energieproductie ook voor grootschalige toepassingen kunnen doorstaan.’

G.M. / I.V.D.

‘Het is voor een industrieel land onverantwoord om niet ten volle te investeren in duurzame energie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content