Jan Braet
Jan Braet Jan Braet is redacteur cultuur bij Knack.

Jessica Stockholder maakte een monumentale installatie op het terrein van Middelheim-hoog. Een gesprek over grenzen.

De sixties weergalmen, het kunnen ook de fifties zijn. Haar werk heeft het vrolijk concrete van popart en het losbandig picturale van de lyrische abstractie. Hedendaags is alvast de onnavolgbare mix die ze maakt, niet in het minst op het vlak van de materiaalkeuze. Ze verknoopt schilderkunst met sculptuur, architectuur en context. Daarbij worden de grenzen van realiteit en illusie doorbroken. Jessica Stockholder (39) structureert haar werken zoals gedachten, zij het volstrekt niet verbaal maar direct fysiek. En zowaar knap psychedelisch.

De Amerikaans-Canadese kunstenares heeft een gevulde Europese agenda. Haar assemblages stelde ze ondermeer tentoon in het Rotterdamse Kunstcentrum Witte de With (’91). Op de door Harald Szeemann samengestelde Biënnale van Lyon in ’96 was haar installatie Bowtied in the Middle 203en 237 te zien.

Behalve in haar vaders achtertuintje ( Installation in my fathers back yard 1983), was Stockholder nog niet eerder actief in de open lucht. In het Openluchtmuseum voor Beeldhouwkunst Middelheim onder curator Menno Meewis ontwierp ze nu de grote installatie Landscape Linoleum. Pardoes in het midden van het klassieke gedeelte van het sculpturenpark. Het grasveld is een plein geworden, zinderend van kleur en beweging, waar de oude beelden zich twee maanden lang mogen koesteren in een nieuw blikveld. Een gesprek in het Braempaviljoen, waar twee bestaande kleinere werken van haar opgesteld staan.

In dit al druk met sculpturen bezette park vermijden de meeste kunstenaars het centrum en de visuele nabijheid van de andere werken. U bent er met uw installatie middenin gaan staan.

JESSICA STOCKHOLDER: De sculptuur die er al is, is zo verschillend van mijn werk. Alle sculptuur hier in het klassieke gedeelte staat op een sokkel, haar referenties zijn de schaal van het lichaam, en het is bijna allemaal steen of brons. Ik vind ze zo verschillend van mijn werk dat het me niet te druk is als ik mijn installatie daar plaats. Ik zou zo niet te werk gaan in een park vol hedendaagse sculptuur. Dat zou in het geheel niet functioneren. Mijn werk in het algemeen spreekt de context aan: meestal binnenshuis in relatie met de architectuur, en in relatie tot de manier waarop kunst omraamd wordt, letterlijk door een gebouw, en op het conceptuele vlak. Ook in het park hier wordt het werk nog altijd omraamd: je bent je zeer bewust van de perken van het park, en van het feit dat het park een idyllische notie poneert van wat kunst is. Het heeft ook een band met de galerie- en museumarchitectuur maar is er tegelijk zeer verschillend van.

Mijn werk spreekt dus die grens aan, de begrenzing van al het werk in het park, en het verstrengelt zich in de structuur van het park. En ik geniet zeer van de manier waarop de klassieke sculptuur zich daarin doet gelden. Ware het een permanente installatie geweest, dan zou het een ander paar mouwen geweest zijn. Ik denk niet dat ik dit als een permanent werk zou doen. Die beelden ( de klassieke, jb) hebben immers een eigen leven, een eigen integriteit, en het is niet mijn bedoeling om dat te ondermijnen.

Verbazend hoe die klassieke beelden reageren, de aanminnige “Niobe” van Georges Grard bijvoorbeeld: als zien we haar voor het eerst, als geniet ze een soort bescherming. Was dat uw bedoeling?

STOCKHOLDER: Ja, alle sculpturen hebben een nieuw leven gekregen. Ik was me er zeer goed van bewust dat ik deze kant van het park koos, en niet de hedendaagse helft. En ik deed het werk ook ten zeerste inspelen op die menigte sculpturen op sokkels. De betonsokkels die ik er zelf plaatste, spelen zeer in op de sculpturen die er zijn. Maar de zeer precieze manier waarop de aanwezige sculpturen tot leven komen, en wat er precies met ze gebeurt, kon ik niet gepland hebben. Ik was erdoor verrast en geniet ervan zoals u.

Dan bestaat de installatie “Landscape Linoleum” ook los van de context, terwijl uw werk binnenshuis toch meestal de architectuur mee verandert, en een relatie met de context aangaat.

STOCKHOLDER: Ik wou de achtergrond van de bomen gebruiken als een picturale ruimte, als een muur. Mijn werk is sculptuur: het neemt plaats en ruimte in, gebruikt volume – maar het is zeer geworteld in het beeld-maken en de schilderkunst, en de geschiedenis van de muur als een plaats van illusie. De muur transfereerde ik gewoon naar de huid van het park. Zowel het oppervlak van de bomen als het grasperk is als een echte huid die wij maken… zeer gefabriceerd… Dus dacht ik met mijn werk een nieuw oord van illusie te vinden. En dan dacht ik ook om het te verknopen in het netwerk van paden die al in het park zijn, kleurenpaden gehoogd en vibrerend met kleur, zodat ze een soort fictie om zich krijgen die er in feite al aanwezig is. In mijn werk ben ik altijd nieuwsgierig naar de mate waarin de dingen die we maken verhalen zijn of fictie, maar er is ook de wereld die we voor onszelf maken. Waar trek je die lijn? Wanneer is iets alleen verhaal, wanneer de wereld?

In dit werk voor Middelheim is het of u ze samenbrengt op een plein.

STOCKHOLDER: Dat idee staat me aan. En er is inderdaad een brandpunt.

Waarom heeft u die draden gespannen die ernaartoe lopen?

STOCKHOLDER: Dat heeft te maken met het denken in termen van tekenen, waar ik me de jongste tijd nogal mee bezig hield: hoe je de manier waarop het oog beweegt – wanneer je dingen samenstelt met je blik en de snelheid waarmee je oog beweegt – kan vergelijken met de fysieke tijd die een stof nodig heeft om te bewegen. Dan is het touw beide: het is een stof waar je langsloopt en die je tijd vraagt, maar met je oog gaat het erg snel.

“Landscape Linoleum” lijkt zoveel dingen tegelijk. Disneyland op het eerste gezicht, popart ook of nouveau réalisme. Na de eerste schok zie je een subtiel gedetailleerd environment met Grards Niobe als mooie jonge “star”.

STOCKHOLDER: Aardig om het zo beschreven te horen, want het klinkt als wat ik er zelf mee wou.

Velen zullen misschien niet over de eerste schok heen geraken, misschien vanwege een zekere agressiviteit in uw aanpak: zoals u om te beginnen de bladeren van de bomen er groener dan groen laat uitzien…

STOCKHOLDER: Het gaat over schilderkunst, alsof je een schilderij maakt met bomen op het gras, het refereert naar het feit dat dit allemaal gegroeid is uit een geschiedenis van het schilderen en een interesse voor het maken van beelden en illusie. De verf, het gras, ik vind dat dit het er een beetje abstracter op maakt. Het neemt het hele ding en tilt het op uit de materie, alles. Het is daarom dat ik altijd verf gebruik in mijn werk.

Vanuit de lucht ziet men allicht een abstract patroon in het werk. Maar zo van kortbij is alles herkenbaar en concreet. Het voor u zo typerende assemblagewerk blijft hier achterwege: de carrosserie is de carrosserie, de lamp is de lamp… Er is minder abstractie mee gemoeid.

STOCKHOLDER: Daar moet ik over nadenken, ik weet het niet. Misschien is dat waar omdat het minder onder mijn controle gebracht is. Ik heb niets gemaakt. Normaal in mijn atelier, maak ik alles zelf: het totale samenstellen, de manipulaties. En voor zo een site specific werk als dit, zijn er verschillende niveaus van mijn betrokkenheid. En dit is het extreme: ik deed niets, weet je. Daarom, als ik op mezelf in mijn atelier werk, maak ik gebruik van half het toeval, hoe dingen gebeuren en vallen en hoe ik het materiaal ervaar. Misschien is het dat waar je op inspeelt. Zo bekeken, had niets de kans om te gebeuren in dit werk. Het moest allemaal gepland worden, en iemand voerde het uit. Het is een ander proces.

Het opvallendste onderdeel van uw installatie voor Middelheim is de monumentale wand van afgedankte autocarrosserieën die zich in de grond lijken te boren. Een notie van catastrofe?

STOCKHOLDER: In de mate dat het werk het idyllische gevoel dat het park wil creëren, uiteenrukt, zit er misschien een besef van catastrofe in, ik weet het niet. Ik snap waarom je dat zegt, maar ik denk niet dat ik werk met een besef van politieke agenda. Zeker is er in de twintigste eeuw een gevoel dat onheil kan geschieden, om allerlei redenen. En ik werk in deze wereld. Maar het feit dat we in deze tijd gedwongen worden om één wereld te zijn, is ook erg prikkelend en stemt optimistisch. De wereld wordt zo klein, en de economische en natuurlijke implicaties van alles wat we doen, zijn voor het eerst globaal. Daar komt een enorme complexiteit bij kijken. De mensen worden zeer gedwongen om zoveel te erkennen buiten hun eigen cultuur en denken, zelfs als ze dat niet leuk vinden. Het is er gewoon. Dat heelder beelden uiteengevallen zijn en in mekaar storten, is niet alleen afschuwwekkend maar ook opbeurend, want het schept de mogelijkheid voor iets anders, een nieuw soort weg in het denken.

Gemaakt uit de brokstukken van de overproductie?

STOCKHOLDER: Wel, ik heb een ecologische sympathie en hou niet van de manier waarop de wereld verloederd is, en niet van onze productiewijze…

… maar het is geen vertrekpunt voor uw werk?

STOCKHOLDER: Neen. Ik werk vanuit een genot van het materiaal. Zelfs het feit dat er een probleem is met onze materiële productie, weerhoudt me er niet van om van materie te houden. Ik hou van de veelzijdigheid van de materie. En ik denk ook dat ik tot op zekere hoogte iets maak wat abstract is maar wat aan de materie tegemoetkomt.

Uw muur van karkassen verstoort alvast de natuuridylle.

STOCKHOLDER: Ik ben even kritisch voor de idyllische visie van de natuur als voor onze productiewijze, want daar schort ook iets aan. Dit hele park is niet de natuur. Dit is iets wat we gemaakt hebben. Een deel van mijn werk is ook om dat duidelijk te maken. Dat het park evengoed gemaakt is als de auto’s die ik gebruik: ze zijn beide gefabriceerd en gecontroleerd en vol betekenis en cultuur.

In elk stadium van uw werkproces transformeert u wat u op uw weg tegenkomt: schilderen gaat over in sculptuur, sculptuur transformeert architectuur tot een soort meta-architectuur… Het eindresultaat zou men misschien als mobiele fantasieconstructies kunnen omschrijven. Hoe verwacht u dat die mfc’s op het brein van de toeschouwer inwerken?

STOCKHOLDER: Waar ik van geniet in het werk is dat het een conceptuele structuur vereist in het brein van een toeschouwer, van jou of mij, om compleet te zijn. Het is een zeer fysiek ding en een fysieke ervaring, maar die niet present wordt tenzij je concepten hebt over structuur, grens, als deel van de industrie in je geest. En die twee dingen – de concepten die het werk structureren en de fysieke ervaring – maken de fantasie uit. Ik gebruik ook “fictie”. Fictie, fantasie. Het is een soort van verhaal dat samengesteld is uit verscheidene gewaarwordingen, concepten en ideeën.

In een tekst over uw werk wordt een parallel getrokken met de manier waarop ons denken gestructureerd is.

STOCKHOLDER: Ja. Ik zie al die dingen, de verschillende soorten van schilderen en beelden maken van de kunstgeschiedenis, als een onderdeel van de structuur van het denken. Ik ben in staat om daar gebruik van te maken, eruit te citeren – het barst van citaten – en tegelijk zit er ook iets van mij in, zeer persoonlijk, wat verteld wordt doorheen die media.

Verteld, zonder enig teken van taal. Gelinkt zoals een verhaal evenwel.

STOCKHOLDER: Ik kom uit een erg verbaal gezin. Mijn ouders zijn beiden professoren Engels. Ze konden altijd alles uitleggen en betwisten. Ik wantrouw redetwisten en argumenteren, al kan ik het zelf ook goed. Je kan elke kant van een argument nemen en in twijfel trekken. Maar er is iets in mij dat het argument niet vertrouwt, dat woorden niet vertrouwt, om te ontdekken en uit te drukken wat belangrijk voor me is. De manier waarop ik dat kon doen, was directer en fysieker, en in termen van ervaring. Mijn werk in proces is dus een ontdekking, omdat ik al werkend dingen vind. En ik denk dat hetzelfde geldt voor anderen: het is een site van ervaring. En het citeert alle soorten van geschiedenis en andere structuren in de wereld. Het staat niet alleen, ik denk geen moment dat het dat wel doet. Maar ik denk dat het om die reden standvastig niet-verbaal is. Omhaal van woorden vertrouw ik niet.

Uw werk tast de limieten af: ook in dit sculpturenpark zijn einde en begin van de installatie niet duidelijk te overzien.

STOCKHOLDER: In dit werk zoals in al het sitewerk wat ik doe, is er altijd hetzelfde soort verwarring of gecompliceerde relatie tussen het werk en de plaats. Dit werk hier is gesitueerd in het park en is een deel van het park. Maar je verliest nooit uit het oog dat het een park is. Mijn werk overstelpt het park niet, het blijft duidelijk z’n eigen ding in het park. Dat is altijd belangrijk voor mij geweest. Ik hou er niet van om een plaats in te nemen en te vermommen, zodat je alleen mijn werk ziet. Ik hou altijd duidelijk voor ogen dat het werk en de ruimte waar het staat, op een bepaalde manier tot elkaar spreken. En er zijn altijd brandpunten waar de dingen behoorlijk gecontroleerd zijn, en dan onbestemde eindes, een soort opstuiven, stuurloos naar het eindeloze. Ik zit dus niet met het gevoel dat jij beschreef, zo van: waar zou het eindigen? Omdat ik het feit accepteer dat er gefocuste, gecontroleerde plaatsen zijn… en dan gaat het gewoon naar plaatsen die minder bepaald zijn.

Een zo complexe installatie, zo ingrijpend inwerkend op het beeldenpark, is niet bedoeld om permanent te zijn. Dan is wat we zien gedoemd om te verdwijnen als een visioen, een droomverschijning?

STOCKHOLDER: Hoewel ik dit werk permanent maak in mijn atelier, ben ik er niet als object aan gehecht. Voor mij voelt dat aan als een gewicht. Ik prijs me gelukkig dat er mensen zijn die deze dingen kopen, en ik op die manier aan de kost kom. Maar ik ben geen verzamelaar, ik wil er niet verantwoordelijk voor zijn als objecten. En in een atelier ben ik dat wel, aangezien ik ze verkoop en mijn best moet doen om er keurige objecten van te maken. En hier in het park of wanneer ik binnen een installatie maak, ( de twee kleinere werken in het Braempaviljoen, jb) ben ik er in het geheel niet voor verantwoordelijk als objecten. Daar zit een grote vrijheid in: gewoon genieten van het materiaal, en ook de vrijheid om de grens te verkennen tussen het werk en de plaats. Dat is niet zo mogelijk als je verantwoordelijk moet zijn voor een object.

Met alle consequenties vandien.

STOCKHOLDER: Ja. Nee, voor mij zijn al die terreinen interessant. Ik bedoel, ik begon niet in mijn atelier te sculpteren om louter een object te verkopen, ik verkocht geen fluit toen ik dat deed. Maar het is ook omdat ik een manier van werken in de wereld wilde, die niet afhankelijk was van andere mensen. Maar ik zou ook niet graag ophouden met wat mogelijk is bij een installatie: het is een beetje performatief, het is als een performance met al die mensen die bezig zijn met kijken, en er zit een frisheid in – je kan gewoon iets om het even waar kwakken – en wat je ziet is de neerslag van die actie in een zeer onmiddellijk opzicht, zonder enige poging om die actie honderd jaar fris te doen lijken. Het is als het spelen van een stuk muziek. Je kunt het telkens opnieuw spelen…

In uw tekst bij dit “Linoleumlandschap” schreef u: “Vanuit deze houw in de landschapstructuur zou trombonemuziek kunnen opklinken en violen.”

STOCKHOLDER: Elk stuk muziek wat je hoort, hoor je nooit opnieuw op exact dezelfde manier. En ook is muziek zeer abstract: het zweeft ergens in de lucht, het is er, het is er niet. Mijn werk is ook zo. Al de stukjes komen samen en er gebeurt iets wat niet echt materieel is, hoewel gemaakt met aardig wat materiaal.

Tot slot: zou de ervaring van dit werk soms niet psychedelisch kunnen zijn?

STOCKHOLDER: Zoals drugs?

Als drugs, ja.

STOCKHOLDER: Nja, ik heb nooit veel drugs genomen. Een paar keer rookte ik marihuana, en nam ik paddestoelen, in mijn tienertijd. Het was een ervaring die mijn leven veranderde. Gewoon te weten dat je visie zomaar kan schuiven en dat er die hele intensiteit is, die je aan iets kan geven. Ja, daar zat een grote kracht achter.

Tot 15.11., Middelheimlaan 61, Antwerpen. In sept. open van 10 tot 19 u. Okt. en nov. van 10 tot 17 u.

Jan Braet

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content