KUNST MET EEN HOEK AF

DRUNKEN Video van Peter De Cupere. 'Mijn vriendin stond me aan te kijken met een blik van "die wordt hier helemaal zot".' © ©PETER DE CUPERE, OLFACTORY PERFORMANCE DRUNKEN, 2013

‘Mijn sluitstuk’, zo noemt Jan Hoet zijn grote tentoonstelling over mythe, psychiatrie en kunst. Hier vind je alles door elkaar: Picasso en de expressionisten, primitieve Afrikaanse sculpturen, officieel erkende gekkenkunst waarvoor de categorie outsider art werd uitgevonden, en vooral veel levende hedendaagse kunstenaars, al of niet in behandeling bij de psychiater.

Gezonde anderen

Al sinds de middeleeuwen nemen gezinnen in Geel in de Kempen psychiatrische patiënten op. Tussen 1931 en 1946 zaten ze ook in het gezin van psychiater Jozef Hoet. Collega’s in nazi-Duitsland euthanaseerden geesteszieken, maar hij beschouwde ze als ‘gezonde anderen’. Zoon Jan (°1936) zag niet altijd het verschil tussen een broer en een ‘zotteke’. Soms ook wel. Als Stan, op boodschap gestuurd, onderweg zijn broek verloor en doodgemoedereerd verder liep. Of als een inwonende patiënte zijn moeder achternazat om haar te vermoorden met een broodmes. Jans zussen waarschuwden de verplegers in de belendende kliniek. Met z’n vieren overmeesterden ze de ongelukkige vrouw. ‘Ze was jaloers op mijn moeder omdat ze zelf geen kinderen kon krijgen’, zegt Jan. ‘Maar ze was sterk als ijzer.’

‘Mijn wereld, toen ik jong was, dat was mijn familie. En de buren. Bij de buren waren er patiënten, en bij ons ook. Ze waren een deel van de familie.’ Inmiddels zit de klad in het Geelse model, bij gebrek aan moeders aan de haard. Zij waren het die zorg droegen voor de ‘zottekes’. Wel blijven de Gelenaars hun gezonde anderen in hun midden integreren, ze duwen hen niet naar de rand, geven hen geen stigma, zoals elders. Daar is Jan Hoet heilig van overtuigd. In café Flore op de markt pikt hij er een klant uit. Postbode Willy Wellens, nu met pensioen, bevestigt het verhaal: ‘We hebben zelf een patiënt te gast gehad. Hij deed overal aan mee.’ Geel ontvangt iedereen door de grote poort. De tentoonstelling Middle Gate Geel ’13 is volgens dat model gemaakt. Werk van psychiatrische patiënten of van reguliere kunstenaars, ‘het is allemaal kunst’. Dat zal wel. Ook gekken bezoeken al eens een academie. Normale kunstenaars hebben ook hallucinaties.

Beide groepen scheppen ‘individuele mythologieën’, universums van eigen makelij. Om aan de menselijke beperking te ontsnappen. Om kleur te geven aan dromen, verlangens en voorstellingen van de aarde, de hemel en – vooral – de hel. Om straffeloos de taboes van macht, seks en geweld te doorbreken. Toch is geen poort zo breed, of er wordt wel iemand of iets uitgesloten. Middle Gate biedt geen plaats voor abstracte of conceptuele kunst, voor minimal art. Zo zuiver van geest is men hier niet. Wie door de middelpoort mag, heeft bittere tranen gelaten, bemind en geleden, trauma’s of obsessies opgelopen, en heeft ze misschien niet altijd alle vijf bij elkaar.

Primitieve bronnen

Expressionisten en kubisten in het begin van de 20e eeuw gingen door de middelpoort. En vonden bij primitieve volkeren beelden die een verloren gegane authenticiteit uitstraalden. Pablo Picasso in Parijs of Ernst Ludwig Kirchner in Dresden namen de brutale en directe vormentaal over, de wildheid en het aura. Met de magisch-religieuze inhoud van hun voorbeelden konden ze weinig aanvangen. Een hoofdstroom van de moderne kunst was geboren. Zelfs haar primitieve inspiratiebronnen werden nu gebombardeerd tot kunst. Surrealisten en Cobra-kunstenaars volgden later eenzelfde spoor, maar keken nu vooral naar tekeningen van gekken en kinderen.

De basisidee achter Middle Gate is dus minstens zo oud als de moderne kunst. Met een vader die psychiatrische patiënten thuis opnam, en die kunst van Constant Permeke en James Ensor verzamelde, kreeg Jan Hoet vroeg een feeling mee voor de diepe eenheid van mythe, psychiatrie en kunst. De kracht die deze triade samenhield was het leven zoals het in Geel werd geleefd. De tentoonstelling is een poging om die verloren eenheid te herstellen. Ze toont alles door elkaar. Picasso en de expressionisten, primitieve Afrikaanse sculpturen, officieel erkende gekkenkunst waarvoor de categorie outsider art werd uitgevonden, enkele Cobra-kunstenaars, klassiek modernen en vooral veel levende hedendaagse kunstenaars, al of niet in behandeling bij de psychiater.

Kunsthistorici of zielenknijpers die alles netjes in categorieën onderbrengen, zijn gedoemd om zich meer dan eens te vergissen. Psychiatrische patiënten hebben niet het monopolie op trauma’s en psychoses, bloedmooie beelden maken is niet alleen weggelegd voor kunstenaars zonder psychische problemen. De mix op de tentoonstelling is zo geraffineerd dat iedereen er wel ergens in tuint. Zo blijkt een prototype van een gekkenbeeld – een biseksuele vruchtbaarheidsgod met twee gezichten en gecomprimeerde fantasieorganen – een schilderijtje van de bekende Antwerpse schilder Fred Bervoets te zijn. Een vrouwelijk naakt met vreemd vervormde lichaamsdelen, imposant maar schutterig getekend, lijkt door een geesteszieke nagebootst van een primitieve Afrikaanse sculptuur. Niet juist, het is van de hand van Karl Schmidt-Rottluff, Duits expressionist en pionier van de groep Die Brücke in Berlijn.

Verboden vruchten

Werken van 140 kunstenaars, levende en dode, zijn verdeeld over vier locaties uit het openbare leven. De centrale plek ligt op de markt. Het is de Halle, het vroegere gemeentehuis, nu cultuurcentrum De Werft. Het heeft de sfeer van een oud herenhuis met suites van kamers en salons. Hoet richtte ze in als kunstkabinetten. De concentratie van de geëxposeerde objecten is groot, de mix perfect. Afrikaanse spijkerbeeldjes, begiftigd met de magische kracht om de schuldigen van onoplosbare misdaden aan te wijzen, gaan er een vreemd huwelijk aan met moderne tekeningen en schilderijen die fantasieën van macht, geweld, vruchtbaarheid, seksuele gemeenschap en horror vacui voorstellen: stuk voor stuk thema’s waarbij grenzen worden overschreden en psychoses kunnen ontstaan. Maar ook onvergetelijke beelden.

Trossen verboden vruchten van Louise Bourgeois, een geheimzinnig copulatietafereel van Cobra-schilder Henry Heerup, een installatie uit het Atelier Van Lieshout met identieke witte poppen die kunstmatig worden gevoed, een foto van een zelfportret van Van Gogh waarop Arnulf Rainer met woeste vegen een zwart gat heeft geschilderd.

Sollte steigen, een schilderijtje van Paul Klee, is bijna het enige op Middle Gate dat niet doet denken aan trauma’s, psychoses, waan- of schrikbeelden. Het is heel eenvoudig, en het stelt bijna niets voor. Een lichte draadconstructie hangt vast aan een cactusachtig lichaam op de grond, en is bedoeld om op te stijgen, zoals bij Panamarenko. Maar het wil niet lukken. De fantasie wil de lucht in, de werkelijkheid houdt dat tegen.

Sweet Crazies

Middle Gate gaat niet in de laatste plaats over de menselijke beperking. Jan Hoet: ‘We hebben altijd gedacht dat de kunstenaar vrij is, en uiteindelijk zitten we allemaal in condities. In een familie spelen man en vrouw een rol. We spelen een rol, omdat we die kunnen spelen. Maar sommigen kunnen die rol niet spelen.’ La condition humaine van André Malraux is een pijler van de Europese literatuur. Luis Bunuel maakte de film Le fantôme de la liberté : vrijheid is een dierbaar spook dat we vruchteloos najagen. Een van de treffende wandcitaten op het parcours van Middle Gate luidt: ‘We zijn niet vrij. En de hemel kan nog op onze kop vallen.’ Zo sprak Antonin Artaud.

Grote, maar ook kleine kunst kan in de kleren kruipen. Op een standaard in de ingang van de Halle ligt bijna achteloos een dun boekje met foto’s en tekst. In Me & my models heeft de Nederlandse fotograaf Jan Hoek ietwat verkleurde foto’s afgedrukt, met commentaar erbij. Er zitten beelden bij van Ethiopische mannen, amateurmodellen die in hun sjofele plunje poseren als oosterse koningen. Hoek noteert dat het om mensen met psychische stoornissen gaat, Sweet Crazies. Het is bekend dat vele ‘gezonde anderen’ zich echte koningen wanen: ‘Ik wou die mensen tijdens de fotoshoot dat koninklijke gevoel geven, al was het maar voor een ogenblik.’ Eentje raakte zo boven zijn toeren door het gedoe in de studio dat hij moest worden afgevoerd. Hoek treedt nooit op als een afstandelijke beroepsfotograaf. Hij houdt van het persoonlijke contact met zijn modellen.

Een bewonderaar van het werk van Hoek is Antwerpenaar Guy Rombouts, die zelf deelneemt aan Middle Gate als een van achttien kunstenaars aan wie een nieuw werk werd gevraagd. Een dag voor de opening heeft hij nog niets klaar. ‘Ik ben wat chaotisch’, bekent hij, maar zijn plan oogt mooi. Hij wil de vier locaties met elkaar verbinden door op straat een parcours te tekenen in zijn Azart-alfabet, waarvan elke letter een lijnvorm is (van angulair tot zigzag) en een eigen kleur heeft. De gecodeerde boodschap is het begin van een gedicht van John Donne: No man is an island,/Entire of itself.

Sint-Dimpna

Rombouts wil ook in de Sint-Dimpnakerk een groot werk realiseren. Daarvoor moeten eerst alle stoelen weg, later zal blijken dat de pastoor hem daar geen toestemming voor geeft. Hij wijst naar een zeventiende-eeuws Vlaams schilderij boven een zijaltaar. Het stelt de onthoofding voor van Sint-Dimpna. Deze middeleeuwse Ierse heilige gaf niet toe aan de eis van haar vader, de koning, dat ze met hem zou trouwen. Zo werd ze, als slachtoffer van een waanzinnige, al in de middeleeuwen in Geel vereerd, en kreeg er een kerk waar zwakzinnigen en simpelen van geest op bedevaart gingen. Geelse families zorgden voor opvang, het begin van de gezinsverpleging.

Voor Sint-Jan – zijn vorige grote tentoonstelling, die veel van zijn krachten vergde – stopte Hoet de Gentse Sint-Baafskathedraal eivol hedendaagse kunst. Hier in de Sint-Dimpna blijft het bij welgekozen ingrepen die de leegte in de kerk aanscherpen. In het ijle aan een balk hangt de gekruisigde Christus. Aan zijn voeten bengelt een lange zwarte slangenfiguur ten teken dat het kwade zich aan het goede heeft gehecht om het leeg te zuigen. De twee puntige uitsteeksels onder aan het geabstraheerde slangenlijf wijzen in de richting van de duivel. Hiervoor heeft Hoet gebruik gemaakt van een werk van Hugo Debaere (Slang, 1991), een kunstenaar die zichzelf om het leven bracht in een experiment dat zijn ervaringsveld tot in het extreme moest verbreden.

Opgedreven emoties kunnen verstikkend werken. Achteraan in de kooromgang ligt een klein zerk, afgedekt met een glazen plaat. Daaronder liggen een ledenpopje, babykleertjes en een besmeurd vod geschikt op een kussen, waarop in het rood Robin 1 feb 1980 staat geborduurd. Achter dit memoriaal van Mike Kelley gaat een incestdrama schuil waarover het werk niet in detail treedt. Het zoeken naar een verband met de zelfmoord van de kunstenaar leidt tot niets. Philippe van den Berg (in de Halle) wond er minder doekjes om. Il Faut tout oublier schreef hij een paar keer in koeien van letters met houtskool op zijn werk: een van de vele furieuze stappen naar een aangekondigde zelfmoord.

Waren we dan al in de hel? Je loopt er zo aan voorbij, want ze bevindt zich in een bijgebouwtje van de kerk. ‘Hier werden de zotten gestopt die te veel lawaai maakten in de kerk’, zegt Jan Hoet. Hij gaat voor in de duisternis. ‘Kunstenares Ellen Brusselmans dacht aan het door Dante in de veertiende eeuw beschreven Inferno. De hel, omdat psychiatrische patiënten vaak in de hel leven’, zegt hij. In een eerste kamertje werpt een schuin neerhangende neonlamp licht op een fries van portretfragmenten. Gekwelde blikken, gehuld in een rode gloed. Dezelfde gloed in een videofilm van een nachtwandeling door de verlaten stad. In een hol in de muur is een kaars aangestoken. Bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood, Amen. De koude grafsteen ligt er al, struikel er niet over.

De Heilige Graal

De sfeer in het Gasthuismuseum, de derde locatie van Middle Gate, is prettiger, omdat de zusters augustinessen die hier hun klooster hadden, van fijne meubelen hielden, van mooie gebruiksvoorwerpen en oude schilderijen. En allicht ook omdat de rijke interieurs zo smaakvol zijn ingericht. Zelfs het getatoeëerde varken Snow White van Wim Delvoye oogt er als een pronkobject, al moet het vrede nemen met een plekje in de gang dicht bij een uitgangsdeur.

De werken voor Middle Gate in het Gasthuismuseum zijn zo ingeplant alsof ze al altijd tot het meubilair behoorden. Een ereplaats in de grote eetkamer is weggelegd voor een reeks schilderijtjes van Michael Borremans (The Egg.) Ze stellen zes keer hetzelfde meisje voor, de ellebogen rustend op een tafel. Ze heeft de ogen van een blinde met zienersgaven en ze brengt een hand boven een ei, zes keer lichtjes anders, als probeerde ze in een eenzame seance iets tot leven te wekken. Compositie en techniek roepen de oude Hollandse meesters op, het mysterie en de suspense zijn van vandaag.

Een schilderij in de gang is als een verre echo van de late James Ensor. Strijd tussen Goed en Kwaad voert een paar stralend witte engelen ten tonele, statig zwevend in de lucht. Ze flankeren een bloedfontein, ter bescher

ming tegen twee naakte krijgers, afgezanten van het kwaad. De schilder Danny Smolders doet zelf het verhaal: ‘De Heilige Graal is een onuitputtelijke inspiratiebron voor mij. Ik heb als kind veel gelezen over die legende met Koning Arthur. Ik zocht een soort van waarheid in die verhalen. Maar ik heb ook in de psychiatrie gezeten. Ik heb psychoses meegemaakt, ik dacht dat ik koning Arthur was. Dat klinkt nu belachelijk. Het verhaal is zo diepmenselijk dat je erdoor wordt geraakt, en als je dan in een psychose belandt, dan wordt dat echt, in uw leven. Met hulp ben ik eruit geraakt, met medicamenten, met spreken.’

Danny Smolders is een van dertig kunstenaars met psychiatrische problemen die in Kunsthuis Yellow Art werken, het ouderlijke huis van Jan Hoet aan de rand van de campus van het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum Geel. Vier onder hen werden geselecteerd voor Middle Gate: behalve Smolders ook Paul Blockx, Willy Casier en Karel Laenen. Met opzet toont Hoet hen niet gegroepeerd in hun Kunsthuis, maar verspreid tussen de rest op een van de andere locaties.

Kunsthuis Yellow Art

‘Het Kunsthuis is een vrij atelier voor mensen met een psychiatrische aandoening maar met een artistieke begaafdheid’, zegt coördinator Ria Govaerts. ‘Het is dus geen therapeutisch atelier. In het ziekenhuis zelf zijn er wel zalen voor creatieve therapie. Wij maken deel uit van de campus, maar zijn ook al een beetje een overgangsgebied. Wij willen dat hun werk buitenkomt en regelmatig wordt tentoongesteld, ook in het reguliere circuit. Dat loopt moeilijk. Het taboe rond psychiatrie is nog altijd heel groot in de maatschappij.’

‘Je kan ook kunst maken ondanks de ziekte’, zegt ze. ‘Maar je hebt zorg nodig, en een kader, en dit huis geeft hen dat. In de relatie met de buitenwereld hebben ze het moeilijk. Ze kunnen geen atelier organiseren, geen verkoop. Wij scheppen een geborgen omgeving waarin zij hun artistieke talent verder kunnen ontplooien. We hebben hier in het verleden nauw samengewerkt met kunstenaars uit het reguliere circuit. Dikwijls zeggen die: “O, we hebben raakvlakken, in het durven over grenzen gaan.” Daar vinden ze mekaar vaak.’ Taboes doorbreken doen ze bijna allemaal, gekken en niet-gekken, al of niet met behulp van drugs of alcohol.

In een zolderkamer van Kunsthuis Yellow Art legt geurenkunstenaar Peter De Cupere in een walm van zure wijn de laatste hand aan de opstelling van zijn video Drunken (12′) en de installatie Wine Table. Ze documenteren zijn performance, recent gefilmd in de oude Pekfabriek in Borgerhout. In een kruisvormige tafel zit een opening: het zichtbare deel van een kuip rode wijn onder het tafelblad. De kunstenaar drinkt, alleen aan een tafel, rode wijn, giet zijn laatste glas uit in de kuip en gaat er languit in liggen. Doordrenkt met alcohol klimt hij uit het bad en voert de stille, pijnlijke pantomime uit van een mens onder invloed. Ogenschijnlijk het verloop van een ordinaire dronkenschap. In feite de uitvoering van een tot in de puntjes voorbereid storyboard. Het kruis, de tafel en de wijn openen parallellen met het christendom; de geknielde houding in de richting van Mekka wijst naar de islam. Een suggestie om ook godsdienst als een delirium te bekijken. De ongecoördineerde bewegingen doen denken aan een mentale aandoening.

Drunken, een vat vol prikkelende tegenstrijdigheden. Voor de realisatie ervan had De Cupere heel wat over. ‘De opnames duurden zeven uur. Vijf, zes keer vroeg ik aan mijn vriendin of ze mij nog altijd graag zag. Ze stond me aan te kijken met een blik van ‘die wordt hier helemaal zot’. Ik dronk drie liter wijn in een klein anderhalf uur, op een nuchtere maag. Het liefst had ik het een ander laten doen, omdat je dan meer controle hebt over de regie. Het probleem was ook: ik was zat. Hoe langer ik in de wijn lag, hoe meer dorst ik kreeg, omdat de wijn het vocht uit mijn lichaam haalde. Ik heb dit werk specifiek voor Middle Gate gekozen. Omdat ik ook een beetje een psychose heb, in dit geval van een kunstenaar. Onbewust zit er veel humor in.’

DOOR JAN BRAET

‘Ik zag niet altijd het verschil tussen een broer en een zotteke.’ (Jan Hoet)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content