België en zeker Vlaanderen profileren zich graag als logistieke draaischijf van Europa. Maar kunnen we die ambitie ook waarmaken? Al twintig jaar lang investeren we zeer weinig in onze infrastructuur. Gevolg: slechte wegen en lange files. De kostprijs daarvan voor onze economie en voor het milieu is hoog. Een enorme uitdaging, meent eregouverneur Fons Verplaetse, en hij pleit ervoor om de overheidsinvestering op te trekken.

Exclusief voor Knack buigt Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank van België, zich met enige regelmaat over de gezondheid van onze economie. Hij analyseert de belangrijkste uitdagingen op sociaal en economisch vlak, en formuleert concrete oplossingen. ‘Files met een totale lengte van meer dan 150 kilometer zijn ’s ochtends geen uitzondering meer. Ook tijdens de avondspits blokkeert ons land. Dat brengt een hoge kostprijs mee, zowel op ecologisch als op sociaaleconomisch vlak, want werknemers en vrachtwagens staan dagelijks urenlang in de file’, stelt ook Fons Verplaet- se vast. ‘Bovendien zijn onze wegen in slechte staat: als je geblinddoekt in de auto van Frankrijk, Duitsland of Nederland naar België rijdt, weet je zo wanneer je de grens oversteekt. Je vóélt het.’

‘Tegelijkertijd wil België de logistieke draaischijf van Europa zijn. We bouwen bijvoorbeeld grote dokken in onze havens. De containers zullen wel met het schip tot daar raken, maar kunnen ze ook het hinterland bereiken? Met hoeveel vertraging zullen die containers in Nederland of Duitsland op hun bestemming aankomen? De vrachtwagens zullen uren stilstaan. Premier Yves Leterme (CD&V) heeft ooit gezegd dat hij superlange vrachtwagens van meer dan 25 meter en 60 ton over onze autowegen wou laten rijden. Maar het vergt ook overheidsinvesteringen om dat mogelijk te maken. Hoe men het ook wendt of keert, de overheid zal meer in onze wegen moeten investeren. Sinds begin jaren tachtig verwaarlozen we onze infrastructuur, en niemand stelt daar vragen bij. Niemand zegt: dat kan niet. Wel, dan zal ik het maar zeggen: dat kan niet, want investeren in onze wegen is zeer toekomstgericht.’

Investeren wij echt zo weinig in de infrastructuur van ons land?

FONS VERPLAETSE: (nadrukkelijk) Het antwoord is ondubbelzinnig ‘ja’. Veel te weinig, zelfs. Ik heb nagegaan wat wij sinds 1971 op dat vlak gedaan hebben in vergelijking met onze buurlanden, de drie Scandinavische EU-landen – Denemarken, Zweden en Finland – en de vijftien landen van de Europese Unie vóór de uitbreiding in 2004. Ik heb ook de cijfers voor de Verenigde Staten eens opgezocht. Die cijfers zijn ontnuchterend. (zie tabel)

België heeft weinig geld over voor overheidsinvesteringen?

VERPLAETSE: Ja, kijk eens naar de laatste kolom: België geeft in 2008-2009 1,7 procent van zijn bruto binnenlands product (bbp) uit aan overheidsinvesteringen, dus aan infrastructuur, wegen. Kijk nu eens naar de andere landen: ze zitten allemaal rond de 2,5 procent van het bbp. Ik kan niet anders dan besluiten dat wij echt veel te weinig investeren in onze wegen. Die 1,7 procent is ronduit slecht.

En dat blijkt al vele jaren zo te zijn?

VERPLAETSE: Klopt, we investeren al meer dan twintig jaar te weinig in onze infrastructuur. In de jaren zeventig waren de Belgische overheidsinvesteringen nog goed voor 3,5 procent van het bbp. Vanaf het begin van de jaren tachtig halveerde die inspanning. De reden ligt voor de hand: we moesten de overheidsfinanciën toen opnieuw gezond maken en voerden een herstelbeleid, onder andere met de deva- luatie van 1982. Daarna is dat beleid voortgezet omdat we koste wat het wil de Maastrichtnorm moesten bereiken om te kunnen toetreden tot de euro. Dat impliceerde dat we de globale overheidsuitgaven moesten drukken.

U zegt: we moesten de globale overheidsuitgaven drukken, maar de politici verlaagden vooral de overheidsinvesteringen in onze infrastructuur, niet de andere overheidsuitgaven?

VERPLAETSE: Precies. Als je aan een politieker vraagt: wat ga je doen, de uitkeringen een beetje drukken of een weg niet aanleggen of herstellen, dan weet je onmid- dellijk waarvoor hij kiest, hé?

De weg niet aanleggen of herstellen.

VERPLAETSE: Voilà, een put in de weg niet vullen kost nauwelijks stemmen. Men is er altijd van uitgegaan dat het ongenoegen van de kiezer minder groot zou zijn als men de investering in onze infrastructuur zou verlagen, dan als men zou raken aan de courante bestedingen, zoals uitkeringen, subsidies enzovoort.

Sinds begin jaren tachtig zijn de investeringen in onze wegen niet meer verhoogd, waarbij ik abstractie maak van kortstondige stijgingen vlak voor verkiezingen, die al even snel weer op een lager, normaal pitje worden gezet. In andere landen werden de overheidsinvesteringen trouwens óók gedrukt, maar in veel mindere mate dan in België: van pakweg 3,2 procent naar 2,6 procent. Je hoort de Belgische politici vandaag nog nauwelijks over overheidsinvesteringen, maar ik pleit ervoor om ze op te trekken van 1,7 procent naar 2,6 procent.

Is daar geld voor?

VERPLAETSE: We moeten die inspanning geleidelijk aan verhogen, en ze bijvoorbeeld spreiden over een zestal jaar. Dat komt dan overeen met een stijging van 0,15 procent van het bbp, of 300 miljoen per jaar. En natuurlijk weegt dat op de overheidsuitgaven, maar je mag het terugverdieneffect niet uit het oog verliezen. Dat zal veel groter zijn dan bij de courante overheidsuitgaven, waar de terugverdieneffecten op 30 tot 40 procent geschat worden. En nieuwe wegen trekken nieuw privé-initiatief aan. Ik zal het nog scherper stellen: persoonlijk zou ik nog liever een begrotingstekort van 1 procent hebben, tenminste als dat veroorzaakt wordt door infrastructuurinvesteringen, dan een begroting in evenwicht dankzij lage overheidsinvesteringen. Want het aanzwenge-len van de infrastructuurinspanning is van vitaal economisch en ecologisch belang. Het is aan de politici om die keuze te maken.

De meeste overheidsinvesteringen zijn nu voor rekening van de gewesten, provincies en gemeentes.

VERPLAETSE: Ja, de federale overheid neemt minder dan 10 procent van de overheidsinvesteringen voor haar rekening. Dat vergemakkelijkt een verhoging van die inspanning zeker niet. Ik zal het zo formuleren: een coördinerende rol van de federale overheid zou uiterst nuttig zijn.

Moeten we ook niet meer aan alternatieven voor personen- en vrachtwagens denken?

VERPLAETSE: Natuurlijk moet het gebruik van het openbaar vervoer aangemoedigd worden, maar ik vrees dat het een illusie is dat dit alles zal oplossen. En natuurlijk gebeurt er nog te weinig vrachttransport via de binnenwateren en per spoor. Absoluut. Maar personen- en vrachtwagens zullen altijd belangrijk blijven, en met de groei van het goederenvervoer zal hun belang ook wel toenemen.

Hoe moeten we de vervuiling die wordt veroorzaakt door de personen- en vrachtwagens aanpakken?

VERPLAETSE: We moeten de ‘zuivere’ wagens belonen en het rijden met ‘minder zuivere’ auto’s ontmoedigen. Je moet dat ontmoedigen via financiële weg, maar ook de publieke opinie is hier heel belangrijk. Voor te veel mensen is de auto vandaag nog een prestigezaak. Velen zeggen: hoe groter mijn auto, hoe belangrijker ik ben. Soms denk ik: geef alle milieuvriendelijke auto’s een groene sticker, en de sterk vervuilende auto’s een rode sticker, zodat de bevolking kan zien wie de vuilaards zijn.

EERDER VERSCHEEN IN DEZE REEKS ‘EREGOUVERNEUR FONS VERPLAETSE ANALYSEERT’:

– HOE KAN DE REGERING DE KOSTEN VAN DE VERGRIJZING OPVANGEN? (KNACK, 31 OKTOBER 2007)

– ZIJN ONZE LOONKOSTEN ECHT EEN PROBLEEM? (KNACK, 13 FEBRUARI 2008)

– WAT MOETEN WE DOEN OM ONZE WELVAART TE BEHOUDEN? (KNACK, 20 FEBRUARI 2008)

DOOR EWALD PIRONET

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content