Ajit Shetty (58), de kersverse Manager van het Jaar van ons zusterblad ‘Trends’, hoeft nog niet meteen een gevangenisplunje te bestellen. Bedenkingen bij een titel en zijn reputatie.

Met een hoofse buiging nam hij vorige woensdagavond de trofee in ontvangst. En vervolgens deed Ajit Shetty, de topmanager met stijve hemdsboorden, zijn uiterste best om de volle Heizelzaal van zijn eigen nietigheid te overtuigen. Niet híj, de immigrant van de Kempen, had de titel van Manager van het Jaar verdiend, maar de ploeg vol fantastische en hoogst bekwame mensen die hem in Beerse omringen. En het mag verwonderlijk klinken, maar gedragen door Shetty’s zachte stem kwam de boodschap niet eens melig over.

Ajit Shetty, een van de toplui van de multinationale farmagigant Johnson & Johnson, haalde het in de verkiezing van ons zusterblad Trends vóór Peter Leyman en Clement Demeersman. De eerste leverde een belangrijke bijdrage aan de internationale bekendheid van Volvo Cars Gent als productievestiging, de tweede bouwde de West-Vlaamse profielenfabrikant Deceuninck uit tot een bedrijf van internationale allure. Maar Shetty overvleugelt ze allebei. De Kempense Indiër schopte het tot vertrouwenspersoon van de grotendeels Amerikaanse directie van Johnson & Johnson. En dat heeft hij gedaan zónder zijn tweede vaderland te verloochenen: Shetty’s grootste verwezenlijking in 2004, de straffe stoot die hem Manager van het Jaar maakte, is de opening van een onderzoeks- en ontwikkelingscentrum door Johnson & Johnson. Een nagelnieuw laboratorium van 68 miljoen euro dat fundamenteel wetenschappelijk onderzoek doet naar geneesmiddelen tegen kanker, tuberculose, schizofrenie, inwendige ziektes en aids – noem het gerust een van de stamcellen van de multinationale farmagroep. Shetty vestigde het centrum echter niet in de Verenigde Staten – de bakermat van Johnson & Johnson – maar in de stille Kempen. Hij maakte Beerse zo’n beetje het internationale kenniscentrum van een der belangrijkste farmagroepen ter wereld.

Wie de erelijst met twintig Managers van het Jaar overziet, merkt meteen dat Shetty een trendbreuk veroorzaakt. In de vorige edities bekroonde Trends in de eerste plaats vooral Vlaamse managers die hun bedrijf ergens onderweg op het internationale plan hadden weten te tillen. Shetty doet eigenlijk precies het omgekeerde: hij heeft een multinational in Vlaanderen verankerd. De Kempense Indiër is een wereldburger, gepokt en gemazeld in de coulissen van het multinationale bedrijfsleven. Hij is ook de eerste Manager van het Jaar met uitgesproken buitenlandse wortels: Ajit Shetty werd geboren in Nellora, een stad aan de oostkust van India. Hij studeerde metaalbouwkunde aan de universiteit van Cambridge, in Engeland, en haalde zijn MBA (Master of Business Administration) in Carnegie Mellon (Verenigde Staten). Ook de eerste decennia van zijn professionele leven waren uitgesproken internationaal: hij werkte een tijdlang in zijn thuisland India, verhuisde vervolgens naar de financiële directie van Johnson & Johnson in de VS en leidde een viertal jaar Janssen USA – de Amerikaanse tak van Janssen Pharmaceutica, het gerenommeerde bedrijf van wijlen dokter Paul Janssen dat helemaal in Johnson & Johnson is opgegaan.

Al heel vroeg werd Ajit Shetty binnen de groep als de kroonprins van Paul Janssen beschouwd. Niet het minst vanwege zijn familiale banden met de stichter: Shetty is gehuwd met Christine Clerinx, een nichtje van Janssen. Vijftien jaar geleden kwam Shetty zich in de Kempen vestigen als Europees bruggenhoofd van de internationale directie. Sinds 1995 heeft hij ook als gedelegeerd bestuurder de leiding over de Belgische afdeling van Johnson & Johnson. Met succes, zo leren de cijfers: het bedrijf tekent, behalve voor een omzet van dik 1,8 miljard euro, ook voor een forse nettowinst – 355 miljoen euro het voorbije jaar. En de bescheiden Shetty zal het wellicht niet graag horen, maar dat is voor een belangrijk deel aan hém te danken.

Luidens de invloedrijke zakenkrant Financial Times komt de reputatie van de farma-industrie maar net boven die van de verguisde wapennijverheid uit. Maar onder de zachtmoedige Shetty wezen enquêtes de Belgische afdeling van Johnson & Johnson tot drie keer toe aan als een van de ‘beste bedrijven om voor te werken’. Merkwaardig, want sinds hij in 1995 het roer overnam, moest Shetty het bedrijf integreren in een veeleisend internationaal geheel. Een actie die meestal gepaard gaat met gemor en geweeklaag. Maar niet in Beerse. Enkele werknemers steken juist uitgebreid de loftrompet over hun grote baas. ‘Shetty heeft Janssen Pharmaceutica in dat proces nooit zijn eigenheid laten verliezen’, zeggen ze. ‘En nu heeft hij als kers op de taart dat wereldwijde onderzoekscentrum voor de groep naar België gehaald.’

De vloek

Zoveel loftuitingen houden ook gevaar in. Daarom kunnen we al minstens één gespreksonderwerp verzinnen op het diner van de verzamelde Managers van het Jaar, later deze maand in de Roulartagebouwen. Die ene prangende vraag, waar ook de diepgelovige Shetty mee moet worstelen: rust er een vloek op de titel van Manager van het Jaar? Al jaren sleept de verkiezing die kwalijke reputatie mee. In de redactielokalen van Knack heeft de boutade de allure van een running gag gekregen. ‘Dit jaar’, zo luidt dan het gemonkel, ‘heeft Trends voor zijn Manager van het Jaar maar meteen een streepjespak besteld’. Het is een onderhuidse verwijzing naar 1996, toen het economische weekblad Jo Lernout en Pol Hauspie huldigde. Lernout en Hauspie zijn, dat is bekend, inmiddels kopje onder gegaan in een gigantisch gerechtelijk onderzoek dat hen van koersmanipulatie beschuldigt, van het ongeoorloofd inflateren van de jaarcijfers en van allerlei valsheid in geschrifte om dat allemaal te bereiken.

En wie de lijst van twintig jaar Managers van het Jaar doorloopt, ziet dat Jo Lernout en Pol Hauspie niet alleen staan. De erelijst geeft een uitstekende doorsnee van het Vlaamse bedrijfsleven, maar net zo goed toont ze een flink aantal bedrijfsdirecteuren en gedelegeerd bestuurders die er ná hun verkiezing feestelijk naast zaten met enkele van hun beslissingen. Wijlen John Cordier, in 1985 de allereerste Manager van het Jaar, kondigde na zijn aanstelling met veel bombarie de internationale strategie van Telindus aan. Maar die bleek maar niet te willen aantrekken. Gevolg: drie jaar na Cordiers uitverkiezing verdronk Telindus net niet in zijn verliescijfers. Ander voorbeeld: Stijn Bijnens, de Manager van het Jaar 2000. Ooit was zijn Ubizen een van de paradepaardjes van de nieuwe economie in Vlaanderen. Maar toen die markt in elkaar stuikte, namen de koers en de armslag van de netwerkbeveiliger een forse duik. Nog gezien tijdens de huldiging woensdagavond: Theo Dilissen, topman van Real Software en Manager van het Jaar in 2001. Twee jaar na zijn huldiging flirtte het informaticabedrijf herhaaldelijk met het failliet. Zou er écht een vloek rusten op de onderscheiding van ons zusterblad?

Het antwoord is ondubbelzinnig: neen. De titel ‘Manager van het Jaar’ schenkt geen onfeilbaarheid. Hij bekroont prestaties van bedrijfsleiders. Een onderzoekscentrum aantrekken dat de ondubbelzinnige garantie biedt dat de kenniseconomie hier te lande verder kan ontwikkelen. Een duurzame groei verwezenlijken in bedrijven met Belgische hoofdkwartieren. Een onderneming weer op het pad van de expansie zetten na een succesvolle management buy-out – waarbij de dagelijkse leiding van een bedrijf de eigenaars uitkoopt. Of, in het geval van L&H, als eerste Vlaamse ondernemers een onderneming op de Nasdaq brengen, de Amerikaanse groeibeurs die toen uitsluitend de juwelen van de economie van de toekomst leek aan te trekken. Zo’n prestatie vrijwaart niemand van toekomstige fouten. En het pleit voor de kwaliteit van de lijst dat een pak managers de blunders van ná hun verkiezing in een later stadium ook weer hebben rechtgetrokken. Dilissen en Cordier, om die twee maar te noemen, sleurden Telindus en Real Software onbeschadigd door de crisis die ze geheel of gedeeltelijk hadden veroorzaakt. En dat is precies wat een topmanager hoort te doen. ‘Hij moet knopen doorhakken, en risico’s en beslissingen nemen’, zei Shetty in de minuten na zijn uitverkiezing. ‘Het zijn niet altijd de juiste besluiten, maar ze zetten wel een lijn uit waar het bedrijf zich moet aan houden.’ En laat dat nu net de taak van een succesvolle manager zijn: voor zijn onderneming een koers uittekenen om te vermijden dat het schip op drift slaat. Goed wetende dat een kapitein zijn boot soms op de klippen kan drijven.

Frank Demets

Shetty maakte Beerse zowat het internationale kenniscentrum van een der belangrijkste farmagroepen ter wereld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content