Woody Allen op de muzikale toer.

Woody Allen probeert in zijn zesentwintigste film de spirit van de romantische Hollywoodmusical uit de jaren dertig te doen herleven. De naïviteit die hij nastreeft is echter totaal nep, de zogeheten spontaniteit komt nog geen klein beetje geforceerd over. Het oer-kunstmatige ?Everyone Says I Love You? is een even pseudo-intellectuele bedoening als alle vorige pogingen van Allen om zijn flauwe grappigheid een kunstzinnige allure te geven door beproefde meesters of genres parodiërend te annexeren ( Bergman, Fellini, Arthur Miller, Tsjechov, Tolstoi, het Duitse expressionisme).

?Everyone Says I Love You? is de sentimentele kroniek van een vervelende welvarende Newyorkse familie met riant appartement op Park Avenue buren van Allen dus. Een van de dochters doet het grillig verslag van familierelaties, amoureuze ontgoochelingen, frustraties en occasionele réussites. Alan Alda is de pater familias ; Goldie Hawn is de obligate ex-geliefde van het door Allen gespeelde personage. Het verhaaltje huppelt heen en weer van Manhattan naar toeristische locaties in Parijs en Venetië.

De meeste personages krijgen niet zo veel tijd toegemeten, maar iedereen krijgt toch de kans om middels een klassiek deuntje van Cole Porter of Rodgers & Hart zijn of haar romantische roerselen uit te drukken. Het ?originele? schuilt erin dat niemand echt kan zingen, dat de microfoon nauwelijks hun onzekere, onbeholpen pogingen registreert. In een voorbeeld van collectieve Pavlov-conditionering noemen de fans dit fris en magisch, terwijl er een juistere term bestaat voor dit onnozel en futiel gedoe : amateurisme. Allen krijst zelf op een Venetiaans balkon ?I’m Thru With Love?.

Af en toe wordt een solonummertje ook uitgebreid door enige koorzang van toevallige omstaanders (een Indische taxichauffeur, rappende zwarten, met hun baxter zwaaiende ziekenhuispatiënten, gelukzalige daklozen). Hoe veelbetekenend dat pas in deze loze fantasietjes voor ’t eerst een andere bevolkingscategorie aan bod komt dan de kwetterende joodse middle-brow neuroten waar navelstaarder Allen maar niet genoeg van krijgt. Voor de rest is ?Everyone Says I Love You? business as usual : psycho-analytisch geleuter, versleten anti-Nazi grappen, cultureel snobisme ( Julia Roberts die dweept met Tintoretto en de vierde van Mahler) en vooral Woody Allen die zichzelf toch zo onweerstaanbaar geestig vindt.

Patrick Duynslaegher

Allen en Roberts in Everyone Says I Love You : cultureel snobisme.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content