De Europese Unie beraadde zich begin deze week in Brussel over sancties tegen Rusland.

Het is hoogst uitzonderlijk dat de staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie vergaderen omdat de internationale actualiteit daarom vraagt. Guy Verhofstadt riep de club als voorzitter van de Unie in september 2001 bijeen, na de aanslagen in New York en Washington. Vorige maandag waren de 27 presidenten en premiers in Brussel op verzoek van voorzitter Nicolas Sarkozy om zich te beraden over de spanning met Rusland, na de oorlog in Georgië.

In de uren die aan de bijeenkomst voorafgingen, stond de telefoon tussen Moskou en de belangrijkste Europese hoofdsteden gloeiend. Er werd wat gedreigd, maar het leek ook alsof er eindelijk een schuchtere poging werd ondernomen om de kou tussen Rusland en het Westen uit de lucht te halen. President Dmitri Medvedev belde met zijn Franse collega Sarkozy en met de Britse premier Gordon Brown. Minister van Buitenlandse Zaken Sergei Lavrov had zijn Duitse collega Frank-Walter Steinmeier aan de lijn. Brown is een vertegenwoordiger van de harde lijn in Europa. Steinmeier behoort tot diegenen die niet in het nut van sancties geloven.

Tussen die extremen laveert de Europese Unie. Het verschil van mening over de politiek die ten aanzien van Rusland moet worden gevoerd, heeft met handel en energievoorziening te maken – maar niet alleen daarmee. Het gaat ook om een andere kijk op de manier waarop de Unie haar houding moet bepalen. Voor een land zoals Duitsland is het gemeenschappelijke Europese belang gelijk aan dat van een meerderheid van de lidstaten. Berlijn heeft weinig op met landen die altijd uitgaan van hun eigen nationale belang. En het denkt dan bijna spontaan aan Polen. Maar ook als het om energie gaat, staan niet alle landen op dezelfde lijn. Ze hebben niet allemaal evenveel te vrezen van een Russische ‘energiewurggreep’ waarvoor Gordon Brown Europa waarschuwde.

De Duitse diplomatie houdt er overigens al maanden rekening mee dat het met Moskou tot zoiets als een Koude Vrede komt. Toch lijkt het Kremlin beducht voor een verstoorde relatie met de Europese landen. Rusland zou zelf vragen om het contingent waarnemers van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) in Georgië fors uit te breiden. De OVSE is geen vriend van Rusland. Begin dit jaar nog weigerde de organisatie om op de presidentsverkiezingen in Rusland toe te zien, omdat haar bewegingsvrijheid te veel werd beperkt.

Tegen Moskou pleit dat het Zuid-Ossetië en Abchazië vorige week als onafhankelijke staten heeft erkend. Dat is een stap die nog moeilijk ongedaan kan worden gemaakt, zelfs niet door een nieuwe Europese bemiddelingspoging. Het is ook een stap te ver. Het versterkt de vrees van sommigen dat het nieuwe Rusland met de opbrengst van zijn gigantische voorraad aan grondstoffen een politiek van revanche voert voor het verlies van status na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Terwijl het zijn punt in Georgië eigenlijk had gemaakt.

Dat is nu weer anders. Met of zonder sancties staan de spelers anders tegenover elkaar. Daar verandert een telefoontje aan de vooravond van een top weinig aan. Zolang de NAVO wil uitbreiden tot voor de drempel van het Kremlin, zal Rusland zich schrap zetten. In de Kaukasus en elders staat de deur ondertussen wagenwijd open voor verdere separatistische avonturen in de lappendeken van volkeren.

door Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content