Guy Joosten regisseert Rossini’s ‘Il barbiere di Siviglia’ bij de Vlaamse Opera.

INFO: ‘Il barbiere di Siviglia’ op 9, 11, 14 en 17 juni om 20 u. en op 19 juni om 15 u. in de Vlaamse Opera in Gent en op 29 juni, 1, 5, 7, 9 en 10 juli om 20 u. en op 3 juli om 15 u. in de Bourla in Antwerpen.

Tickets en info: 070 22 02 02 en www.vlaamseopera.be

De fel geplaagde Vlaamse Opera sluit zijn seizoen ondanks alles feestelijk af met Rossini’s Il barbiere di Siviglia. Figaro, de barbier, is de handlanger van graaf Almaviva, een notoir rokkenjager. Die heeft zijn zinnen gezet op de bevallige Rosina, die streng wordt bewaakt door haar voogd Bartolo. Hij wil namelijk met haar trouwen. Verwikkelingen, vrolijke verwarring en opportunisme zullen ervoor zorgen dat Almaviva de mooie Rosina toch voor zich kan winnen.

Guy Joosten heeft al een lange liaison met de Vlaamse Opera. De theaterregisseur van onder meer de Blauwe Maandag Compagnie debuteerde in 1991 in het huis met La Cenerentola. Het is blijkbaar een goed huwelijk?

Guy Joosten: ‘Het is mijn tiende productie. Ik ben hondstrouw aan het huis dat me als operaregisseur heeft laten debuteren. Het heeft mij gesteund om de bakens van mijn artistieke carrière te verzetten. Na mij is er geen nieuwe regisseur meer gekomen. Dat heeft te maken met de almaar toenemende druk op de operahuizen. De producties moeten succes hebben, want het geld moet goed besteed worden. Tien jaar geleden maakte ik dat ook al mee in het Duitse theater, toen ik vast verbonden was aan het Thaliatheater . In New York, waar ik in het najaar in de Metropolitan Roméo et Juliette van Gounod ga regisseren, wordt alles betaald met private middelen. Daardoor is er vanzelfsprekend een grote controle op de opbrengsten. In de gesubsidieerde huizen hier bij ons krijg je dat nu ook. Ik denk dat ik goed kan omgaan met die druk. Ik probeer mijn repetities te vrijwaren van de negatieve invloeden die in elk huis aanwezig zijn.’

Bent u in de loop van de jaren geëvolueerd in het muzikaal lezen van een libretto? U kwam tenslotte uit het theater.

GUY JOOSTEN: In La Cenerentola, ook al van Rossini, zaten kwintetten, sextetten en zelfs septetten, terwijl de kwintetten hier de hoogste bezetting vormen. Vanuit dramaturgisch oogpunt is dat niet eenvoudig, want het gaat meestal om een aaneenrijging van syllabes. Je kunt daar niet in knippen, want de herhalingen maken bij Rossini de dramatiek van het werk uit. Wat niet betekent dat je Rossini niet kunt doen zonder coupures. Wie beweert dat men enkel een integrale, oorspronkelijke versie mag brengen, vertelt onzin. Opera heeft tenslotte een dagwaarde. De variaties moeten aangepast worden aan de zangers die je voor je productie ter beschikking hebt. Ik heb nu meer metier om de muzikale problematiek om te zetten in de enscenering. Bij mijn eerste productie moest ik vragen aan de zangers om zelf iets voor te stellen. Ik denk dat ik een goed muzikaal geheugen heb en dat ik de dingen die ik opneem ook in iets nieuws weet om te zetten.

Sommige critici verwijten u dat u te weinig respect hebt voor de oorspronkelijke context van de opera’s die u regisseert.

JOOSTEN: Ik moet de eerste purist nog ontmoeten die mij iets kan uitleggen over een partituur wat ik zelf niet weet. Rond mij heb ik een team gebouwd en samen analyseren we elk woord en elke muzikale beweging. Je moet absolute kennis hebben van een stuk voor je eraan begint. Debussy schreef: ‘Het zijn de mensen die roepen om modernisering die later de grootste puristen blijken te zijn. Op het moment dat ze met de modernisering geconfronteerd worden, zoeken ze de zekerheid.’ En dat schreef hij al in het begin van de twintigste eeuw. Modernisering betekent niet een esthetiserend plaatje op iets plakken. Een echt proces van modernisering functioneert van binnenuit.

Wat is voor u de actualiteit van ‘Il barbiere’?

JOOSTEN: Ik denk dat je bij De barbier niet op zoek moet gaan naar een grote zogenaamd universele waarde. Het is in eerste instantie een stuk met een heel grote amusementswaarde. Het is een opgave om dat vakkundig vorm te geven. Je moet daar zangers voor hebben die over komisch metier beschikken. Bij ons zul je die niet zo makkelijk vinden, want in de opleidingen wordt daar te weinig aandacht aan besteed. Komedie is moeilijk. Je moet als zanger de frisheid kunnen bewaren om te doen of je voor het eerst in zo’n komische situatie belandt. Gelukkig had ik veel inspraak in de casting. Ik werk in deze productie niet met sterren, vooral nooit met zangers die denken dat ze groot zijn, die maar half hun partij kennen en vooral bezig zijn met wat er straks op de stoof staat. Rossini heeft geschreven: ‘Maar meer nog dan mijn nieuwste opera, chère Angélique, zal u het recept van mijn nieuwe salade interesseren. Een absoluut hoogtepunt voor fijnproevers.’ Het zegt veel over de manier waarop hij zijn werk kon relativeren. Misschien is dat wel de actualiteitswaarde van dit stuk: ik draag het op aan al die mensen die de dingen nog voldoende kunnen relativeren. Ik wil met dit stuk een uitsmijter maken waarin niet alleen, maar wel vooral het komische element aan bod komt.

Het is ook een melodrama.

JOOSTEN: Dat is de ondertitel van het stuk: melodramma buffo. Het element melodrama verbindt de opera met het theaterstuk dat eraan voorafgaat. De verwrongen relatie tussen de oude, geile Bartolo en Rosina is melodramatisch. Het gaat in dit stuk vaak om de uiterlijke schijn. Het geld moet rollen. Alle vermommingen van Almaviva hebben als doel Rosina verliefd te laten worden op hém en niet op zijn rijkdom. Maar ze mislukken allemaal. Pas wanneer hij bekendmaakt welke status hij heeft, lukt het hem. Het woord ‘fortuna’ is de motor van het stuk. Figaro zingt trouwens ook in een aria dat het beroep van kapper niet meer is dan een dekmantel voor alle intriges die hij opzet.

‘Il barbiere’ is gecomponeerd in een tijd waarin de Verlichting bijna voorbij was en de Romantiek hoogtij begon te vieren. Gaat het voor u ook om het gevecht tussen rede en gevoel?

JOOSTEN: Het stuk is wel in die periode geschreven, maar ware gevoelens maken er toch weinig kans in. Je komt veel verder met het spel dat je speelt. Er is alleen plaats voor bittere gevoelens, bijvoorbeeld in de aria van Bartolo, wanneer hij merkt dat Rosina hem ontglipt. De voorstelling loopt zeker niet voor elk personage goed af.

U hebt eerder Mozarts ‘Le nozze de Figaro’ geregisseerd, dat net zoals ‘Il barbiere’ op het stuk ‘Le barbier de Séville’ gebaseerd is. Is dat een voordeel?

JOOSTEN: Het is niet noodzakelijk om de twee stukken met elkaar te verbinden, omdat je dan ook ongerijmdheden ziet. In Il barbiere laat Rosina meteen zien dat ze geen katje is om zonder handschoenen aan te pakken, terwijl ze in Le nozze helemaal zo niet is . Mozarts Le nozze is natuurlijk interessant vanwege de psychologische uitdieping van de karakters. Bij Il barbiere is het de muziek die me uitdaagt. Ik probeer er een vormelijk antwoord op te bieden. Doordat de voorstelling in Antwerpen in de Bourla getoond wordt – wegens de verbouwingen in de Vlaamse Opera – moeten we ervoor zorgen dat er weinig decorwisselingen zijn. Ik vind het voor deze productie een uitdaging om met een kleiner budget te werken. Ik ontwikkel een spel waarin de binnen- en de buitenwereld permanent in elkaar gevlochten zijn. Zo krijgt wat je ziet een soort surrealistisch karakter.

Paul Demets

‘Het gaat in dit stuk vaak om de uiterlijke schijn. Het geld moet rollen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content