Of hoe een kennis van me destijds de pollepel leerde hanteren onder het wapengeweld van de Koreaanse oorlog.

Daar mijn vriend Pierre al sinds zijn vormsel een verlanglijstje voor het leven heeft opgesteld dat slechts drie wensen behelst, draaien de gesprekken noodzakelijkerwijs rond deze drie verlangens. Ze zijn : 1. het grote lot winnen, 2. het perpetuum mobile uitvinden, 3. een restaurant beginnen. Deze volgorde is in de loop der jaren nooit veranderd en nu staan ze dan ook derwijze als in graniet gebeiteld. Het verlangen om het groot lot te winnen, is een magere gespreksstof. Want men kan met vrucht één keer zeggen : ?ik wilde dat ik het groot lot won? ; een tweede keer is nog toelaatbaar omdat die ene zin niet het volle gewicht weergeeft van een zo grote verzuchting. Zegt men het echter een derde keer, dan wordt men niet voor vol aanzien en het gezelschap wendt zich van u af en begint over koetjes en kalfjes, dolle of gewone. Het perpetuum mobile dat reeds jaren in zijn woonkamer op een schap in de startblokken staat, is al iets beter om een namiddag over te kauwen. Maar mijn wetenschap hierover reikt niet verder dan enkele spectaculaire historische mislukkingen en deze praat bevordert de vriendschap niet. Dus komt het restaurant, dat maar niet van start gaat, regelmatig op tafel.

?Verdomd,? zegt Pierre voor de zoveelste maal, ?waar leer je in vredesnaam koken op gevorderde leeftijd ? Ik kan met mijn 58 toch niet weer naar de schoolbanken ??

?Thuis,? antwoord ik. ?Voor het gasvuur oefenen en oude gerechten nieuw leven inblazen.?

?En wie gaat al die spullen opeten ?? zegt hij terwijl hij me vragend aankijkt.

?Jij natuurlijk,? zeg ik. ?Je moet tenminste weten hoe je eigen keuken smaakt en er niet zomaar op los roeren en je klanten aan hun lot overlaten.?

?Ik durf er niet aan te denken,? zucht hij. ?Eer ik een bearnaisesaus kan maken, hangt mijn lever over mijn broeksband ofwel barst ik uit al mijn kleergoed. Ik zou over een deemoedig publiek moeten kunnen beschikken en een onbeperkte voorraad levensmiddelen.?

?Dan moet je bij het leger terecht, kerel, daar helpt geen gemor en tandengeknars, ook al is de ruif gevuld met gekookte kiezel,? roep ik.

?In het leger ?? fluistert hij, de ogen wijd van afgrijzen. ?In het leger zeg jij, maar daar leer je niet eens een ei koken. Je bent al een hele chef als je ratten uit de soep kunt houden.?

?Mis, man, mis,? zeg ik vermanend. ?Ik zal je eens een verhaal doen dat ik recht uit de mond van de protagonist vernam. Was het het avontuur of leefde hij op gespannen voet met zijn lief, dat weet ik niet, maar hij trok als vrijwilliger naar Korea waar toen de poppen aan het dansen waren. Daar aangekomen overvalt hem meteen spijt over zijn beslissing en hij tracht er het beste van te maken. Als hem gevraagd wordt of hij kan koken, antwoordt hij jaja. Let wel, hij zegt niet ja maar jaja. Nu weten de meesten onder ons dat wanneer iemand dit antwoord geeft, dat dit betekent : inderdaad, ik kan zo’n beetje koken. Maar deze nuance ontging de officier en onze communistenjager werd bij de veldkeuken ingedeeld, wat een groot gevaar voor de eigen troepen inhield want hij had nog nimmer een gasfornuis aandachtig bekeken laat staan aangeraakt. Slim als hij was veroverde hij eerst de post van koffieopschenker : zoveel koffie, zoveel chicorei, water en hop, het gerecht heet opdienen. Hij was safe, want deze klus kan geklaard worden door een chimpansee met een arm in het gips. Toen die job hem ontfutseld werd, wormde hij zich in de boterhammenbrigade. Hier bestond zijn werk in het smeren van hectaren boterhammen terwijl de tweede in bevel beleg aanbracht. En toen sloeg het noodlot toe. De soepmajoor zoals die gemeenzaam genoemd werd, lag met een overdosis pils op zijn brits en kon zijn ketels niet bemannen. Hier moest onze man kleur bekennen. Zonder de minste aarzeling kroonde hij zich met de toque en bond zich de witte schort om. Dan gluurde hij in de gapende mond van de hectoliter grote ketel, stak een sigaretje op en begon. Eerst wierp hij alles in de kuip wat hij thuis in moeders soep ooit gevonden had ; wortelen, prei, selderie, uien en daarna tomaten uit blik, tomatenpuree, ketchup, pikante ketchup, aardappelen, blikken vleesextract, een laurierstruik, flink wat smaakversterker en repen rode en gele pepers, want hij wist dat men niet met aspergeroomsoep of velouté van kip voor de dag mag komen voor mannen die vers uit het kanongebulder en de kruitdamp komen gewaggeld. Zij moeten een soep krijgen vol geweldige en hevige smaken want de reuk van cordiet en knalkwikzilver hangt hen nog in de neus.

En dan krijgt hij een ingeving misschien van de grote chef hierboven. Als de soep klaar is werpt hij er een groot aantal blikken knackworstjes in. Zij mogen niet meegekookt worden maar slechts meewellen om goed heet te worden en hiermee is de ?soupe surprise? geboren. Want de ijzervreters, denkende een watersoepje voorgeschoteld te krijgen, zitten lusteloos te lepelen als zij plots een knackworstje ontdekken en nog een en nog een. Gejuich, gejubel, kortom het succes. Later werd hij nog beroemder door zijn gepaneerde cornedbeef hawaïenne en waterzooi van kip Esther Williams.

Na Korea begon hij een restaurant. Ik at er soep, biefstuk frieten en zoet na voor 90 frank. Hij klom op tot steak met peper, dan kwartels met druiven, daarna bisque van rivierkreeftjes en daarna kwam hij van de grond en vloog met de andere chefs mee aan de sterrenhemel van de Michelingids.?

Pierre zuchtte. ?Ik ben ook in het leger geweest,? zegt hij. ?Alles wat ik er geleerd heb, is een boterham aan de verkeerde kant smeren. Geef toe dat het leven niet eerlijk is. Ik wilde dat ik het groot lot won.?

Gommaar Timmermans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content