‘Klassieke muziek is het hoogste wat de mens heeft voortgebracht’

© Hollandse Hoogte

In Vlaanderen geniet Thierry Baudet bekendheid als jonge conservatief en euroscepticus, maar met zijn recente boek Van Bach tot Bernstein etaleert hij op bevattelijke wijze zijn voorliefde voor klassieke muziek. Muziek verzacht de zeden, maar dat maakt Baudet daarom niet minder bevlogen. ‘Ja, ik wil iedereen bekeren tot de schoonheid.’

De plaats van afspraak lijkt haast symbolisch. Bistro Neuf, een brasserie met Franse toets, ligt verborgen in de Haarlemmerstraat, een toeristensteegje vlak aan het Amsterdamse Centraal Station. Het wemelt er van coffeeshops, smartshops, knaloranje souvenirzaken en sportbars – midden in de wietwalm, platvloers volksvertier en de lallende Engelse toeristen blijkt de Bistro een plek van stilte en verfijning. Alsof Thierry Baudet het spreekwoord van de parel en de zwijnen wil illustreren. ‘Enige stichtingsdrang is me zeker niet vreemd, wat maakt dat ik soms drammerig overkom, maar als ik met mijn bekeringsijver één iemand van de schoonheid van de klassieke muziek kan overtuigen, is mijn opzet geslaagd. Het mogen er natuurlijk ook altijd meer zijn.’

Bij het aperitief voegt hij meteen de daad bij het woord. Charmant maar beslist overtuigt hij de serveerster om een van de tien thematisch samengestelde cd’s die bij zijn boek Van Bach tot Bernstein horen, op te zetten. ‘Wat denk je van ‘Romantisch Diner’? Nu, als het gaat jeuken en je een onweerstaanbare drang voelt opwellen om een man te zoenen, leg je het volgende cd’tje maar op.’

De goedlachse blondine bloost zowaar. Toch: even later wordt Coldplay abrupt vervangen door de op kousenvoeten binnensluipende pianoklanken van Erik Satie. Tijdens de lunch zal Baudet regelmatig zijn vinger in de lucht steken om me attent te maken op de muziek – ‘Luister: Rachmaninov!’ – die door de inferieure restaurantboxen helaas vaak blikkerig klinkt. Zijn enthousiasme is oprecht en aanstekelijk, en aan het einde van het gesprek, wanneer we hartelijk afscheid nemen in de drukke straat, wisselen we nog gauw enkele luistertips uit. Het is de liefde voor muziek die ons samenbrengt, en niet zozeer zijn vinnige politieke standpunten waarvoor hij ook in Vlaanderen bekendstaat.

Baudet raakte met zijn proefschrift over nationale identiteit, dat hij afwerkte onder leiding van Paul Cliteur en Roger Scruton, meteen een gevoelige snaar. Sindsdien geldt hij als een opkomende rechts-conservatieve denker die het niet meteen begrepen heeft op de Europese Unie, althans niet in de huidige technocratische vorm, en zich vaak pitbullgewijs vastbijt in de enkels van Guy Verhofstadt. Hoe komt de jonge beeldenstormer dan op het idee om een toegankelijk introductiewerk tot de klassieke muziek te schrijven?

Thierry Baudet: ‘Ja, men kent mij mogelijk als ‘extreemrechtse ultranationalist’ – of toch: zo willen mijn tegenstanders me wegzetten – maar dat blijkt dus behoorlijk mee te vallen, haha. Ik ben al van kindsbeen af bezeten door klassieke muziek. Ik kom uit een heel muzikale familie en speelde zelf hoorn, cello en piano. Elke dag luister ik naar klassieke muziek – het is volgens mij het hoogste wat de mens heeft voortgebracht. Anderen zullen de landing op de maan aanstippen, of de theoretische wiskunde: voor mij is het Bach en Brahms. Dat facet van mij is lang onderbelicht gebleven door alle vaak bittere politieke en maatschappelijke discussies waarin ik verzeild ben geraakt. Ik wou al heel lang iets met mijn passie doen. Samen met mijn coauteur, schrijver en tv-programmamaker Arie Boomsma, had ik al een tijd een operagroepje; dan gingen we met een gezelschap naar de opera en gaven we vooraf toelichting bij het stuk van de avond. We merkten dat dat enorm aansloeg, er is blijkbaar een grote honger naar een dergelijke formule. Een uitgever zag er wel brood in, en toen sprong ook Sony op de kar zodat we die tien fantastische cd’s konden samenstellen.’

Had u het nodig om eens met iets anders uit de hoek te komen?

THIERRY BAUDET: Ik hoefde me niet heruit te vinden, dit zit echt in mijn bloed. Maar anderzijds is het aangenaam om eens een positief project te lanceren. Voor de goegemeente kom ik misschien over als een gigantische zeiksnor die tégen Europa is, tégen het multiculturalisme… en inderdaad: ik hou me met hart en ziel bezig met wat er volgens mij allemaal fout loopt in de wereld. Maar nu wou ik ook eens laten zien waar ik vóór ben: al deze schoonheid, deze briljante muziek. Je krijgt er ook energie van. Vorige week gaf ik nog een workshop over de Mattheuspassion, een uurtje praten tijdens een lunch en dan het concert meemaken, en dan kom je helemaal fris thuis. Terwijl dat bij een uitputtend EU-debat weleens anders kan zijn.

Toch leest uw boek soms als een viering van de Nederlandse natie: het Amsterdamse Concertgebouw wordt tot de beste concerthuizen ter wereld gerekend en er is een apart hoofdstukje over beroemde Nederlandse componisten.

BAUDET: Dat eerste is ook volkomen terecht, zij het dat er een leuk toevalselement aan verbonden is. De wetten van de akoestiek zijn grotendeels gekend, je zou in principe een perfecte concertzaal van nul kunnen opbouwen, maar in Amsterdam zorgen enkele ornamenten aan het balkon voor een extra mooie weerkaatsing. Toen het Concertgebouw verbouwd werd en de ornamenten weggenomen werden, was er even paniek over de mindere klankweergave. Maar naast het feit dat het boek natuurlijk deels op de Nederlandse markt gericht is, speelt er ook een zekere oikofobie (angst voor het eigene, tevens de titel van een van Baudets succesboeken waarin hij het opneemt tegen de minachting voor de nationale tradities en gebruiken, nvdr). Zo’n mooi concertgebouw, een plek waar Mahler dolgraag kwam dirigeren – hij noemde Amsterdam zelfs zijn tweede muzikale thuis – dat verdient een extra vermelding. Tevens beschikken we in Nederland over heel wat vermaarde componisten – Johannes Verhulst, Alphons Diepenbrock, Willem Pijper, noem maar op – die vaak onderbelicht blijven; zelfs aan conservatoria zul je zelden iets over hen vernemen, laat staan hun composities horen. Zonder misplaatst chauvinisme te willen etaleren: het Amsterdamse Concertgebouworkest behoort tot de allerbeste ter wereld, ondanks het feit dat de muzikanten er een kwart minder verdienen dan hun buitenlandse collega’s. Het is niet de speerpunt van mijn boek, maar als ik een kleine bijdrage kan leveren tot de nationale appreciatie van onze muzikale rijkdom, dan is dat mooi meegenomen.

Ligt de fout ook niet bij het krakkemikkige muziekonderwijs, ongeacht welk land?

BAUDET: Muzikale opvoeding is inderdaad een beetje het zorgenkindje in ons middelbaar onderwijs. Iedereen heeft wel het cliché meegemaakt van de dorre muziekleraar die de hoop op verlichting bij zijn leerlingen al lang heeft opgegeven en suffig staat les te geven uit een saai muziekboek. Dat is gewoon zonde. Want klassieke muziek kan je je hele verdere leven van een enorme rijkdom voorzien, kan zo veel troost bieden en zo veel vrolijkheid belichamen.

Voor de kenner zal uw boek misschien als héél laagdrempelig overkomen, maar anderzijds legt u wel een lacune bloot. Was dat uw opzet?

BAUDET: Ik ben het niet helemaal met je eens; ik ben ervan overtuigd dat ook de doorgewinterde liefhebber hier iets aan heeft. De meeste Radio 4-luisteraars (Nederlandse tegenhanger van Klara, nvdr) kennen wel iets van enkele componisten en meer van hun favorieten, maar mankeren op hun eigen aangeven vaak het historisch overzicht. Van Bach tot Bernstein schetst alvast een algemeen kader, uitgebreid met leuke weetjes en luistertips van Bekende Nederlanders als Paul Witteman en Ronald Plasterk. Dat moet als opstapje dienen om nieuwe muziek te ontdekken. En er is ook nood aan een ‘klassiek voor dummies’ zoals jij het noemt: veel mensen wíllen zich wel verdiepen in klassieke muziek, maar weten eenvoudigweg niet waar te beginnen. Dit boek reikt hen de hand.

Klassieke muziek heeft wel een elitair imago. Blijft dat nieuwkomers niet afschrikken?

BAUDET: Ja, maar die evolutie naar stijfdeftigheid is maar iets van de laatste jaren. Mozart bijvoorbeeld schreef niet per se voor de elite, hij verwerkte met veel plezier volksdeuntjes in zijn composities. En het concertleven was vroeger veel losser: je kon een drankje bestellen, aan je tafeltje iets roken, en ook in de salons primeerde de gezelligheid. Ook de improvisatie bij de uitvoerders is verloren gegaan, het wordt hen tout court niet meer aangeleerd. Spelen wat er op het blad staat. Terwijl een pianist in de 19e eeuw naast het vaste programma ook altijd eigen composities of bewerkingen speelde. Juist dat maakt het voor het publiek spannend. Nu wordt de grens tussen componist en uitvoerder té rigoureus bewaakt. En ja, waarom zouden we het concertbezoek niet weer inkleden met een diner en een voordracht? Het schikt niet voor elke muziek – sommige composities vereisen je onverdeelde aandacht – maar toch is daar volgens mij veel vraag naar en veel componisten zouden juichen in hun graf als ze zien dat hun stukken weer gebracht worden in een levendige zaal of salon.

De openingstune van Game of Thrones in de concertzaal?

BAUDET: Zeker! Waarom niet. Dichter op de actualiteit en leentjebuur spelen bij de jazz, pop en filmmuziek. Veel heeft natuurlijk ook te maken met de introductie van de atonale ideologie: hedendaagse klassieke muziek moet moeilijk in het gehoor liggen, ontoegankelijk zijn, het liefst een beetje lelijk – zij moet zich onderscheiden van het dagelijkse leven en mag niet romantisch zijn – want, dat zou ‘kitsch’ zijn en niet ‘authentiek’.

Even advocaat van de rode duivels spelen: de grote Belgische dirigenten Philippe Herreweghe en Grammy Award-winnaar René Jacobs schitteren in uw boek door hun afwezigheid.

BAUDET: Gezien de opzet hebben we veel keuzes moeten maken, vaak met pijn in het hart, Herreweghe is er zeker een van, maar ja, je moet ergens beginnen. Er zijn zoveel namen gesneuveld en als we die allemaal opnoemen, wordt het weer te veel en kweek je weerzin bij de lezer. Laat dat nou juist niet de bedoeling zijn. De hoop is dat dit een opstapje wordt, dat mensen nieuwsgierig worden naar meer.

In het nawoord noemt u popmuziek eentonig en beklemtoont u het functionele aspect van het genre: het dient om op te dansen of als achtergrond. Geen schrik om mensen zo tegen u in het harnas te jagen?

BAUDET: Misschien, maar je moet ook de waarheid kunnen zeggen. De meeste popmuziek is niet gemaakt om bewust naar te luisteren, maar om ‘opgevangen’ te worden, zoals Roger Scruton zegt. Als je me naar mijn favoriete componist vraagt, dan noem ik Brahms, die man draag ik al heel mijn leven met me mee – ik ken hem door en door, zoals je je geliefde en haar kleine ticjes kent en apprecieert. Popmuziek beoogt eerder een stemming, een sfeer op te wekken, een bepaalde energie. Waar niks mis mee is, zelf kan ik het prima verdragen, het nummer The Sun King van The Beatles is bijvoorbeeld een van mijn favoriete songs. Maar écht luisteren, investeren in een stuk, opnieuw en opnieuw, dat kun je enkel met klassieke muziek en de beloning voor die inspanning is dan ook veel groter. Popmuziek verhoudt zich tot de klassieke muziek als een filmposter tot een olieverfschilderij van Rembrandt. Niemand die urenlang naar een vlakke afdruk staart. Leuk en sfeervol voor in de gang. Maar mensen staan in de rij voor het Rijksmuseum.

Is dat niet té eenduidig? Bands als Radiohead en Sonic Youth bijvoorbeeld staan niet bekend om hun toegankelijkheid en hun wil om het publiek te plezieren.

BAUDET: Misschien is het wat te hard om alle popmuziek over één kam te scheren en het allemaal gebruiksmuziek te noemen. Er is inderdaad een tussengebied, net zoals in de klassieke muziek eigenlijk. Je mag ook niet vergeten dat veel klassieke muziek ‘in functie van’ gecomponeerd werd: gregoriaans diende als opluistering voor de katholieke misviering en de Italiaanse opera is hét voorbeeld van klassieke muziek in een ondersteunende, sferische rol. Dus ja, in elk genre zijn er gradaties en niet alles bevalt me even goed. Soms denk ik bij opera’s van Verdi of Rossini weleens: muzikaal is dit eigenlijk niet zo interessant. Ideaal zijn dan ook de Italiaanse openluchtuitvoeringen, bijvoorbeeld in de arena van Verona. Daar heerst een echte festivalsfeer: gezinnetjes op daguitstap met de kinderen, picknick erbij – fantastisch, geweldig, er is niks mis mee. Maar het is wel iets anders dan het intellectuele genot dat een Brahms kan opleveren.

Van Bach tot Bernstein lijkt wel een open invitatie naar operahuizen en concertpromotoren om samen te werken.

BAUDET: Dat zou me bijzonder veel plezier doen. Het mag zeker als een werkboek gelezen worden, zowel voor de individuele lezer die zijn kennis wat wil bijschaven of gewoon een bevattelijke introductie wil, als voor organisaties die een nieuwe groep luisteraars willen aanboren. Een reikende hand bieden aan de neofieten, hen even de drempel over helpen et voilà: een nieuwe wereld vol schoonheid gaat voor hen open. Of ben ik nu weer paternalistisch aan het drammen?

DOOR RODERIK SIX

‘Popmuziek verhoudt zich tot de klassieke muziek als een filmposter tot een olieverfschilderij van Rembrandt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content