“Vrouwenzand” van Robert Anker: een eigentijdse, mythische vertelling van grote klasse.

Mannen zonder eigenschappen, de twintigste-eeuwse literatuur is er vol van. Van Ulrich van Robert Musil tot Swann van Marcel Proust, van Arthur Daane van Cees Nooteboom tot Albert Egberts van A.F.T. Van der Heijden: het zijn allemaal spiegels waarin zich een tijdsgewricht openbaart. Op die manier ontpopt zich de minutieuze beschrijving van de binnenwereld van een hoofdpersonage tot een analyse van de tijdgeest. Daardoor worden romans, die allerindividueelste expressies van heel particuliere gedachten, uiteindelijk universele kunstwerken. Robert Anker heeft met zijn ambitieuze roman, “Vrouwenzand”, een hoofdfiguur in het leven geroepen die de tweede helft van deze eeuw de revue doet passeren. Zijn Paul Masereeuw, een sinister advocaat maar ooit een geëngageerd student, is een synthese van de verbeelding van de jaren zestig met de realiteitszin van de daaropvolgende decennia. Dat hij in Venetië de verloren tijd uit zijn jeugd bezweert, geeft aan Ankers totaalkunstwerk de schijn van een happy end. Want ondertussen heeft Masereeuw zijn beste vrienden verloren en staat hij er opnieuw alleen voor: “Eb en vloed. Plotseling ben ik alleen in een lege wereld, daar op die steiger voor het huis. Alleen en vol van mezelf.”

Anker (52) maakte tot nu toe weinig furore met zijn poëzie, essays en verhalenbundels. Zijn gesofistikeerde maar heldere manier van schrijven bleef voer voor ingewijden en literaire prijzen van de incrowd. Misschien dat Anker daarom alles op alles wou zetten en eindelijk koos voor het grote werk. Allicht was hij er gewoon klaar voor en had hij genoeg stof om voor het volle voetlicht zijn literair testament neer te zetten. Met deze roman van meer dan vijfhonderd bladzijden is hij daar wonderwel in geslaagd. In een werveling van dialogen, lyrische passages en terzijdes, voert Anker aan de hand van Masereeuw de lezer mee in de krochten van diens eigen verleden.

In zekere zin construeerde Anker een omgekeerde ontwikkelingsroman. Bij het begin van zijn magnum opus ontmoet de lezer een haast uitgebluste Masereeuw, die zich terugtrekt in Venetië om op verhaal te komen. De bijna-vijftiger wil terug naar waar hij vandaan komt: naar het Zeeuwse Vrouwenzand met al de geuren en kleuren uit zijn kinderjaren. Zijn succesvolle carrière als rijkelijk betaalde pleiter voor drugstrafikanten heeft hem in een hopeloze situatie gebracht. Hoe is het zover kunnen komen? Masereeuw maakt zich op om de turbulente gebeurtenissen van de laatste jaren uit de doeken te doen, maar geraakt geleidelijk aan in de ban van zijn reconstructie. Van in het begin sijpelt het heimwee naar zijn onbedorven kinderjaren door alle kieren en voegen. Anker is zo wijs om dat romantische retroverlangen naar het verloren paradijs van de nodige commentaar te voorzien. Hij geeft zelfs ironische aanwijzingen aan de uitgever ter uitvoering van de perfecte realisatie van die door Masereeuw nagejaagde evocatie van de zorgeloze kindertijd: “De ‘uh’ uit te spreken als een kort kuchje, een keeltic. De uitgever vragen om een cd’tje, ook elders inzetbaar. Combinatie mogelijk met een geurenkaartje?”

DE OORSPRONG VAN RUIMTE EN TIJD

Maar bij alle occasionele ironie overweegt toch duidelijk de ernst van Ankers en Masereeuws onderneming. Masereeuw vertelt in kreeftengang hoe hij gebrouilleerd raakte met zijn beste vriend en hoe zijn twintig jaar jongere nicht én hartsvriendin Anna hem de bons gaf. Hij was niet meer te redden. Het werd tijd, zo Anna, dat hij het zelf maar uitzocht. Vandaar deze vertelling terug naar af. Vandaar het mythisch karakter dat Ankers roman uiteindelijk krijgt. Graven alle grote verhalen immers niet naar de oorsprong van ruimte en tijd?

Vooraleer de oorsprong van het universum, het Vrouwenzand uit Masereeuws oertijd, op het einde van het boek in al zijn sensuele glorie herrijst, neemt de verteller ons eerst mee naar zijn studententijd. De schok met het Amsterdamse milieu, toen hij daar op het einde van de jaren zestig filologie en rechten ging studeren, was groot. Hij zoog zich vol met de intellectuele debatten die zijn vrienden er voerden over de cultuurindustrie en de eendimensionale mens. Hoe was het “valse bewustzijn” van het proletariaat te rijmen met haar status van uitverkorene om de revolutie gestalte te geven? Anker haalt breed uit om deze intellectuele springstof in Masereeuws verhaal in te bedden.

De ex-student Masereeuw wordt in de jaren zeventig een heuse kraker, die met gelijkgezinden een advocatenpraktijk begint in een gekraakt pand. Waar Anker zijn roman eerst de allures van een ideeënroman geeft, verschuift in deze tweede fase het gewicht naar het anekdotische. De kraakscène in het Amsterdam van de jaren zeventig met diens uitdrijvingen en onderlinge conflicten wordt er opgevoerd. Tot Masereeuw zijn jeugd verlaat en als volwassen jurist een eigen praktijk begint. In een derde verhaalmoot wordt de lezer binnengevoerd in een thriller. Masereeuw laat zich meeslepen door de erudiete bonhomie van een van zijn cliënten, de drugshandelaar Bodde. Op het moment dat Masereeuw zichzelf lijkt gevonden te hebben, is zijn ondergang nakend. Wat is er fout om met volle teugen van het leven te genieten, voorbij goed en kwaad? Bodde is de sirene die Masereeuw met het leven lijkt te verzoenen maar hem daardoor in het ongeluk stort.

HET LEVEN ZONDER GOD

De advocaat raakt verwikkeld in een drugscomplot waarbij het parket dubbel spel speelt. Zijn jeugdvriend, de artiest John, wordt fijngemalen in het geweld van dit dubieus avontuur. De openbare aanklager Herman, Masereeuws andere buddy uit zijn studentenjaren maar nu juridisch tegenstander, verliest ook de trappers. Masereeuw zelf slaagt er geleidelijk aan in zijn esthetische levensvisie scherp te stellen. Het leven is “een horizontaal verbond”, een pact met het leven zonder God: “Het Verbond is groter dan jezelf maar niet metafysisch. Het verbindt je met anderen, met dingen, met het andere, maar ook met het eigene. (…) Het verleden is een verbond. Mijn jeugd in Vrouwenzand is niet iets inwisselbaars maar een volkomen uniek weefsel van licht, geuren, stemmingen, kleine gebeurtenissen.” Als Anna hem in de steek laat, roept hij kwaad uit dat de hippe Negentigers van vandaag zweren bij een vals verbond dat lifestyle heet.

Elders heeft hij het over “de geheime aanwezigheid” van het authentieke, verbonden leven dat zich ook uit in schoonheid, liefde en vriendschap. Anker laat in het laatste deel van zijn boek het weefsel van die geheime aanwezigheid zoveel mogelijk samenvallen met het literaire weefsel van de eigen tekst. Na herinneringen aan de soldaten- en scholierentijd belandt Masereeuw bij de oorsprong van het verbond: zijn jeugd in Vrouwenzand. In een slotsymfonie worden de lijfelijke herinneringen opgeroepen aan de geur van zijn moeders specerijen, aan het geluid van het klotsende water bij de steigers van het geboortehuis en aan de nachtmerries van vroeger.

“Kindertijd, zieletijd” is het refrein dat doorheen deze hele mythische vertelling klinkt, maar dat in het laatste kwart het duidelijkst wordt uitgezongen. Is Masereeuw nog te redden? Anker suggereert gelukkig geen finale oplossing, maar hij laat duidelijk aanvoelen dat iedereen bestaat bij de gratie van een kern die niet mag worden verloochend. Of het geheim van het leven nu verbond heet, het eigene of identiteit, maakt allemaal weinig uit. Het komt erop aan om met hoofd én voeten in het leven te staan. Masereeuw hengelt misschien iets te expliciet naar zijn eigen verlossing via het hernieuwd contact met de gelukkige maar ook verwarde zintuigelijkheid van zijn kinderjaren. Maar deze roman van Anker biedt zoveel meer dan Masereeuws zoektocht naar het eigen heil. Niet in het minst het verbond van de letteren: de geslaagde combinatie van retorisch steekspel met lyrische maar lucide uitweidingen in een tintelende taal.

Het intellectueel duel van de dialogen wordt voortdurend onderbroken door gevoelvolle alleenspraken. De poëzie laat het proza niet uitspreken. De dichter Anker speelt dus haasje-over met de romancier zonder in al te opzichtige virtuositeiten te vervallen, zoals Van der Heijden, of in fake constructies, zoals Harry Mulisch. Wie zich met zijn eerste grote roman onmiddellijk in dit illustere gezelschap wringt, mag meespelen met Nederlands finest. Het zou al erg moeten mislopen als Anker deze keer niet krijgt waar hij recht op heeft: een schare lezers en een literaire publieksprijs van de hoogste orde.

Robert Anker, “Vrouwenzand”, Querido, Amsterdam, 566 blz., 999 fr.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content