In Een halve hond heel denken leert Joke van Leeuwen kinderen én volwassenen naar de wereld kijken – of het nu naar kunst of naar een reclamecampagne is. Een boek over schijn en werkelijkheid, over onbevangenheid en zelfoverschatting.

Wat hoeft vertelster-dichteres-illustrator-performer-mini-onderzoekster Joke van Leeuwen nog te bewijzen? Als een Pippi Langkous doet ze in haar boeken allang haar eigen zin qua genres en invalshoeken. Het leverde haar een ruime schare lezers op, populariteit en prijzen, en het stadsdichterschap van Antwerpen.

Met het non-fictieboek Een halve hond heel denken bouwt ze voort op de methode die ze in haar boek over de Nederlandse taal ( Waarom een buitenboordmotor eenzaam is) hanteerde: schijnbaar saaie materie aantrekkelijk maken en bevattelijk uitleggen aan iedereen die jong van geest is. Het is de werkwijze die ook Bas Haring gebruikte in zijn Kaas of de evolutietheorie (over Darwin, dus): wie ooit een goede leraar talen, fysica of wiskunde moest missen, kan het tekort aan basiskennis snel en op een leuke manier inhalen. Voor onderwijzers is het gefundenes Fressen.

Elk hoofdstukje spitst zich toe op een aspect van kijken. Hoe kijken en denken samengaan, bijvoorbeeld, of hoe je manier van kijken kan worden gestuurd. Ze staat stil bij kleuren en bij perspectief, bij belichting en symbolen, bij manipulatie en inspiratie. Om dat alles op een prettige manier te presenteren, maakt ze gebruik van reclamebeelden, foto’s, schilderijen, stripverhalen, fotoshop, een atlas, en natuurlijk eigen tekeningen. In de hoekjes van de pagina’s zit zelfs een kleine tekenfilm verborgen. Het zorgt ervoor dat je je geen minuut verveelt en dat het boek niet alleen kijken in vele facetten uiteenzet, maar meteen ook een mooi kijkboek wordt.

Zet Een halve hond heel denken je ook aan het denken? Beslist. Van Leeuwen neemt je mee naar lang vergeten klaslokalen, van fysica tot kunstgeschiedenis, en legt als een ervaren juf maar niet jufferig uit hoe je bijvoorbeeld de gulden snede terugvindt. Of waarom schilderijen eruitzien zoals ze eruitzien. Of hoe een oog werkt.

Van Leeuwen verhult niet dat ze met haar oproep om anders te leren kijken vooral jonge lezers zover wil krijgen dat ze gaan nadenken over wat ze zien. Tussen computerfotootjes uit Second Life en cartoons smokkelt ze dan ook schilderijen van Rembrandt, Da Vinci en Van Eyck binnen.

Hier en daar maakt Van Leeuwen even een ommetje en trekt ze tussen de regels haar moraalridderpak aan. ‘In Europa en Noord-Amerika wordt tegenwoordig almaar verkondigd dat je slank moet zijn, alsof je dat zelf zou kunnen regelen, wat maar ten dele zo is’, staat te lezen in het hoofdstuk over inpakken en uitpakken. In dat deel wordt duidelijk hoe na de tegenstelling tussen schijn en werkelijkheid de schrijfster aan het hart ligt. Omdat dit ook te maken heeft met kijken en zien, kan ze het hier een plek geven. Een halve hond heel denken is dus af en toe ook een filosofisch werkje.

Het boek neemt een vliegende start, wordt halfweg iets serieuzer en zakt naar het einde toe een beetje in elkaar: de hoofdstukjes worden wat onsamenhangender, de teksten oppervlakkiger, het geheel wat rommeliger. Hier en daar is het niet helemaal duidelijk waar Van Leeuwen met een bepaalde insteek heen wil. Maar ondertussen is ze allang in haar opzet geslaagd: een nieuwe bril aanreiken aan ‘kinderen die hun ogen willen gebruiken en volwassenen die niet denken dat ze het allemaal wel hebben gezien’, schrijft ze. ‘Onszelf niet tot de laatste groep rekenen, zou van verwaandheid getuigen.’

JOKE VAN LEEUWEN, EEN HALVE HOND HEEL DENKEN, QUERIDO, AMSTERDAM, 125 BLZ., 16,95 EURO.

DOOR annelies de waele

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content