In België worden casino’s gedoogd. Misschien worden ze binnen- kort zelfs wettelijk. Een rondgang in de wereld van het gokken.

GOKKEN zit de mensheid in het bloed. De kick van de overwinning, de zoete smaak van makkelijk verdiend geld, de gelukzalige vreugde van het goede lot : die natte droom komt in alle menselijke culturen voor. Van Europa tot Amerika, van de westerse industrielanden tot de Derde Wereld. Toch zit gokken ook in het verdomhoekje. Wetenschappers schrijven het een verslavende werking toe, juristen creëren wetten die de goklust inperken, belastingcontroleurs leggen allerlei fiscale lasten op. Maar het zet niet echt veel zoden aan de dijk : ondanks alle beperkingen wordt er nu meer gegokt dan pakweg tien jaar geleden.

Ons land stapt dapper mee in de evolutie. De Belg koopt Baccarat-bonnetjes, neemt deel aan schooltombola’s, speelt op de Lotto of haalt nog snel, net voor de grote trekking, enkele biljetten van de Nationale Loterij in huis. Hij zet nog vlug enkele kruisjes op zijn voetbalpronostiek of krabt nog in ijltempo een zilverkleurig laagje van zijn laatste Duotje. De Belgen spenderen miljarden aan kansspelen. Ze kochten in 1995 voor 37 miljard frank loterijproducten. De Lotto is het populairst (23,75 miljard, plus anderhalf miljard voor de Joker), de gezamenlijke pot met Baraka, Presto, Subito, Domino, 21 en de loterijtranches, samen goed voor 10,75 miljard, vult het totaal verder aan. Ruim één miljard per jaar gaat op aan officiële Keno-spellen. De Loterij verkoopt meer dan 225 miljoen biljetten.

De producten van de Nationale Loterij nemen daarmee een forse voorsprong op alle andere gokmethodes die ons land kent. Het wedden op paardenrennen, bijvoorbeeld, stagneert en gaat in sommige gevallen zelfs achteruit. Marktleider Ladbroke heeft een jaarlijkse omzet van 8,5 miljard frank, waarvan één vijfde in Vlaanderen tot stand komt. Het leeuwendeel daarvan wordt uitgegeven door de gokkers op (overwegend Franse) paardenrennen, één vijfde wordt gerealiseerd op de windhondenraces en een kleine zes procent in de langzaam groeiende markt van de voetbaltoto’s. De andere turfkantoren nemen samen 4 miljard voor hun rekening, bookmakers buiten de renbaan halen 1,8 miljard binnen, op de renbanen zelf wordt elk jaar voor 1,5 miljard gegokt.

CASINO.

Het walhalla van de gokkers blijft het casino. Waar roulettes ratelen, dobbelstenen rollen en kaarten op groene tafelmatjes ploffen, terwijl respectabele sommen geld van eigenaar veranderen. Maar het casinowereldje is een gesloten gemeenschap, waarvan niemand de omzet kan of durft schatten. De casinowereld zoekt geen publiciteit en schermt zich het liefst af van de buitenwereld. ?Wij hoeven geen reclame,? klinkt het kort aan de andere kant van de lijn. Willy Verdonck, voorzitter van de vereniging van acht Belgische casino’s, betreurt het beeld dat van de speelzalen opgehangen wordt. Dat van louche tenten voor gokverslaafden of van elitaire clubs waar alleen miljonairs-in-smoking hun ding komen doen.

Het Oostendse Cursaal, waar pr-man André Wittevrongel ons door gidst, heeft iets van beide. Het dure rode tapijt heeft wel de chic van een exclusieve club, maar de gemoedelijkheid van de bezoekers in vrijetijdskledij doet aan het café om de hoek denken. Van kille zweetdruppels die van het voorhoofd van verwoede gokkers parelen, is er helemaal geen sprake.

?Het loopt zelden uit de hand,? verzekert bestuurder Wim Verdonck. ?Als we beseffen dat iemand over de schreef gaat, praten we met die persoon. Vaak laat die bezoeker zich dan schrappen uit het casinobestand. In heel zeldzame gevallen weigeren wij iemand de toegang.? Alle gokkers worden namelijk geregistreerd in het casino. Niet alleen door de camera’s die aan elke in- en uitgang en boven elke speeltafel hangen, maar ook aan de inkom, waar de speler steevast zijn identiteitskaart of lidkaart moet bovenhalen. Een dagkaart in een Belgisch casino kost 150 frank, een jaarabonnement duizend frank. ?Democratische prijzen dus,? vindt André Wittevrongel, die de groei van de Belgische casino’s van nabij meemaakte. ?We hebben nu 38.000 namen in ons bestand. Rijke mensen, maar ook arbeiders, jong en oud, die eens naar een verzetje snakken. De drempel is fel verlaagd. Jeans kunnen perfect, alleen bezoekers in shortjes en tennisschoenen zien we minder graag komen. We willen toch een zekere vorm van standing bewaren.?

Vier uur, de bar. Twee rijpere dames keuvelen over koetjes en kalfjes. Geen spoortje goklust te bekennen. Ze zoeken niet de gokkers op, maar de rustige beslotenheid van de privé-club. ?Zo hebben we tientallen vaste klanten,? weet André Wittevrongel. ?Ze wagen wel eens een gokje, maar dat is niet de enige reden waarom ze hier komen. Verwoede gokkers, die er binnen het uur een fortuin doorjagen, krijgen we hier zelden over de vloer.?

Elk casino verschilt van de andere door specifieke eigen procedures. Voor de uitvoering zijn de croupiers bevoegd. Ze gaan in Oostende gekleed in felrode colberts en schuiven allen op dezelfde sierlijke manier de jetons naar de winnaars toe. Voor het uitzicht en de standing, maar ook omdat de tafelrechter en de camera elke beweging perfect zou kunnen registreren en als scherprechter optreden. ?Betwistingen zijn zeldzaam,? vertelt André Wittevrongel. ?Zeker bij het Amerikaanse roulettespel dat wij spelen, waarin iedereen een eigen kleur fiches heeft.?

ONWETTIG.

Het is halfvijf, vrijdagmiddag. De speelzaal van het casino loopt stilaan vol. De roulette is het populairst, maar fervente gokkers durven ook wel eens een spelletje eenentwintig proberen. ?De wet schrijft voor welke spelletjes mogen in de Belgische casino’s,? zegt Wim Verdonck. Eigenlijk is dat een paradoxale situatie, want casino’s zijn bij wet verboden. Het is verboden voordeel te trekken uit kansspelen, meldt de wet- Lejeune van 24 oktober 1902. Casino’s worden door de parketten gedoogd en door de fiscus belast, maar ze zijn strictu sensu nog altijd onwettelijk. De wet is naderhand wel versoepeld, maar nooit ingetrokken. Zo wordt sinds 14 januari 1975 het uitbaten van bepaalde kansspelen niet meer bestraft. Het zijn er een honderdtal, waarvan er nog amper vier in de Belgische casino’s beoefend worden : black jack, roulette, craps en baccarat.

?Acht casino’s worden in België gedoogd,? verduidelijkt Diane Reynders van de Dienst voor Strafrechtelijk beleid op het ministerie van Justitie. ?Het zijn instellingen die al bestonden voor de wet van 1902 en die niet opgedoekt werden, maar oogluikend toegestaan.? De wet op de kansspelen lijkt rijp voor verandering. Zeker wat de casino’s betreft.

Er zijn twee wetsvoorstellen in omloop. Het voorstel van Jacques Simonet (PRL) pleit voor de inlassing van een artikel 7-bis in de wet van 1902. Dat artikel zou binnen bepaalde voorwaarden de exploitatie van casino’s toestaan. Het voorstel van Johan Weyts (CVP) gaat verder : de senator wil de wet van 1902 afschaffen en de uitvoering opschorten van het artikel 305 van het strafwetboek, het strafrechtelijke gevolg van de kaderwet.

Het wetsvoorstel-Weyts stuurt aan op een verbod op de gedefinieerde kansspelen, maar legt uitzonderingen vast en wil een controlecommissie instellen binnen het kabinet van de premier. Johan Weyts laat in zijn wetsvoorstel casino’s toe in Brussel, Antwerpen, Blankenberge, Knokke, Middelkerke, Oostende, Chaudfontaine, Dinant, Namen, Spa en nog één stad naar keuze binnen de Vlaamse Gemeenschap. De speelgelegenheden zouden gebonden zijn aan strenge exploitatieregels, stringente eisen voor het personeel en strikte regelgeving voor de uitgebate spelen. De wet houdt rekening met elektronische spellen en zet, bijvoorbeeld, de deur op een kier voor elektronische poker.

CONCURRENTIE.

In een nota van vorige week aan minister van Justitie Stefaan De Clerck (CVP) adviseert de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid evenwel de casino’s niét te legaliseren. Peter Michiels, adjunct-kabinetschef van Brussels gewestminister Jos Chabert (CVP), ligt er niet wakker van. ?Het rapport dateert uit het voorjaar en brengt geen nieuwe elementen aan. Informele bronnen binnen het kabinet voor Justitie hebben ons overigens al bevestigd dat de minister zijn houding niet zal wijzigen omdat het rapport in de pers uitlekte.?

Woordvoerder Chris Lecluyse van het kabinet bevestigt : ?Wij blijven gekant tegen de uitbreiding van het aantal casino’s binnen het huidige gedoogbeleid. Er kan alleen over nieuwe casino’s gepraat worden, als er eerst voor een wettelijk kader is gezorgd. Wij werken aan een ontwerp, maar dat is nog lang niet klaar voor bespreking in het parlement.?

De casinobazen zullen daar niet eens rouwig om zijn. ?Logisch,? vindt Diane Reynders. ?In de huidige situatie bestaat er een absoluut monopolie. De casino’s die er zijn, worden gedoogd, maar voor concurrentie is er geen ruimte. Een wetgeving zou die competitie binnen bepaalde beperkingen aanzwengelen.?

De Oostendse casinobaas Willy Verdonck ziet de bui al hangen. ?Natuurlijk zijn wij voorstander van een wetgeving op de casino’s. We zijn toch al gebonden aan ultra-strenge regels ; als die zwart op wit staan, krijgen we ook rechten. Dat maakt het een stuk makkelijker. Maar wij staan niet te springen om een centraal gelegen concurrent, die de markt afroomt.?

Een extern onderzoeksbureau berekende dat een casino in Brussel de schatkist van het Hoofdstedelijk Gewest jaarlijks met 600 miljoen zou stijven en bovendien een kleine vierhonderd arbeidsplaatsen zou creëren. ?Vooral bij buitenlandse bezoekers van de hoofdstad is er vraag naar een casino. Brussel is de derde congresstad in de wereld, maar moet nu elk weekend honderden zakenlui die een gokje willen wagen, doorsturen naar Amsterdam, Londen of Parijs,? becijfert Peter Michiels.

Jean-Pierre Wijns, auditeur bij de Directe Belastingen en lid van het comité dat binnen Justitie de gokwetgeving behandelt, vindt de huidige toestand niet houdbaar. ?Zelf ben ik in elk geval een fervent voorstander van legalisering van casino’s. Door het scheppen van een wettelijk kader kunnen we de controle verstrakken, onderzoeken waar het geld dat in casino’s gepompt wordt vandaan komt, en een diepgaande enquête instellen naar de werking van elk casino. Door de illegaliteit waarin ze nu verkeren, ontsnappen ze vaak aan toezicht. Het huidige systeem, zoals het toegepast wordt in de acht Belgische casino’s, is bovendien niet waterdicht. De controleurs zijn in principe dan wel doorlopend aanwezig, maar er is geen mogelijkheid tot controle van de controleurs. Zonder speciale toelating mogen ambtenaren zich immers niet in een onwettelijk casino ophouden. Dat privilege is alleen weggelegd voor de vaste controleurs.?

BELASTING.

Controleurs zijn dan ook vaste klanten van de Belgische casino’s. ?Vanaf het moment dat de eerste speeltafel open gaat, tot het ogenblik dat de laatste roulette de boeken sluit, zijn hier mensen van de belastingen aanwezig,? zegt André Wittevrongel. ?Ze controleren de pot met de fooien voor de croupiers, het aantal jetons dat verhandeld werd en het contante geld dat aan de tafels voor jetons geruild werd.?

Het casino betaalt in Vlaanderen 33 procent belasting op zijn brutowinst, in Wallonië 30 procent. ?Als de brutowinst de 35 miljoen overstijgt, wordt die belasting opgetrokken naar respectievelijk 44 en 40 procent,? legt Jean-Pierre Wijns uit. ?Het Waalse Gewest wil in de komende maanden die regelgeving veranderen : als de plenaire vergadering ermee instemt, wordt er binnenkort 33 procent geheven op de eerste 45 miljoen, 44 procent op alle inkomsten die het scharnierbedrag overstijgen.? Daarmee wordt de fiscale kloof tussen de gokkers in beide landsgedeelten toch een beetje kleiner. De discrepantie geldt niet alleen voor de zwaarst belaste casino’s. Ook spelen en weddenschappen of automatische ontspanningstoestellen zijn duurder in Vlaanderen dan in Wallonië.

Wedden op paardenrennen zit in het slop. ?Tot 1991 gingen de weddenschappen op paardenrennen in stijgende lijn,? herinnert Bernard d’Hooghe van Ladbroke zich. ?Tot de nieuwe belastingen kwamen. Plotseling steeg de aanslagvoet naar 15 procent in Vlaanderen, 11 procent in Brussel en 10 procent in Wallonië.? Die bedragen worden binnenkort wéér opgetrokken : de gokkende Brusselaar betaalt straks 15, de goklustige Waal 11 procent. In tegenstelling tot de casino’s rekenen turfkantoren de belasting wel gedeeltelijk door naar de klant. ?De eerste tien procent nemen wij voor onze rekening. De rest van het bedrag recupereren we door een taxatie op de winsten, omdat het economische zelfmoord zou zijn om de meerkost bij de inzetten te voegen.?

Ook elektronische spellen, type bingo, zijn aan belasting onderhevig. Via de inkomstenbelasting, waar het de winsten betreft, maar ook forfaitair : aan elk toestel zit een forfaitaire premie vast die in Vlaanderen tot 144.000 frank en in Wallonië tot de helft van dat bedrag kan oplopen. In totaal puurde de Vlaamse regering in 1994 ruim een miljard frank uit gokbelasting (gokken is federale materie, maar de inkomsten eruit en taksbepalingen zijn een zaak van de gewestelijke overheden). In 1995 was 998 miljoen het streefdoel, de begroting voor 1996 ging ervan uit dat Vlaanderen bijna 1.200 miljoen doorgestort zou krijgen.

Die inkomsten worden gepuurd uit de inzetten, nooit uit de winsten. De belasting op gokspelen is bijgevolg vooral een zaak van de organisator. Of die in het openbaar organiseert of in besloten kring, maakt niets uit. In principe moet dus ook een spelletje roulette in de eigen huiskamer worden aangegeven aan de fiscus. ?Voor 1990 had de belasting op gokken vooral een ontradend effect,? vergelijkt Jean-Pierre Wijns. ?Sinds de overheveling naar de gewesten is dat veranderd : nu ruiken deelregeringen er ook een bron van inkomsten in.?

MECENAAT.

Dat heeft nog geen fatale gevolgen gehad. De vrijstellingen blijven bestaan. Niet alle spellen en weddenschappen zijn namelijk aan belasting onderhevig. Kaartavonden bijvoorbeeld, waarvoor een maximaal inschrijvingsgeld van 250 frank gevraagd wordt, dat bovendien weer verdeeld wordt als prijzengeld, genieten van een vrijstelling. Ook Keno-spelen waarvoor een machtiging verleend is, hoeven niet te worden gemeld aan de belastingadministratie. De belangrijkste vrijstelling is evenwel verleend aan de toegelaten loterijen : CAPSA, bijvoorbeeld, of de spelen van de Nationale Loterij hebben sinds 1851 geen belastingplicht.

Toch komt een flink deel van de inzetten van de Nationale Loterij onrechtstreeks de samenleving ten goede. De Loterij investeert een deel van de nettowinsten in ontwikkelingssamenwerking, stort door naar het Nationaal Rampenfonds, ondersteunt de Koning Boudewijnstichting en andere instellingen van openbaar nut. De winsten gaan op aan steungelden voor het Overlevingsfonds Derde Wereld, de sportfondsen van de gemeenschappen, Solidariteit België, migrantenwerking, gehandicapten-, bejaarden- en jeugdzorg, het Rode Kruis, de Koninklijke Muntschouwburg of aan verschillende eenmalige projecten. Elk jaar wordt ook een deel van de inkomsten aangewend voor cultuursponsoring of wetenschappelijk mecenaat. Het goede doel wordt niet gespijsd op de kap van de loterijspelers zelf. Die zitten safe : hun winsten zijn niet belastbaar, en moeten bijgevolg niet aangegeven worden. De inkomsten uit die kapitalen wél, maar de winnaar is niet verplicht om de fiscus in te lichten. En als hij anoniem wil blijven, zal de Nationale Loterij zijn naam niet bekend maken.

Frank Demets

De wet verbiedt casino’s, maar schrijft wel voor welke spelletjes er mogen worden gespeeld.

De Belgen spenderen jaarlijks 37 miljard aan loterijproducten.

Er wordt minder op paardenrennen gewed dan vroeger, maar het blijft miljardenbusiness.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content