Dertig tot veertig procent van alle kankers kun je vermijden door gezond te eten,

je gewicht onder controle te houden en voldoende te bewegen.

Dat zeggen wetenschappers van het American Institute for Cancer Research en het World Cancer Research Fund (Nutrition Journal 2004,3: 19). In de Verenigde Staten, waar 64 procent van de volwassen bevolking kampt met overgewicht, berekenden onderzoekers in een prospectieve kankerstudie dat overgewicht en obesitas verantwoordelijk zijn voor 14 procent van de sterfte door kanker bij mannen en voor 20 procent bij vrouwen. Te veel eten is een van de belangrijkste risicofactoren voor kanker. Overgewicht wordt rechtstreeks in verband gebracht met verschillende tumoren, van slokdarm, dikke darm, pancreas, lever, galblaas, nieren, maag, prostaat, borsten, baarmoeder, baarmoederhals en eierstokken. Wanneer de Amerikanen erin zouden slagen hun lichaamsgewicht binnen de perken te houden, dan scheelt dat meteen negentigduizend doden per jaar.

Te veel eten is één zaak, ongezond eten een andere. Bepaalde voedingsproducten verhogen het risico op kanker, terwijl andere het risico verminderen. Wetenschappelijk onderzoek naar de invloed van voedingsstoffen op het ontstaan van kanker is zeer complex. De impact van bepaalde voedingsbestanddelen wordt onderzocht in labs en in dierproeven, waardoor de mechanismen tussen voedingsstoffen en het ontstaan van kankercellen kunnen worden ontrafeld. Vanuit dergelijk detailonderzoek mag men echter niet te gauw conclusies trekken over het verband tussen eetgewoonten en kanker.

Meestal wordt vertrokken vanuit epidemiologisch onderzoek. Geografische verschillen in de mate waarin kankers voorkomen, worden vergeleken met de verschillende voedingsgewoonten van die bevolkingsgroepen. De hoge vis- en zoutconsumptie en de vetarme voeding in Japan contrasteren bijvoorbeeld sterk met de westerse voedingsgewoonten, waar veel meer verzadigde vetten en vlees op het menu staan. In Japan komt prostaatkanker honderd keer minder voor dan bij ons, dus wordt deze kanker met verzadigde vetten in verband gebracht. In de landen rond de Middellandse Zee is de kankersterfte lager dan elders in Europa. Bovendien wordt in die landen veel meer olijfolie geconsumeerd. Onverzadigde vetten beschermen mogelijk tegen kanker. Migranten die de eetgewoonten overnemen van het land waar ze zijn gaan wonen, lopen geleidelijk aan dezelfde kankerrisico’s als de inwoners van dat land. Epidemiologische aanwijzingen over de invloed van eetgewoonten op kanker zijn er voldoende. Echte wetenschappelijke bewijsvoering, het detailonderzoek, over de impact van bepaalde voedingsproducten volgt stilaan.

ROOD VLEES

Kanker ontstaat door één of meerdere wijzigingen of mutaties in het DNA van bepaalde cellen. Wanneer mutaties de genen treffen die instaan voor de celdeling, raakt de celdeling ontregeld en gaan de gemuteerde cellen ongecontroleerd groeien. Het resultaat is een kankergezwel: een woekerend hoopje cellen dat overal doorheen groeit en de omgeving aanvreet. Het proces tussen de eerste wijzigingen in het genetisch materiaal en de diagnose kanker neemt meestal tientallen jaren in beslag.

Sommige kankerbevorderende mutaties worden overgeërfd (erfelijke borstkanker, sommige darmkankers…), andere ontstaan onder invloed van externe invloeden. Sigarettenrook bijvoorbeeld bevat scheikundige verbindingen die rechtstreeks schade kunnen berokkenen aan het DNA uit het longweefsel. Hoe bepaalde voedingsstoffen op de genen inwerken is minder duidelijk. Uit dierexperimenten blijkt wel dat heterocyclische amines, scheikundige stoffen die voorkomen in bereid vlees, bij ratten kanker veroorzaken. En dat de toevoer van antioxidanten (o.a. vitamines) het voorkomen van spontane mutaties in het celmateriaal onderdrukt. Er zijn ook aanwijzingen dat bepaalde voedingsgewoonten de celdeling kunnen beïnvloeden.

Van alle onderzochte correlaties tussen voeding en kanker blijft het verband tussen rood vlees en darmkanker het sterkst overeind. Bovendien hebben wetenschappers geen gebrek aan mogelijke verklaringen. De vorming van heterocyclische amines bij de bereiding van vlees (bakken, roosteren, grillen, bereiden op de barbecue) zou bepaalde enzymesystemen beïnvloeden die ook een rol spelen in de vorming van poliepen in de darm. Van poliepen is bekend dat ze kunnen ontaarden in darmkanker. Een andere hypothese stelt wijzigingen in de samenstelling van de darmflora centraal. Wanneer mensen veel rood vlees eten, verandert hun darmflora: er komen bacteriën bij die nitraathoudende bijproducten afleveren die ook aanwezig zijn in sigarettenrook en rechtstreeks kankerverwekkend zijn. Toch volstaat het niet om rood vlees te beperken of zelfs van het menu te schrappen om het risico op darmkanker te vermijden. Uit prospectief onderzoek bij volwassenen blijkt dat het reduceren van rood vlees een eerder beperkte impact heeft op het darmkankerrisico. Te veel andere factoren, zoals de familiale ziektegeschiedenis, lichaamsgewicht, calciumhuishouding en ijzerconcentratie, spelen een bijkomende rol.

Hetzelfde geldt voor prostaatkanker. De meest voorkomende kanker bij westerse mannen wordt eveneens in verband gebracht met een hoge consumptie van rood vlees en verzadigd vet. Anderzijds zouden bepaalde groenten, tomaten in het bijzonder, de kans op prostaatkanker reduceren. Vooral de tomaten rijk aan lycopeen (een bestanddeel van tomatensap dat ook in tomatensaus en ketchup zit) verminderen het risico op prostaatkanker met vijfendertig procent. Dat blijkt uit een epidemiologische studie bij meer dan 50.000 gezondheidswerkers.

BORSTKANKER

Dat er een relatie zou zijn tussen vetconsumptie en borstkanker werd door recent wetenschappelijk onderzoek weerlegd. Terwijl de hoge incidentie aan borstkanker in onze westerse samenleving in verband gebracht wordt met de hoge consumptie aan verzadigde vetten, stelden onderzoekers vast dat een vetarm dieet op volwassen leeftijd het borstkankerrisico amper beïnvloedt. Professor Jaak Janssens, voorzitter van de European Cancer Prevention Organisation, is helemaal niet verrast: ‘In dit onderzoek zaten enkel volwassenen, terwijl de aanzet tot borstkanker vaak al op jonge leeftijd wordt gelegd. Het risico op DNA-schade in de borstkliercellen is het grootst in de periode dat de borsten in ontwikkeling zijn, in de vroege tienerjaren dus. Vetconsumptie heeft waarschijnlijk wel een invloed op het borstkankerrisico, maar dan op zeer jonge leeftijd. Eens de borsten volgroeid zijn, is het borstklierweefsel minder vatbaar voor externe invloeden.’

Tussen de eerste DNA-schade en een diagnosticeerbare borstkanker kunnen meerdere decennia verlopen. Preventie van borstkanker op oudere leeftijd via de voeding lukt niet meer. Voor andere kankers, waaronder darmkanker en prostaatkanker, hebben vetarme eetgewoonten op oudere leeftijd wel nog zin.

M.F.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content