De nieuwe Vlaamse VLD-ministers zijn nu al meer dan een week ouder dan ze waren toen ze in het Vlaams parlement de eed aflegden. Dat ze maar uitkijken. Ook hun ‘houdbaarheidsdatum’ is misschien sneller nabij dan ze zelf denken. Hun leedvermaak met in de kiem gesmoorde of onderbroken ministercarrières (‘sorry, te oud!’) is ongepast. Want hoe legt André Denys het nu thuis in Zulte uit dat hij er alwéér niet ‘bij’ is? En hoe biecht Jaak Gabriëls zijn vrienden uit het zakenleven bij een volgend plezierreisje naar Finland of Zuid-Afrika op dat hij voortaan voor hen wat minder kan betekenen? Als hij tenminste nog mee mag.

De neofieten van hun kant moeten beseffen dat hun lot straks niet meer in handen ligt van het leidende VLD-trio (Verhofstadt, De Gucht, Dewael, vermoedelijk in die volgorde), de Charlie’s Angels die zich nu al profileren als variant van de even almachtige SP.A-Teletubbies. Bij de deelstaatverkiezingen van volgend jaar zullen ze immers worden getaxeerd door de soevereine Vlaamse kiezer.

Hoewel.

Zo heeft die kiezer al niets meer te piepen over hoe Dewael het deed als minister-president – toch niet niks qua functie, drie jaar lang – want die is (wellicht) geen kandidaat in 2004. Toch is het onder meer daarover dat verkiezingen gaan: rekenschap en vertrouwen. Nog betekenisvoller is de beslissing van Bart Somers om, een gegeven woord brekend, het Mechelse stadhuis in te ruilen voor het Vlaamse minister-presidentschap. Wat is een politicus waard die verzaakt aan zo’n ferm engagement? Een politicus moet een ploegspeler zijn, aldus Somers’ verweer. Dat is niet meer dan een glad praatje. Misschien bedoelden zijn mentoren net dát toen ze hem zo geschikt voor de functie noemden: dat hij zo flink ‘communiceert’. Het betekent alleen dat hij iets aannemelijk kan laten klinken – ook wanneer het dat helemaal niet is. Want met die ploeg bedoelde Somers zijn partij, wat inhoudt dat hij loyaliteit aan de partij belangrijker vindt dan trouw aan zijn kiezers.

Bij haar afkeuring van het gehannes in de Vlaamse regering, vond een zure CD&V-oppositie geen betere kritiek dan het belegen en nogal dubieuze verwijt van ‘particratie’.

Was het dat maar.

Politici lijken hun politieke krediet niet langer af te meten aan wat ze concreet presteren als parlementslid of minister, of aan wat ze de kiezer hebben beloofd. Veel belangrijker dan dat elementaire democratische vertrouwen is voor hen het electorale kapitaal dat ze opbouwen met hun vermeende populariteit en dat ze investeren waar dat het best rendeert. Niet om, pakweg, het land te dienen, maar om dat kapitaal verder te laten groeien. Ze worden speculanten, die verkiezingen zien als het sluiten van de markt, wanneer de koersen worden vastgelegd, en met een carrière die bestaat uit een opeenvolging van winstnemingen. Zo hopen ze, als waren ze de David Beckhams van de politiek, uiteindelijk qua carrière en plaats op de lijst te kunnen eisen wat ze willen. Met dat kapitaal zwerven ze, te huur voor de meestbiedende, van de ene verkiezing naar de andere, van de ene assemblee naar de andere, desnoods van de ene partij naar de andere. Vandaar, bijvoorbeeld, dat zoveel politici op 18 mei kandidaat waren voor mandaten die ze nimmer van plan waren op te nemen.

Zo dreigen politici te worden wat Anna Kournikova is voor het toptennis: geen geweldige speelster, maar voor velen een plezier om naar te kijken. De vraag is dan wel waar en door wie de politieke macht écht wordt uitgeoefend.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content