Hubert van Humbeeck

De gesprekken over het Turkse lidmaatschap van de Europese Unie gaan volgende week van start. De schrijver Orhan Pamuk ligt zelf met zijn land overhoop, maar hij kent de twee zielen in de borst van Turkije als geen ander. Hubert van Humbeeck trok naar de Bosporus en had een exclusief gesprek met de schrijver van ‘Sneeuw’ en andere meesterwerken over de erfenis van de sultan en het verdriet van de Turken.

Het werk van Orhan Pamuk verschijnt in het Nederlands bij Uitgeverij De Arbeiderspers, Antwerpen/Amsterdam. De roman ‘Sneeuw’ telt 408 blz. en kost euro 27,50. Begin oktober verschijnt zijn ten dele autobiografische boek over Istanbul in het Nederlands. Dit gesprek kwam tot stand na bemiddeling door Uitgeverij De Arbeiderspers – waarvoor dank.

Het zou van het weer afhangen. Als de zon scheen, bleef de schrijver in zijn huis op een eilandje in de Zee van Marmara – een kleine anderhalf uur varen van het centrum van Istanbul en de Gouden Hoorn vandaan. ‘Het is niet moeilijk’, zei hij door de telefoon. ‘Neem de boot bij Sirkeçi – dat is vlakbij het vroegere eindstation van de Orient Express. Stap uit bij het derde eilandje waar de boot aanlegt: Heybeliada.’

Orhan Pamuk (53) is niet bang, hij is voorzichtig. Het mooie huis in de stijgende straat op het eilandje waar iedereen hem kent, is zeker veiliger dan het rumoerige en onberekenbare Istanbul. Een interview met een Zwitserse krant leverde hem enkele maanden geleden de banbliksems op van nationalistisch Turkije. Pamuk had daarin ronduit gezegd dat zijn land eindelijk in het reine moest komen met zijn recente verleden: de Armeense kwestie en het conflict met de Turkse Koerden. Daarbij vielen, in de twee gevallen, tienduizenden slachtoffers. De schrijver werd met de dood bedreigd en zijn boeken werden in het publiek verbrand. Van de weeromstuit werd hij in West-Europa beloond met de prestigieuze Vredesprijs van de Duitse boekhandel.

Begin september kreeg het verhaal een staart. Het Turkse gerecht vervolgt Pamuk omdat hij Turkije zou hebben beledigd. Hij riskeert drie jaar cel en neemt de beschuldiging ernstig. De invloedrijke krant The New York Times wijdde een hoofdartikel aan zijn zaak en die komt zeker ook premier Recep Tayyip Erdogan slecht uit. Die moest zich net in september dubbel plooien om de Europese Unie ertoe te bewegen de gesprekken over het lidmaatschap van Turkije toch op 3 oktober te laten beginnen, zoals dat in het voorjaar was afgesproken.

Wat Orhan Pamuk overkomt, zou het verhaal kunnen zijn van een van zijn romans. Hij is een vooraanstaand lid van de Istanbulse middenklasse en de haat-liefdeverhouding van Turkije met Europa is een hoofdthema in zijn werk. Terwijl de zon ondergaat over Heybeliada wil hij om begrijpelijke redenen niet op de aanleiding voor die angstaanjagende boekverbrandingen terugkomen. Ook omdat hij niet wil dat zijn persoonlijke avontuur de Turkse kandidatuur voor de EU in een slecht daglicht zou stellen. Wat gemakkelijk kan: Brussel draagt de vrije meningsuiting normaal gesproken hoog in het vaandel.

‘De gesprekken zullen wel op 3 oktober beginnen. Als Europa nu nog de deur dichtklapt, zal dat de Turkse geschiedenis niet veranderen, maar het zou het land wel in een morele crisis storten’, zegt Pamuk. ‘Turkije schuift al 200 jaar in de richting van Europa op. Zelfs de laatste Ottomaanse sultans wisten heel goed dat het Westen sterk was. Vooral de Franse beschaving had een bedwelmende invloed op de jonge Turken van het einde van de 19e eeuw. Daarna, in de tijd van de moderne republiek van Mustafa Kemal Atatürk, werd er wel hervormd maar aanvankelijk alleen aan de top. Er was weinig democratie. De macht en het prestige van het leger bleven lang heel groot.’

De soldaten blijven tegenwoordig in hun kazerne. Het leger is in de traditie van Atatürk de behoeder van de seculiere staat. Heeft het nog altijd zo veel macht?

ORHAN PAMUK: Het heeft nog altijd macht. Het belangrijkste is dat het land nu op democratisch vlak in de richting van het Westen opschuift en dat die stap de instemming heeft van het volk. Volgens recente peilingen staat nog altijd 65 procent van de Turken achter het lidmaatschap van de Unie, maar een jaar geleden lag dat percentage hoger. Het nationalisme is toegenomen.

Dat gebeurt toch altijd als een land zich opmaakt om lid te worden van de Europese Unie?

PAMUK: Ik weet het: de oppositie trekt dan altijd de kaart van het verlies aan nationale identiteit, en zo verder. Het getalm en alle discussies in Brussel hebben ook niet geholpen. De regering heeft haar goede wil getoond: de wetten die moesten worden herschreven, zijn herschreven. Je kunt de cultuur van een land niet op stel en sprong veranderen, maar alle beloften werden ingelost. Turkije heeft er dus recht op dat de gesprekken nu beginnen.

Het vooruitzicht van een toenadering tot Europa heeft het land al veranderd?

PAMUK: De Europese belofte heeft de economie goed gedaan. De Turkse munt is sterker geworden. Tegelijk dringt langzaam het besef door dat een deel van de nationale soevereiniteit naar Brussel zal verhuizen. Dat Turkije belangrijke beslissingen niet meer alleen zal kunnen nemen. De mensen begrijpen stilaan dat Turkije geen lid van de Unie kan worden en toch zijn oude zelf blijven. Het land moet breken met zijn lange traditie van onverdraagzaamheid, autoritair bestuur en schending van de mensenrechten.

Is het daar klaar voor?

PAMUK: Het is het begin van een proces. Ook de publieke opinie in West-Europa moet weten dat Turkije morgen nog geen lid van de Europese Unie is. Dat zal pas over tien of vijftien jaar zo zijn, als het land helemaal klaar is met zijn huiswerk. Mij is het daarbij niet om geld of om de vrije markt te doen, maar om meer democratie en een radicale verandering in de politieke cultuur.

Wie zijn die 35 procent van de Turken, die tegen het lidmaatschap gekant zijn?

PAMUK: Die wordt gevormd door een zeer onnatuurlijke coalitie van een hele waaier van groepen. Van seculiere nationalisten tot politieke islamisten. Het zijn, bijvoorbeeld, nationalisten die de leer van Atatürk op een conservatieve manier interpreteren. Ze onderstrepen er de nationalistische kant van, en niet in de eerste plaats de wens om bij het Westen aan te sluiten.

U schrijft veel over de twee zielen in de borst van Turkije: de hang naar Europa en tegelijk de angst om er te dicht in de buurt van te komen. Kan de Europese Unie vrede sluiten tussen die twee kampen?

PAMUK: Turken die bijvoorbeeld André Gide of Jean-Paul Sartre bewonderen, moeten zich niet om hun Ottomaanse, islamitische cultuur schamen. Er is tussen die twee geen tegenstelling: we mogen de rijkdom van het verleden omarmen. Conservatieve Turken van hun kant moeten niet bang zijn dat ze zoals Voltaire of Sartre moeten worden. De Unie is een politieke instelling – niet meer dan dat. Ze vraagt dat de lidstaten bepaalde democratische afspraken respecteren, die onder meer te maken hebben met een zekere ethiek in het zaken doen, de openheid van de samenleving en de vrije meningsuiting. De gelijkheid van man en vrouw. Maar daarnaast kan iedereen zijn cultuur beleven zoals hij dat wil. Binnen die grenzen kan iemand zo oosters zijn als een Chinees.

De Europese Unie kan dus nooit een bedreiging zijn voor de Turkse identiteit?

PAMUK: Maar nee. Ik ben er zeker van dat er op termijn veel geld zal worden uitgetrokken om onze oude cultuur te bewaren. Naarmate ze rijker wordt, zal de middenklasse in Istanbul trots zijn op haar Turkse cultuur. Ze zal die aan Europa willen laten zien – zo gaat dat toch? Er gaat wel dreiging uit van de populaire westerse media, die de verschillen tussen Europa en Turkije dik in de verf zetten. Wij eten anders, bidden anders, denken anders. En dus zouden we niet samen in de Europese Unie kunnen zitten. Maar dat kan wél.

Wie vandaag door Istanbul wandelt, ziet ook gewoon een welvarende, westerse stad.

PAMUK: Dat zegt iedereen me de hele tijd, maar dat komt omdat u oppervlakkig kijkt en alleen de rijke kant van de stad ziet. Istanbul is tegelijk ook een immens dorp, dat nauwelijks verschilt van de dorpen in Anatolië. Het is even arm en ellendig.

Het blijft toch merkwaardig dat het probleem van de dualiteit in de Turkse samenleving zeventig jaar na Kemal Atatürk niet is opgelost. Wat ging er eigenlijk fout?

PAMUK: De belangrijkste problemen van Turkije hebben weinig met cultuur te maken. Er is een verschil tussen de Europese en de Turkse cultuur. Maar er is een nog groter verschil tussen arm en rijk in het land. Turkije wordt bestuurd door een handvol puissant rijke mensen, die zich eigenlijk de staat hebben toegeeigend. Die mensen beschouwen zichzelf als westers. Ze hebben geen probleem met de westerse cultuur en de westerse manier van leven. Maar ze hebben de grote meerderheid van de Turken laten stikken. Die zijn niet geschoold en beschikken nauwelijks over zoiets als gezondheidszorg. In het oosten van Anatolië is de helft van de mensen werkloos.

Het is dus meer een sociale kloof dan een culturele?

PAMUK: Ook traditionele kemalisten, die steunen op de macht van het leger, kijken neer op de mensen. De leidende klasse in Turkije heeft nooit de juiste omstandigheden gecreëerd waarin mensen goed kunnen leven. Op die manier hebben ze ook voedsel gegeven aan die antiwesterse boosheid. Uiteindelijk overheerst woede. En die woede zoekt een uitweg naar politiek islamisme en nationalisme. Maar het blijft essentieel de woede van de mens die niets heeft. Terwijl hij zeer goed weet dat mensen elders zo veel meer hebben. Ook in Turkije.

Bij het zoeken naar verklaringen grijpt u regelmatig terug naar de val van het Ottomaanse rijk. Turkije verloor zijn plaats in de wereld en heeft die nog altijd niet teruggevonden.

PAMUK: Waarom reisden Franse schrijvers zoals Gustave Flaubert en Gerard de Nerval in de 19e eeuw naar Istanbul? Waarom vonden ze die stad zo mooi dat ze er boeken over schreven? Omdat het ooit een belangrijke, keizerlijke stad was. In 1851 voorspelde Flaubert in een brief aan een vriend dat Istanbul over honderd jaar het centrum van de wereld zou zijn. Honderd jaar later werd ik geboren en was dit het meest provinciale nest ooit. Het rijk was weg. De rijkdom van de Balkan en de hele oostelijke Middellandse Zee stroomde niet meer naar de Bosporus. Wat overbleef, was de architectuur die herinnerde aan een andere tijd. Ik ben in die architectuur opgegroeid, in de melancholie van een plek die ooit van importantie was. Maar die nu toch wel snel en grondig verandert.

West-Europeanen hebben doorgaans geen idee van dat Turkse verdriet over hun verloren rijk. ‘Dat komt’, zei u in een interview in het Duitse weekblad Die Zeit, ‘omdat de enige Turken die jullie kennen poetsvrouwen zijn’. Dat was een harde uitspraak.

PAMUK: Vindt u dat? Het is toch juist dat zelfs de intellectuele elite in landen zoals Duitsland, Nederland en Frankrijk niet beseft dat de Turken de erfgenamen zijn van een imperium? Dat is erg omdat er in Turkije al sinds de tijd van de sultans een boeiende middenklasse leeft, die zich door Europese voorbeelden laat inspireren. Jullie weten niet hoe die mensen zich voelen. Jullie hebben er geen idee van hoe gevoelig dat probleem ligt. Ik weet dat wel, want ik ben een van hen. Ik spreek voor hen. Ik schrijf over hen.

U maakt in uw werk een duidelijk onderscheid tussen de islam en het zogenaamde politieke islamisme. Op momenten van crisis, zoals na de bomaanslagen in Londen bijvoorbeeld, wordt het verschil tussen die twee in het Westen soms zeer vaag. Waar gaat het eigenlijk om?

PAMUK: De islam is een belangrijke godsdienst met een rijke geschiedenis. Precies zoals het christendom. De politieke islam werd uitgevonden door mensen die uit de immense rijkdom van de islam die enkele puntjes hebben gepikt, waar dat geloof met het Westen botst. Met het Westen, maar net zo goed met de Turkse staat of met alle niet-Turken. Die puntjes worden opgeblazen om een zo groot mogelijk politiek effect te creëren. Het is een spel om macht. De politieke islam heeft weinig met islambeschaving of met de Koran te maken. Politieke islamisten zoeken een rechtvaardiging voor onverdraagzaamheid. Het is antiwesters, anti-Europees, anti-Amerikaans en nu helaas ook nog antisemitisch.

Moeten we er ook bang voor zijn?

PAMUK: In mijn roman Sneeuw reist een dichter en journalist vanuit Istanbul naar de verre stad Kars om er een reportage te maken over meisjes die zelfmoord plegen. Ze doen dat omdat ze van school worden gestuurd omdat ze een sluier dragen. Toen ik enkele jaren geleden dat boek schreef, vroegen we ons bang af of we niet op weg waren om een nieuw Iran te worden. Die angst heb ik nu niet meer.

Reageert West-Europa dan te overspannen op het fenomeen?

PAMUK: Ja en nee. De boosheid en de afschuw na de bomaanslagen in Londen of de aanslagen van 11 september in New York zijn niet meer dan menselijk. Maar dan praten we over terrorisme. Niet meer over islam, zelfs niet over politieke islam. Terreur, islamfundamentalisme, politieke islam. Ik zou willen dat jullie het verschil tussen die dingen begrijpen. De Turken hebben het ook niet uitgevonden. Er bestaat een sterk Joods fundamentalisme in Israël. De Amerikaanse president George W. Bush flirt de hele tijd met een vorm van christelijk fundamentalisme. Maar als er een keer doden vallen, treden we in een andere wereld: die van de politie en de militaire macht.

Turkije wordt zelfs door een partij van islamisten geregeerd: de Rechtvaardigheidspartij van premier Recep Tayyip Erdogan.

PAMUK: Ik zal u meer zeggen: die partij bereidt het land op een vreedzame manier voor op het lidmaatschap van de Europese Unie. Ze is zelfs de beste garantie voor Turkije op een toekomst zonder oorlog. De geschiedenis is boordevol ironie. Het heeft even geduurd, maar de Turken beginnen dat nu te begrijpen. Nu moeten ook de Europeanen de les nog onder de knie krijgen.

Als de schrijver in ‘Sneeuw’ zegt dat hij over de sluierkwestie en de reacties daarop een boek wil schrijven, zegt een jonge islamist dat de schrijver ‘van te ver komt’ om te kunnen begrijpen wat er is gebeurd. Wat is daar eigenlijk zo moeilijk aan?

PAMUK: Het verhaal speelt zich af in het meest verafgelegen, arme en ongelukkige deel van Turkije. Het gaat over mensen die normaal geen stem hebben. Het gaat om het stellen van vragen. Wie zijn wij om te oordelen? Waarom kijken wij neer op die mensen en hun problemen?

Is die houding misschien een deel van het probleem?

PAMUK: De boodschap van het boek is dat we niet altijd zo verdomd arrogant moeten zijn. Dat we ons snelle oordeel soms een keer voor onszelf moeten houden. Grote delen van de wereld hebben voortdurend de indruk dat ze niet voor vol worden aangezien. De mensen in het armere deel van Turkije hebben geen kans op economisch geluk. In een stad zoals Diyarbakir is tot 60 procent van de mensen werkloos. Ze hebben daar zelfs geen hoop dat ze ooit een baan kunnen krijgen. Tegelijk zien ze elke dag op televisie en in de bioscoop hoe arm ze wel zijn in vergelijking met andere delen van de wereld. Hoe ze als losers worden voorgesteld. Dat hun godsdienst slecht is en dat hun cultuur en identiteit voor problemen zorgen. En dan zouden ze lief moeten zijn voor die westerlingen? Die mensen zijn pisnijdig!

Enkele jaren nadat u ‘Sneeuw’ had geschreven, verbood een Franse wet dat meisjes een sluier zouden dragen op school. Kon u daar de ironie van zien?

PAMUK: Nee. Ik ben al heel lang met die sluierkwestie bezig. Het lichaam van de vrouw vormt helaas de demarcatielijn tussen seculieren en conservatieven. Hoe ze worden genoemd, maakt overigens weinig uit. Modernen, reactionairen, islamisten: de essentie blijft dezelfde. Mannen bepalen de politiek en vrouwen zijn er het slachtoffer van. Misschien dat ze daarom soms gevoeliger zijn voor de lokroep van de politieke islam.

Er zijn mensen in West-Europa die denken dat moslimmeisjes een sluier dragen om zich een identiteit aan te meten.

PAMUK: Ik kan begrijpen dat mensen in een vreemd land gemakkelijker de symbolen van hun gemeenschap van oorsprong omhelzen. Voor meisjes kan dat een sluier zijn. Anderen zwaaien met de Turkse vlag of ze hangen een foto van Atatürk aan de muur. Mensen in het buitenland tonen zich dikwijls ook nationalistischer dan de mensen hier. Weet u dat de Europese edities van de grote Turkse kranten altijd nationalistischer van toon zijn dan diezelfde kranten die hier worden verkocht?

Hoe was het om de Vredesprijs van de Duitse boekhandel te krijgen, in een jaar dat uw werk in Turkije op de brandstapel werd gegooid?

PAMUK: Het was een troost. Ik ben mijn Duitse vrienden en lezers dankbaar. Van zo een haatcampagne word je niet vrolijker. Maar ik schrijf al dertig jaar en dat gaat dan ook weer voorbij. Ik ben toch ook in Turkije altijd het respect van mijn lezers blijven voelen. Ik wil ook niet dat deze zaak het begin van de gesprekken over het Turkse lidmaatschap van de Europese Unie in de weg staat.

Het gaat in het leven uiteindelijk altijd over de vraag of de jongen ten slotte het meisje krijgt, zei u ooit. Maar is het echt wel zo eenvoudig?

PAMUK: Toch wel. Het leven is een zoektocht naar geluk. Dat geldt voor mensen, maar ook voor landen. Politiek is toch de kunst om mensen gelukkig te maken? Maar tegelijk is geluk ook iets waarvan je niet alleen kunt genieten. Geluk is een prettig beeld dat iemand van zichzelf heeft, en dat is onlosmakelijk verbonden met wat anderen van hem denken. Dat is voor een volk net zo. Turkije is nu rijker dan het ooit was in de tijd van de glorierijke Ottomaanse sultans. Maar zolang jullie Europeanen tien keer meer verdienen dan wij Turken blijft dit land ongelukkig.

U bedoelt: blijft het zichzelf als ongelukkig beschouwen?

PAMUK: Ja, maar dat is dan ook de diepste vorm van ongelukkig zijn die er bestaat.

Hubert van Humbeeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content