‘Alles wat die jongens met al hun diploma’s niet konden of wilden aanpakken, daar riepen ze mij voor.’ Dodewaard had in de persoon van Arie Wouters een nucleaire klusjesman.

In een kloeke boerderij aan De Dreef, een stuk buiten de dorpskern van Dodewaard, woont Arie Wouters. Hij bouwde vanaf 1966 mee aan de kerncentrale en was er vervolgens 25 jaar werkzaam als ‘manusje-van-alles’, zoals hij het zelf noemt.

Wouters werd samen met andere bouwers – ‘ik ben opperman’ – gerekruteerd uit de bevolking van Dodewaard en de omliggende dorpen. Keurige, vaak streng protestantse burgers, die er vaak geen notie van hadden waarvoor ze al dat beton aan het storten waren. ‘Er werd bij de bouw nooit gezegd dat we daar nu een kerncentrale aan het bouwen waren. Ze deden een beetje geheimzinnig, de hoge heren’, zegt Wouters, die over kernenergie en radioactiviteit spreekt als een slager over zijn messen: het hoort bij het vak.

Wouters is door zijn jarenlange werkzaamheden in de centrale een autodidact in kernenergie geworden. Hij zat op de kraan die nieuwe elementen in de kern moest laten zakken bij de splijtstofwisseling ‘omdat die ingenieurs niet wisten hoe ze dat ding moesten bedienen’.

‘Als er een probleem was riepen ze: “Wouters, kom eens hier”.’ Lekkende loodmantels opruimen die besmetting moesten tegenhouden, tonnen wegende cilinders met opgebruikte staven op de vrachtwagen voor het transport naar Frankrijk laden, Wouters heeft het allemaal gedaan. Trots laat hij een miniatuurversie zien van het gevaarte waar hij de cilinders met brandstofstaven mee vervoerde. Gekregen bij zijn pensionering in 1992. ‘En dan was dat spul op de vrachtwagen nog hartstikke radioactief, en moesten ze er houten balken tegenaan zetten om de straling binnen de perken te houden.’

Wouters’ verhalen bevestigen het beeld van Dodewaard dat niet alleen bij de hardcore-actievoerders, maar ook bij grote delen van de bevolking bestaat: een aaneenschakeling van lekken, incidenten en noodstoppen. De eerste keer dat op de rode knop moest worden gedrukt, was al op de dag van de opening, 26 maart 1969. Koningin Juliana, die het nucleaire lintje mocht doorknippen, trok met de kraan waarmee ze de officiële handeling zou verrichten per ongeluk een regelstaaf uit de ingewanden van de nucleaire installatie. Klungelig, en exemplarisch voor de Nederlandse nucleaire industrie, zegt een ingewijde die nog altijd actief is in de sector, en om die reden anoniem wil blijven. ‘Akkoord, er is in Dodewaard wel eens wat fout gelopen – dat heb je in elke experimentele industrie – maar er is nooit gevaar geweest voor de bevolking. Men heeft in Nederland te lang geteerd op oude concepten, en is niet innovatief geweest met het ontwikkelen van nieuwe centrales. Dan doen jullie het in België beter. Ik snap dan ook niet dat jullie regering de onderzoeksactiviteiten van het SCK niet wil steunen. Daar gaan ze nog spijt van krijgen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content