Bij zijn ontstaan in 1948 telde Israël 500.000 Joden. Vandaag, zestig jaar later, zijn het er meer dan 5 miljoen. Israël is een land van migranten. Elk halfuur komt er één nieuwe Joodse migrant bij. Wie zijn ze? En hoe staan ze tegenover de Arabieren in het land?

‘Vorig jaar immigreerden amper 20.000 Joden naar het Heilig Land. Een dergelijke lage instroom is niet lang vol te houden’, zegt een Israëlische bedrijfsleider. En hij staat met zijn mening niet alleen. ‘Gelukkig hebben de Russen Israël gered. Na de val van de Sovjet-Unie zijn er, tussen 1989 en 2003, meer dan 1,5 miljoen Russische Joden naar Israël gevlucht. Zonder hun komst was het voortbestaan van ons land al lang in gevaar.’

Israël, een land dat is ontstaan als een toevluchtsoord, is een land van migranten geworden. Terwijl Palestina aan het eind van de negentiende eeuw slechts 25.000 Joden telde, zijn het er vandaag meer dan 5 miljoen. Voor sommigen is dat niet genoeg.

Het land kende verschillende migratiegolven. De eerste immigranten waren de ideologische kolonisten: jonge socialisten of ontgoochelde Russen van de revolutie van 1917. In de jaren dertig volgde een golf van Duitse Joden, die Tel Aviv uitbouwden en de stad Haifa oprichtten. Later, in de periode 1950-1960, stroomden heel wat Joden uit Arabische landen toe, onder meer uit Irak, Iran en Jemen. Maar ook Joden uit Noord-Afrika, en dan vooral Marokko, zochten een nieuwe thuis in Israël. ‘In hun land van herkomst werden ze als tweederangsburgers beschouwd. Ze waren beschermd, maar ze kregen niet dezelfde rechten als de moslims’, zegt Yehoshua Amishav, directeur van Keren Hayesod, de Joodse organisatie die zich bezighoudt over de integratie van nieuw aangekomen Joden.

De Russen vormden de grootste én de meest omstreden migratiegolf. 300.000 Russen die overkwamen bleken niet-Joods: het waren bekeerde christenen met verre banden met de Joodse gemeenschap. Ze hadden een Joodse echtgeno(o)t(e) of waren kinderen of kleinkinderen van Joodse voorouders. ‘We hebben ze allemaal als Joden aanvaard’, zegt Amishav. Naar verluidt lagen de ziekenhuizen in die periode overvol met Russen, wachtend op hun besnijdenis.

Geïsoleerde Russen

De vraag is dan maar: wie is een Joodse immigrant? En hoe bepalen de autoriteiten wie aan alle voorwaarden voldoet om op korte termijn het Israëlische staatsburgerschap te krijgen? ‘Het antwoord is bijzonder ingewikkeld’, aldus Amishav. Er is de wet van de terugkeer van 5 juli 1950, die eenvoudigweg zegt dat ‘elke Jood het recht heeft om uit te wijken naar Israël’. Maar de praktijk is veel complexer. ‘Geconfronteerd met de golf van Russen in de jaren negentig moesten we een duidelijk criterium formuleren. Dat luidde toen als volgt: “Elkeen die voldoende Joods was om door Hitler naar de gaskamers te worden geleid, is voor ons voldoende Joods om als Jood aanvaard te worden in Israël. ” Ik vond dat een mooi principe.’

Of ook elke Jood zich vervolgens een Israëli voelt in Israël, is maar de vraag. ‘De Russen, die de grootste gemeenschap vormen in Israël – één Jood op de vijf is een Rus -, leven compleet geïsoleerd. Ze spreken Russisch, ze kijken naar de Russische televisie. Mentaal leven ze nog in Rusland’, zegt de linkse publicist Uri Avnery.’ De houding van de Russen leidt tot racisme van de gemeenschappen onder elkaar.

Uit recente rapporten blijkt dat ook de Ethiopische Joden steeds meer met racisme af te rekenen hebben. Hun toevloed is vrij groot. In 2007 kwamen een kleine 4000 Ethiopische Joden naar Israël; in totaal zijn ze met 100.000. Die werden grosso modo in twee operaties naar Israël overgebracht: de operatie-Mozes van 1984 met een luchtbrug tussen Ethiopië en Israël, en de operatie-Salomon van 1991. Voordien zakten Ethiopiërs druppelsgewijs naar het land af. Het was wachten tot het rabbinaat zijn fiat had gegeven en had aanvaard dat ze wel degelijk Joods zijn en dus het recht hebben om terug te keren. Niet alle Israëli’s lijken het daarmee eens.

DEMOGRAFISCHE STRESS

Toch moeten de Joden blijven toestromen. Twee grote instellingen buigen zich over de migratie van de Joden naar Israël. Ten eerste het Joods Agentschap, dat in 1929 werd opgericht om de zionistische beweging destijds een politieke stem te geven. En ten tweede Keren Hayesod, met kantoren overal ter wereld, ook in Amsterdam (Collectieve Israël Actie). ‘We vertellen de Joodse gemeenschappen in het buitenland hoe ze de Joodse maatschappij kunnen komen versterken. We garanderen hen een baan en onderdak’, zegt Yehoshua Amishav. Alle mogelijke hindernissen om te emigreren moeten worden weggenomen.

Aan geld voor de immigratie is er geen gebrek. De financiering komt van de staat, maar ook van Keren Ayesod en het Joods Agentschap. Het laatste krijgt heel wat fondsen uit de Verenigde Staten. Amerikanen kunnen er belastingvrij geld storten voor het goede doel. Tenminste, zo luidt het officieel. Kwatongen beweren dat Amerikaanse Joden via dat kanaal gigantisch veel geld sturen naar Israël voor politieke doeleinden. En dat al zestig jaar lang.

‘Onze taak is hoofdzakelijk migranten begeleiden, en ondersteuning bieden aan de armste regio’s van het land’, verzekert Amishav. ‘Vorig jaar telde het Joods Agentschap 19.700 Joden die naar Israël kwamen. Ook niet-Joden zijn hier uiteraard welkom. Ze moeten wel een langere procedure doorlopen en moeten over een blanco strafregister beschikken, maar het kán perfect. Toch willen we de komst van de Joden zoveel mogelijk aanmoedigen. Voor mij is dat de kern van het zionisme: de terugkeer naar het Beloofde Land. De geschiedenis heeft aangetoond dat Joden nood hebben aan een nationaal en soeverein bestaan. Het is niet verdedigbaar dat we altijd een minderheid moeten blijven vormen.’

De angst voor het demografische overwicht van de Israëlische Arabieren en de Palestijnen zit er immers nog altijd diep in. Met de regelmaat van een klok verschijnen statistieken, zowel aan Joodse als aan Palestijnse kant, die bijhouden wat de demografische verhouding is tussen Joden en Palestijnen. In februari nog publiceerde het Palestijns Centraal Bureau voor de Statistiek cijfers waaruit bleek dat de totale Palestijnse bevolking (in de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever samengeteld) in 2007 goed was voor 3,7 miljoen mensen – een stijging met 29 procent in tien jaar. Wie de berekening maakt en de Israëlische Arabieren daaraan toevoegt, komt aan een cijfer van 4,9 miljoen. Dat betekent dat het aantal Arabieren dat leeft tussen de Jordaan en de Middellandse Zee (4,9 miljoen) bijna even talrijk is als het aantal Joden (5,4 miljoen).

De voormalige adjunct-burgemeester van Jeruzalem, Meron Benvenisti, wijdde een column aan het rapport in de Israëlische krant Haaretz. Hij verbaasde zich erover dat er naar aanleiding van de publicatie niet méér paniek was ontstaan. In een gesprek voegde hij er cynisch aan toe dat ‘de Israëlische politici, die de Arabieren in een concentratiekamp hebben gestopt in de Gazastrook, zich sinds de terugtrekking in 2005 al een pak minder zorgen hoeven te maken’. De Gazastrook telde in 2007 1,4 miljoen Arabieren. De bevolkingsgroei daar lag nog hoger dan het gemiddelde in de Palestijnse gebieden: 38,6 procent in tien jaar tijd.

In zijn column gaf Benvenisti de lezers nog een waarschuwing mee: ‘We mogen de Arabieren en de Palestijnen niet zien als één grote massa die ons bedreigt. Elke inwoner van de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever, en elke Israëlische Arabier is een afzonderlijk individu dat ons respect verdient.’ De realiteit is anders. De houding tegenover de Arabieren in Israël is hard.

SOLDATENRECHTEN

Arabieren die al duizenden jaren in Palestina wonen, krijgen in Israël niet dezelfde rechten als Joden in Brussel die op een dag beslissen om uit te wijken. Nochtans zijn de Arabische Israëli’s ook staatsburgers. In principe beschikken ze over dezelfde sociale, religieuze, culturele en burgerrechten. Precies zoals hun Joodse medeburgers mogen ze deelnemen aan de parlementsverkiezingen en hebben ze zitting in de Knesset, het Israëlische parlement. Hun taal, het Arabisch, is naast het Hebreeuws en het Engels een van de drie officiële landstalen die in rechtbanken, in het parlement en in officiële documenten gehanteerd kunnen worden.

De Israëlische Arabieren krijgen zelfs een vrijstelling van militaire dienstplicht. Een recht, vinden de Israëli’s: de Joodse staat dienen, zou de Arabieren immers met een onmogelijk gewetensprobleem opzadelen. Maar je kunt het ook als een onrecht zien: wie in Israël geen legerdienst doet, is anders dan de anderen. Een argument om de 20 procent Arabieren in de Israëlische samenleving uit te sluiten.

Zo werd in 1979, toen de Likoedpartij aan de macht was, een wet goedgekeurd die subsidies toekende aan grote gezinnen, op voorwaarde dat minstens een van de familieleden zijn militaire dienstplicht had gedaan of als reservist was opgetreden. Later, in 1987, werd een wetsvoorstel ingediend om studenten die geen legerdienst achter de rug hadden meer inschrijvingsgeld te doen betalen. Die wet kwam er uiteindelijk niet door.

De toestand is er niet beter op geworden. De Arabieren hebben het nog altijd even hard, misschien zelfs harder te verduren dan voorheen. In de Knesset stelde parlementslid Efraim Etaim, lid van de rechtse Nationale Unie, onlangs voor om Arabische parlementsleden uit de Knesset te gooien en ze zelfs het land uit te zetten omdat ze een aanmerking hadden gemaakt. ‘Dat zoiets kan, toont voor mij aan hoe dubbelzinnig en onduidelijk het statuut van de Arabieren in Israël is’, zegt publicist Uri Avnery. ‘Formeel hebben ze dezelfde rechten als alle andere burgers. Maar als je weet dat het Hooggerechtshof officieel aanvaard heeft dat Israël een Joodse democratische staat is, wat betekent het dan om een Arabier te zijn in Israël? Alles begint bij de definitie van de staat.’

Weinig Israëli’s stellen zich daar grote vragen bij. Ondertussen neemt het racisme tegen Arabieren hand over hand toe. Een rapport van 19 maart 2008 van Mossawa, het Steunpunt voor Arabische Burgers van Israël, onderstreept hoe de Joodse gemeenschap in Israël de discriminatie en zelfs deportatie van de Arabieren steeds meer ondersteunt. Het beschrijft hoe Arabieren in de afgelopen zeven jaar door veiligheidsdiensten én door Joodse burgers werden gedood. Het klaagt de anti-Arabische houding aan van vooraanstaande Joden, de discriminatie op de werkplek, de uitsluiting van Arabieren uit publieke ruimten, en de vernietiging van Arabische eigendommen. ‘De regering staat machteloos’, besluit het rapport.

Een eerder rapport, van de Vereniging voor Burgerrechten in Israël van december 2007, wees al op een verdubbeling van de haatgevoelens van Joden tegenover Arabieren. En de Democracy Index van het Democracy Institute (juni 2007) toonde aan dat slechts de helft van de Israëli’s gelooft dat Joden en Arabieren dezelfde rechten moeten genieten. 55 procent van de Joodse respondenten ondersteunde zelfs het idee dat de staat de Arabische emigratie uit Israël zou moeten bevorderen.

De houding tegenover de Arabieren is niet te dulden. En toch. ‘Dat is het énige wat de Israëlische Joden bindt: hun haatgevoelens tegen de Arabieren’, zegt Meron Benvenisti. ‘Neem de haat tegen de Arabieren weg en Israël valt uit elkaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content