Stijn Tormans

Twee jaar geleden verbaasde hij voor het laatst. Met een aantal nieuwe helden maakte de oude held een plaat. Een comeback op z’n 83e. En wat voor één. Nooit een oude cowboy gehoord die zo kwetsbaar klonk. ‘Als je oud bent/ Als je ziek bent/ Geen toekomst meer, je bent verankerd/ Te dragen, te verwerken/ Geen leven meer, uitgekankerd.’ Schoepen oog in oog met de dood: het was, naast ontroerend, ook vooral toverachtig mooi.

Een portret schrijven over Bobbejaan Schoepen – nee: Modest Hyppoliet Johanna Schoepen: daar is geen beginnen aan. Er moet dringend iemand een film maken over deze man. Wat er zeker in moet zitten: de wonderjaren in zijn geboortestad Boom. Toen hij er samen met zijn halfzus – ons Liske – op uit trok om variétémuziek te zingen. En elke keer met de hoed rondging achteraf. Op een avond in 1943 speelde hij in een tot de nok gevulde Ancienne Belgique. Buiten vielen de bommen. En Schoepen zong: ‘Mama, ik wil ’n man he’. Nee mama, nee, ’n Duitseman, die wil ek nie. Want schweinefleisch dat lus ek nie.’ De nazi’s zongen niet mee en hij werd opgepakt. Schoepen stelde voor om, bij wijze van straf, te mogen zingen voor de Vlaamse dwangarbeiders. Zo geschiedde ook: er volgde een tournee langs alle Duitse industriesteden. Eenmaal terug in Boom werd hij opgepakt door de Witte Brigade op verdenking van collaboratie, maar na drie maanden weer vrijgelaten.

Twee jaar later ontmoette hij de bekende muziekproducer Jacques Kluger. Die vroeg of hij geen zin had om op de Processen van Neurenberg te zingen voor de Amerikaanse en Canadese troepen. Schoepen aarzelde eerst, maar zei dan volmondig ‘ja’. Hij verdiepte zich in de Amerikaanse country – want die soldaten zouden vast wel last hebben van heimwee. De rest is eigenlijk geschiedenis. De optredens werden een groot succes en hij mocht een grote Duitse tournee maken. Daarna volgde de ene internationale tournee na de andere. Van IJsland tot Congo: overal werd Schoepen een vedette. Hij leerde de wereld jodelen. Jacques Brel mocht in zijn voorprogram-ma optreden.

Zelfs in Vlaanderen was Schoepen een vedette. Kluger had hem aangemoedigd om in het Nederlands te zingen. ‘De Jodelende Fluiter’ werd zijn eerste evergreen. Volgden nog: ‘De Lichtjes van de Schelde’ en natuurlijk het onvergetelijke ‘Café Zonder Bier’. In 1957 trad hij in New York op in de wereldvermaarde Ed Sullivan show. Een toekomst in Amerika lag in het verschiet. Maar Schoepen was het touren moe, keerde terug naar Europa en zocht naar een eigen plek om op te treden.

Die vond hij ook, in Kasterlee. In 1961 ging Bobbejaanland open: het werd een inslaand succes. Maar hoe ouder Schoepen werd, hoe meer pretpark hij leek. En hoe minder zanger. Vijf jaar geleden verkocht hij Bobbejaanland. De man sukkelde toen al met zijn gezondheid. Maar wat hem misschien nog het meest dwars zat: hij kon niet meer fluiten, door een of andere chirurgische ingreep onderweg.

Vorig jaar zei hij nog, in een zeldzaam interview: ‘Doodgaan moet je. Alleen: hoe later, hoe beter.’ Hij heeft woord gehouden. Fluiten kan hij dan niet meer. Maar dat hij iedereen mag leren jodelen, daarboven.

Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content