Als ploegleider van het Duitse T-Mobile werkt Frans Van Looy al vijftien jaar in de schaduw. Wat niet betekent dat hij geen mening heeft.

Met Milaan-Sanremo staat zaterdag de eerste grote klassieker van dit wielerseizoen op het programma. Geen wedstrijd die beter bij de kwaliteiten van Erik Zabel past als de Primavera: de Duitser won ze al vier keer en greep vorig jaar naast een vijfde zege toen hij in de spurt de armen te vroeg in de lucht gooide en in extremis werd gepasseerd door de Spanjaard Oscar Freire. Straks wil de kopman van T-Mobile die blunder rechtzetten.

De door Walter Godefroot gedirigeerde ploeg eindigde vorig seizoen als de nummer één op de UCI-ranking. Het is en blijft opmerkelijk dat deze Duitse formatie een grote Belgische stempel draagt: naast Godefroot als manager zijn er ook Belgische verzorgers en mecaniciens. En Frans Van Looy als een van de vijf sportdirecteurs. Als renner kwam Van Looy nooit verder dan de subtop. Maar de flamboyante Antwerpenaar verkocht zich goed en had altijd iets te vertellen. Sinds hij ploegleider werd, toeft Frans Van Looy (54) veel meer in de luwte. Zeker bij T-Mobile, dat alleen al door de aanwezigheid van Jan Ullrich constant in het nieuws staat, voelt hij zich goed met die rol op de achtergrond. Dat betekent echter niet dat Van Looy geen mening heeft.

FRANS VAN LOOY: Toen ik in 1982 mijn rennerscarrière beëindigde, wilde ik eigenlijk niet in de wielersport blijven. Mijn vader was landbouwer, ik ben op een erf grootgebracht. Ik woon op driehonderd meter van mijn ouderlijk huis, ik ga daar geregeld een kijkje nemen. Zelfs als ik ’s nachts thuiskom, trek ik wel eens mijn laarzen aan en fiets tot ginder om te zien of er met de dieren geen problemen zijn. Ik ging vroeger ook graag naar de veemarkten, kopen en verkopen, dat was eigenlijk een echte passie. Het moment dat je zo’n deal afsloot, de ene hand die tegen de andere kletste, ik vond dat zalig.

Toen die toestanden met die hormonen begonnen, vond ik er niets meer aan, daar wilde ik niet aan meedoen. Daarom ben ik weer de wielersport ingestapt. Ik begon bij het modale Perlav, als adjunct van Paul De Baeremaeker. Dat was een ongelooflijke tijd, veel lachen, maar vooral zien hoe je het niet moet doen. Dan kwam Histor-Sigma, als adjunct van Willy Teirlinck. En sinds 1992 zit ik dus bij Telekom dat vorig jaar tot T-Mobile werd omgedoopt.

Hoe is het om in een Duitse ploeg te werken?

VAN LOOY: Ik vond het fascinerend om te zien hoe deze ploeg organisatorisch groeide. Ik heb nog meegemaakt dat Erik Zabel, Jan Ullrich en Bjarne Riis na een etappe in de Ronde van Valencia in het gras zaten om zich om te kleden, iedereen stond naar hen te kijken. Nu doet zelfs een derderangsploeg dat niet meer. Als je ziet wat er sindsdien allemaal veranderd is.

Ik kan in deze ploeg in alle rust mijn werk doen. Dat komt natuurlijk ook door de aanwezigheid van Walter Godefroot die als manager alle klappen opvangt en ons als het ware uit de wind zet. Als de bazen zagen, dan doen ze dat tegen Godefroot. Voor mij is dat ideaal, ik hou niet van die stresstoestanden.

Hangt er in de ploeg geen typisch Duitse sfeer: zakelijk en nuchter?

VAN LOOY: Misschien wel. Maar eigenlijk past dat ook goed bij Walter Godefroot, die heeft ook die nuchterheid en zaligheid. Walter is iemand die nooit zijn emoties laat zien, niet bij nederlagen, maar ook niet bij overwinningen. Bij hem moet je ook niet met flauwekul aankomen, met verhalen dat het waait en regent en dat je wat minder wil gaan trainen. Hij kan heel hard zijn. Ik herinner me een valpartij in Parijs-Nice: de renners lagen op de grond, ik had daar toch een beetje mee te doen. Godefroot zei: ze zullen wel weer opstaan, ze zijn niet van chocolade. Ook als renner was Walter veeleisend, in de eerste plaats voor zichzelf. Hij nam altijd zijn verantwoordelijkheid.

Godefroot komt het best overeen met de renners die hard werken. Daarom klikt het ook zo goed tussen hem en Erik Zabel. Anderzijds legt Godefroot ook niet zo snel druk op renners, zeker de jeugd laat hij de kans om te groeien.

Aan het einde van dit jaar zet hij er een punt achter.

VAN LOOY: Dat vinden we allemaal heel jammer. Walter mag dan niet gemakkelijk zijn, hij is wel heel eerlijk, heel menselijk. Ik ga ervan uit dat zijn vertrek voor het Belgische personeel niets zal veranderen. Ik ben heel tevreden bij T-Mobile en ik denk dat ik dat ook uitstraal. In die vijftien jaar heb ik niet één aanbieding van een andere ploeg gekregen. Ze weten wellicht: Van Looy wil daar toch niet weg.

Renners in de ploegen prijzen je om je eerlijkheid.

VAN LOOY: Ik hou ervan de dingen te zeggen zoals ze zijn. Dat betekent dat ik niet altijd plezante gesprekken voer, want de waarheid wil wel eens kwetsen. Ik praat veel met renners, zeker na nederlagen. Renners hebben altijd een oorzaak nodig waarom ze gefaald hebben. Die geef ik hen, ik kan redelijk goed een wedstrijd analyseren, ik weet doorgaans wel waar het fout is gegaan. Uit de fouten die we maakten, proberen we dan te leren.

Zo kan je als ploegleider proberen invloed uit te oefenen. Niet tijdens de wedstrijd zelf. Als je dan moet corrigeren, is het meestal te laat. De renners bepalen zelf wel wat ze moeten doen. Ik heb nog maar zelden geweten dat een sportdirecteur door zijn inmenging een andere situatie creëert, je mag je rol in de koers echt niet overschatten. Alleen als het om Erik Zabel gaat, moet je al eens ingrijpen.

Hoe bedoel je?

VAN LOOY: Zabel is iemand die in de koers nooit iets zegt. Het bevel om bijvoorbeeld achter een ontsnapping te rijden, moet vanuit de wagen komen. Je dient de koers voor hem echt te dirigeren. Ik heb nog nooit geweten dat Zabel aan iemand gevraagd heeft om voor hem te werken. Hij vindt dat dit automatisch moet gebeuren. En als er niets voor hem gedaan wordt, laat hij achteraf wel blijken dat hij dat niet appre- cieert. Dat is vreemd voor iemand die zich zo voor zijn vak wegcijfert, want qua professionele ingesteldheid is Zabel echt een uitzonderlijk iemand.

We zijn voor het begin van het seizoen twee weken op trainingskamp naar Mallorca geweest en bijna iedere dag ging hij een uur voor de anderen trainen. Die concentratie en beroeps-ernst zijn ongelooflijk. Ook ’s avonds aan tafel: hij is dan vaak in gedachten verzonken en zegt niet veel. Hij eet gezond, hij drinkt gezond, hij traint veel. De rest interesseert hem niet. Van artificiële voedingssupplementen bijvoorbeeld moet hij niets weten. En je moet hem heel goed kennen om te weten wat er in hem leeft, hij zal nooit rechtstreeks zeggen waar hij mee zit.

Knaagt het niet aan Zabel dat hij minder snel is dan vroeger?

VAN LOOY: Hij is wat dat betreft heel realistisch. Dit jaar heeft hij trouwens zijn manier van koersen wat veranderd. Vroeger was die eerste plaats op de UCI-ranking een echte obsessie, hij joeg op elk punt. Nu werkt hij meer naar bepaalde doelen toe. Milaan-Sanremo is zijn eerste objectief.

Geen koers die hem beter ligt.

VAN LOOY: Dat komt door zijn extreem hoge trainingsintensiteit. Geen renner die in de winter zoveel kilometers aflegt als Zabel en die vervolgens bij het begin van het seizoen zo hard doorgaat. Tegen Milaan-Sanremo zit Zabel in topvorm en als je dan na een koers van bijna driehonderd kilometer, met de Poggio als ultieme scherprechter, naar de meet stormt, ben je sterk en snel. De anderen, die hun voorbereidingsprogramma iets anders opbouwen, komen dan net wat basis tekort. De gedrevenheid van Zabel verbaast me nog elke dag.

Ook wat dat betreft is hij de antipode van Jan Ullrich die op dit moment te zwaar staat.

VAN LOOY: Het probleem van Ullrich is heel simpel: hij traint te weinig, hij eet te veel en hij drinkt te veel.

Vreemd dat niemand hem onder controle krijgt.

VAN LOOY: Als je bezig bent met de manier waarop hij zijn seizoen opbouwt, lig je elke nacht wakker. Dan ga je kapot van de stress. Je moet dat gewoon aanvaarden, ik denk dat je hem niet kan veranderen. Of hij nu gelijk heeft of niet, daarover wil ik me niet uitlaten. Kennelijk wil hij van het leven genieten.

Van de andere kant wordt Ullrich wel omringd door een hele batterij begeleiders. En een mentor, Rudy Pevenage, die niet bij de ploeg hoort, maar er toch altijd is. Vreemd dat een sponsor als T-Mobile dat accepteert.

VAN LOOY: Dat komt alleen omdat Ullrich zo’n superster is in Duitsland. Hij staat veel hoger dan Zabel. Ik denk dat dit Erik wel eens moet frustreren, al zal hij daar niets over zeggen.

De aanwezigheid van Pevenage is voor velen in de ploeg een bron van ergernis.

VAN LOOY: Mij stoort Rudy niet. Het verbaasde me niet dat hij zich op een bepaald moment met Ullrich ging bezighouden. Ik ken hem, ik heb met Pevenage gewerkt bij Histor-Sigma, waar Luc Roosen de opkomende man was. Ook toen gooide hij zich meteen op Roosen, dat is zijn manier van doen. Natuurlijk is de situatie in de ploeg wat vreemd. Vooral omdat je vaststelt dat ook Pevenage er niet in slaagt die knop bij Ullrich om te draaien.

Komt Ullrich ooit helemaal terug?

VAN LOOY: Met hem weet je nooit. Vorig jaar zag je dat hij in de Ronde van Frankrijk een stuk tekortschoot. Achteraf vertelde hij dat hij ziek was geweest. Maar je moet dat wel in het juiste perspectief zien. Alles had te maken met de manier waarop Ullrich zijn conditie opbouwde. Hij had te weinig fundament, te weinig grondconditie. Aan het einde moet je je dan beginnen forceren om terug te komen. Hij won dan wel de Ronde van Zwitserland, maar heeft zich toen wellicht heel veel pijn gedaan. Want in feite had hij nog net iets te weinig weerstand en te weinig kracht. Als je je dan forceert, kan je natuurlijk ziek worden.

Praat je daar soms met hem over?

VAN LOOY: Nooit. Ik spreek wel met Ullrich – ik vind hem op zich een schitterende gast – maar niet over de manier waarop hij moet trainen. Dat is Pevenage zijn domein. Bovendien: het haalt toch niets uit. We hebben ooit eens beslist om de wijn bij het eten af te schaffen, maar Ullrich hield zich daar niet aan. Je hebt er geen vat op.

Ook Pevenage kan dat niet veranderen.

VAN LOOY: Pevenage praat Ullrich te veel naar de mond. Net zoals de andere mensen die Jan omringen.

Die kinesiste bijvoorbeeld, Birgit Krohm, die hem altijd begeleidt.

VAN LOOY: Ik denk dat een vedette zoals Ullrich zich mag omringen door mensen die hij graag heeft. Zijn broer is ook zijn mecanicien. Hij heeft vertrouwen in die Birgit. Alleen ligt zij zeer moeilijk in de ploeg, het is een verschrikkelijk egoïstisch mens. Ze doet echt niets voor een ander. Behalve voor Jan.

Leuk is anders.

VAN LOOY: Tja, ze schaamt zich nergens voor. Als ze bijvoorbeeld aan de aankomst met haar wagen arriveert, parkeert ze die in het midden van de straat. Iedereen staat dan geblokkeerd, ze stelt zich daar geen vragen bij. Echt een verschrikkelijke vrouw. Anderzijds zal het voor haar ook niet gemakkelijk zijn met Ullrich. Als je met een renner werkt die maar drie weken op een seizoen goed rijdt, maak je veel slechte momenten mee. En dan krijgt ze wellicht geregeld op haar donder.

Ullrich blijft dus een onzekere factor voor de Ronde van Frankrijk.

VAN LOOY: Absoluut. Ik verwacht anderzijds wel heel veel van Andreas Klöden. Die tweede plaats van vorig jaar is voor hem een enorme stimulans geweest. Klöden is een renner met veel mogelijkheden. Alleen ontbrak het hem aan stabiliteit. Ooit verhuisde hij van Berlijn naar Merdingen waar Ullrich woonde, hij kwam ginder toe en Jan trok naar Zwitserland. Waarop Klödens zwangere vrouw zei: als jij nu ook naar Zwitserland wilt verhuizen, moet je dat weten, maar ik ga terug naar Berlijn. In zo’n huishouden is toch geen rust. En dat uitte zich in de prestaties. Nu is die rust er wel en dat zie je meteen aan zijn uitslagen. Klöden zal nooit de Tour beheersen zoals Lance Armstrong, maar hij heeft alle kwaliteiten om voor de zege te knokken: hij klimt goed en is een uitmuntende tijdrijder. En hij straalt heel veel sereniteit uit. Terwijl hij vroeger altijd de indruk gaf ontevreden te zijn, het was alsof hij iets zocht dat hij niet vond. Niets is voor een sportman belangrijker dan stabiliteit.

Door Jacques Sys

‘Als je bezig bent met de manier waarop Ullrich zijn seizoen opbouwt, lig je elke nacht wakker.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content