Benno Barnard
Benno Barnard Lees hier de columns van de Nederlandse dichter en essayist Benno Barnard.

Hoe lang geleden het navolgende is gebeurd, blijkt al direct uit de foto die nu op mijn bureau ligt, opgegraven in Schoenendoos en afkomstig uit de Beschaving van Barnardshire, 1956 na Chr.

Ik vierde mijn tweede verjaardag in Londen, toegezongen door het personeel van het hotel waar we verbleven. Dat ons gezin toen op de vlucht was voor de Russen klinkt in 2005 weliswaar tamelijk belachelijk, maar mijn vader was bijna doodgebombardeerd in Berlijn en mijn moeder haast verhongerd in Rotterdam, dus de ontijdig geborenen dienen te zwijgen.

Ik kreeg twee cadeaus, waarvan het eerste al die jaren onafgebroken in mijn bezit is gebleven. Het tweede kwam pas veel later; het was een herinnering van de soort die des te kostbaarder is omdat je haar via een ander hebt bewaard en de glans van je persoonlijke mythologie eroverheen is komen te liggen. ‘Happy birthday!’ zong het zwart-witte koor van de kamermeisjes. De portier, een kolos van tweed, tilde me naar het fonkelende zenit van de lobby, de tinkelende kristallen luchter; en nog voor ik een jolly good fellow was, graaide ik met succes naar de rode bonbondoos op het hoofd van de piccolo, kraaiend van verrukking, kraaiend in het Engels. Op het koper smolt de vlek van mijn adem telkens weer weg. Het houtwerk rook verrukkelijk naar boenwas, dat is de oudste drug. Mijn autootje reed zich almaar vast in Perzische abstracties.

Het eerste cadeau was The Jack and Jill Book 1957. Voorin heeft mijn vader de naam van het hotel achter de datum geschreven. Het is dus onuitwisbaar, het blijft gebeurd zijn. Raar dat ik deze verleiding niet kan weerstaan: het hotel intikken op de Grote Zoekmachine, en verdomd, na 0.09 seconds staat het nog steeds overeind, aan Dorset Square, graced with warm family atmosphere, en als je zin hebt kun je aanduiden of je je overnachting er als rustiek, romantisch of historisch hebt ervaren – dat laatste dus maar, want mythisch staat niet bij de keuzemogelijkheden.

Zeven shilling-en-sixpence kostten de belevenissen van Jack en Jill, de onophoudelijk glimlachende tweeling. Fleurige prenten, luttele regels tekst, die mijn moeder aan me voorlas en vervolgens voor de vuist weg vertaalde. De caleidoscoop, waarmee het geheugen altijd weer wordt geasso- cieerd, is in het geval van Jack en Jill wel erg toepasselijk. Nu ik het boek weer doorblader, verandert het in een primitieve film: honderden goedkope plaatjes tuimelen over elkaar heen, die ik stuk voor stuk herken en met allerlei beelden uit mijn kindertijd in verband breng. Maar als de plaatjes weer tot stilstand komen, moet ik ook de onbenulligheid van het boek erkennen. Die horribele tekenstijl! Die zouteloze verhaaltjes, die zelfs niet tot gemoraliseer, tot die onderste tak van de boom der kennis opwieken! Het Britse Rijk moet uitgeput zijn geweest, dat het zijn bleekneusjes deze dunne soep voorzette. Nee, dit jeugdsentiment moet ik mijn kinderen beslist besparen.

Maar nostalgie heeft geen smaak. ‘A Day in London with Jack and Jill’levert het bewijs. Ik woonde in de jaren vijftig als een klein weekdier in zijn schelp – hier druk ik die schelp tegen mijn oor en onmiddellijk hoor ik mijn moeders stem, glashelder, met de toverformule van het verhaal: ‘Daar ben jij ook geweest!’ Hoe vaak zou ze die mantra hebben herhaald?

In London they catch a big red bus.

Laughs Jack, ‘It’s stopping just for us.’

Dat las ze in het Engels en daarna vertaalde ze die kreupele viervoetige jambe – en al is dit een geconstrueerde herinnering, ik weet zeker dat ze halfslachtige pogingen deed om het rijm te bewaren, ze was een vervaarlijke sinterklaasdichteres.

Ik staar naar de plaatjes. De dubbeldekker rijdt nog altijd naar Trafalgar Square, waar een extatisch glimlachende Jack en Jill in hun zondagse kleren de duiven voeren, gefotografeerd door de pater familias – die het langwerpige gezicht van mijn eigen vader heeft, een gleufhoed draagt, een pijp in de maansikkel van zijn glimlach geklemd houdt – en warm toegeglimlacht door een groen mantelpakje op pumps en onder een zwart hoedje. De familie Smile.

First they go to Trafalgar Square,

To see the lions and pigeons there.

Duiven voeren is tegenwoordig streng verboden op het plein. In mei 2005 bracht de uit veel nep en nog meer erfenis bestaande Paris Hilton een promotiebezoek aan Londen, waar ze tot grote ergernis van de linkse burgemeester Ken Livingstone dat verbod in de wind sloeg. Tegenover reporters verklaarde ze zelfs liever duiven te voeren dan te shoppen. Ze kijkt naar me terug vanuit een krantenknipsel en ik verander terstond in een doffer.

De foto voor mijn neus heeft kartelranden en is de definitie in dingvorm van het Kiekje, een woord uit een vorige wereld. Mijn zusje en ik strooien broodkorsten in een donderwolk van duiven, onder het toeziend oog van Lord Nelson en onze ouders. Het is 151 na Trafalgar en 16 na Rotterdam. Willem draagt een pet. Met de vouw in zijn broekspijpen zou hij zich kunnen scheren. De donkere deux-pièces van Christina heeft ongeveer dezelfde snit als het mantelpakje op pagina 50 in mijn boek. Deze dertigers zijn mijn ouders, wat onmogelijk is, want zelf word ik 51.

Zo vooroorlogs als die grijzige, al naar het spookachtige tenderende wereld nu aandoet, hier in mijn handpalm! Maar voor welke oorlog dan wel? En heb ik daar echt in rondgelopen? Nee, dat was ik niet; dat was een preïncarnatie.

benno barnard

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content