Twee beelden van de repressie zijn in ons collectieve geheugen gebrand: mensen opgesloten in de kooien van de Antwerpse dierentuin, en jonge vrouwen van wie de haren worden afgeschoren omdat ze ‘heulden met de vijand’ of een verhouding hadden met een Duitse soldaat. Over dat laatste onderwerp verscheen in ons land geen enkel onderzoek.

Gerlinda Swillen (65) is ereleraar van het Gemeenschapsonderwijs. Sinds september 2007 werkt ze aan een eigen project. Ze is op zoek naar mensen die oorlogskind zijn van een Duitse vader of moeder. Uit haar voorlopige onderzoek blijkt dat het gaat om verschillende mogelijkheden. Kinderen van Belgische soldaten die met een Duitse vrouw uit krijgsgevangenschap terugkeerden. Kinderen van Duitse soldaten die na de oorlog hier bleven en trouwden. Kinderen van vrouwen of mannen die verplicht tewerkgesteld waren in Duitsland. En kinderen van Duitse soldaten die hier als bezetter waren.

Zoals zij. Geboren in 1942. Haar moederhad aan een rijksnormaalschool gestudeerd,maar vond geen werk in het Vlaamse kleuter-onderwijs, dat nog grotendeels katholiek was. Uit angst voor tewerkstelling in Duitsland zocht en vond ze een baan als gouvernante in Gent. Dat was in die tijd ver van haar ouders in Oostende en, vertelt Swillen, ‘ze voelde zich vaak eenzaam’. Zo ontmoette ze een Duitse onderofficier, ze werd zwanger, ging terug naar huis en kreeg haar kind. De Duitse vader werd naar het Oostfront gestuurd.

Het leven van die kinderen en van hun moeders is in ons land nooit bestudeerd. Zelfs niet toen andere landen vanaf het begin van de jaren negentig van de vorige eeuw wel studies publiceerden. Hier was het taboe blijkbaar te groot.

Bij haar onderzoek krijgt ze de hulp van het Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). ‘Want het was een blinde vlek’, zegt Soma-directeur Rudi Van Doorslaer. ‘Eigenlijk is alles wat met vrouwen in de oorlog te maken heeft weinig bestudeerd. Daar komt nu verandering in. Gelukkig stellen historici telkens nieuwe vragen.’

Geëxtrapoleerd uit cijfers van landen waar wel studies voorhanden zijn, zou het in België gaan om minstens 20.000 kinderen. Kinderen die meer dan zestig jaar leefden met een half verleden. Want er kwam geen antwoord op hun vragen. Moeders en familieleden zwegen. Uit schaamte, maar ook uit angst voor wat hun kind zou overkomen.

‘Schaamte, zeker’, zegt Gerlinda Swillen. ‘In die tijd een ongehuwde moeder zijn, was niet gemakkelijk. Maar wat was de oorzaak van die diepe schaamte? De zogezegde schande van een ongehuwde moeder, of dat de vader “de vijand” was?’

En angst. Swillen: ‘In de Eerste Wereldoorlog waren er ook zulke kinderen. Vaak geboren na verkrachting door Duitse soldaten. Die kinderen én hun moeders zijn zeer slecht behandeld door de Belgische bevolking en werden vergeten. Erger nog: na de oorlog werden alle documenten die erover bestonden vernietigd. Wellicht door de Amerikanen, al kan niemand zeggen waarom uitgerekend de Amerikanen dat deden. Weinig mensen weten dat vandaag, maar de mensen die de Eerste Wereldoorlog hadden meegemaakt – mijn grootouders, bijvoorbeeld – wisten dat nog wel. Hun angst deed hen en mijn moeder zwijgen.’

En dan waren er de bijzondere omstandigheden. Als Duitse soldaten wilden trouwen, werd een groot onderzoek uitgevoerd. Onder meer naar de raszuivere afstamming van de vrouw. ‘Ook dat speelde mee’, zegt Swillen. ‘Het was oorlog. Duitse militairen konden streng gestraft worden voor een relatie met een Belgische vrouw. Mensen waren ook bang voor een onderzoek door de Duitse autoriteiten. En het was een andere tijd, met een heel andere seksuele moraal. Allemaal redenen om te zwijgen.’

UNIVERSEEL VERHAAL

Het zwijgen heeft voor haar te lang geduurd. Ze wil de hele geschiedenis van de oorlogskinderen en hun ouders reconstrueren. Hoe leerden de ouders elkaar kennen? Hoe begon de verhouding? Was er anticonceptie mogelijk? Het is bekend dat Duitse soldaten condooms hadden. Hoe verliep de zwangerschap? Hoe werd ze verborgen? Waren er plotseling meer abortussen? Werden kinderen voor adoptie vrijgegeven? Hoe reageerden de Duitse autoriteiten? Maar ook: hoe was de seksuele moraal van Duitse jonge mannen en Belgische jonge vrouwen in die tijd?

En de bevalling? Sommige vrouwen gingen bevallen in Wégimont bij Luik, waar de nazi’s in november 1942 een Lebensborn-instelling hadden geopend. In dat moederhuis werden de ‘raszuivere’ kinderen geselecteerd. Als het om een ongehuwde moeder ging, wilden de Duitse autoriteiten het kind voor adoptie naar Duitsland brengen. Maar de Belgische administratie weigerde ze in te schrijven als Duitsers.

En hoe beleefden die kinderen later hun anders-zijn? Daar heeft Swillen getuigenissen voor nodig. Mensen die willen vertellen. Anoniem als ze dat willen, met een contract dat anonimiteit garandeert. Netjes volgens de wetenschappelijke normen. Want het taboe is er nog steeds.

Maar waarom eigenlijk? Zo lang na de oorlog?

Ze formuleert erg precies, woorden kunnen zwaar wegen: ‘In de Franstalige gebieden spreken ze over collaboration horizontale. In het Nederlands heet dat “liefdescollaboratie”. Maar is verliefd worden op de verkeerde persoon collaboratie? Die jonge vrouwen waren geen verraders’, stelt Swillen. ‘Bovendien is de term collaboratie in Wallonië zeer beladen. Enfants de Boche was de naam die de Franstaligen gaven, een scheldnaam. Maar eigenlijk zijn wij “kinderen van de oorlog” of “Wehrmachtskinderen”. En we hebben allemaal hetzelfde verhaal.’

Een verhaal van verzwegen dingen, van verdraaiing van de waarheid, van ‘dingen die niet klopten’, zegt ze. ‘En dus gingen we op zoek. We willen allemaal geloven dat we uit een liefdesverhouding geboren werden. We bewaren allerlei mogelijke documenten. Bewijzen van inentingen, onooglijke fotootjes. We willen dat geheim kennen, omdat het om ons leven gaat.’

Een leven dat voor veel van die kinderen in het teken stond van hun oorsprong. Kinderen werden vernederd, geslagen, mochten geen lid worden van sportclubs, konden geen carrière maken in het leger. Telkens weer werden ze geconfronteerd met het feit dat ze anders waren. En dus leerden ze vechten of zwijgen. Ze verdoezelden hun verleden en probeerden krampachtig ‘goede burgers’ te zijn. Maar de leemte bleef. De vragen ook. ‘Bij iedereen loopt de grote geschiedenis samen met de individuele geschiedenis’, zegt Swillen. ‘Iedereen is een kind van zijn tijd. Maar bij oorlogskinderen is dat wel heel scherp.’

Er is trouwens een parallel. Na de bevrijding werden er kinderen geboren uit een relatie met een geallieerde soldaat. Hoe keek de maatschappij daartegenaan? En hoe beleefden de kinderen dat?

Rudi Van Doorslaer: ‘Alle kinderen hebben het recht hun oorsprong te kennen omdat dat deel uitmaakt van hun identiteit. Bij veel oorlogskinderen – vandaag zijn dat zestigers – werd die identiteit uitgewist of op z’n minst verborgen. Dit onderzoek maakt de oorlogskinderen weer zichtbaar en helpt ze hun geheugen terug te vinden en te herstellen.’

Voor Gerlinda Swillen is er nog een andere reden. Het verhaal moet verteld worden. ‘Want het gebeurt vandaag nog’, zegt ze. ‘In alle oorlogen worden oorlogskinderen geboren. Uit een liefdesverhouding of na verkrachting. Het is een universeel verhaal en tegelijk ons verhaal. En dat maakt ons zo gevoelig. Ik ondervind dat in de interviews met lotgenoten. Het gevaar bestaat dat ik meegezogen word in hun verhaal. Dat besef ik maar al te goed.’

Maar zou iemand anders dat met dezelfde gevoeligheid kunnen doen? Want ze kent ‘de risico’s’. Mensen die ze al haar hele leven kent, krijgen plotseling een heel ander beeld. ‘Eigenlijk wilde ik niet met een persoonlijk verhaal naar buiten komen. Maar ik wist dat ik moest spreken om mijn lotgenoten te overhalen ook te getuigen.’

INFO:WWW.CEGESOMA.BE OF CEGESOMA@CEGESOMA.BE, TER ATTENTIE VAN GERLINDA SWILLEN.

DOOR MISJOE VERLEYEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content