Het is officieel: Branford Marsalis heeft een late midlifecrisis. Eerst verbrak hij de banden met New York. Recent stuurde hij met de cd Metamorphosen zijn beroemde kwartet een toegankelijker richting uit. En zopas vertelde zijn vrouw hem dat hij geen echte man is. Op het podium van de Turnhoutse Warande, nu zondag, komt hij vast vertellen dat hij duiklessen wil volgen.

‘Luister goed, jongeman, en vergeet het niet.’ Branford Marsalis (49) haalt zijn half opgegeten croissant uit zijn mond, veegt zijn hand af aan zijn broek en gaat op het puntje van zijn stoel zitten. Er komt iets vaderlijks aan, dat voel je. Een wijsheid voor het leven die je boven je bed kunt hangen, of op een wit-blauw tegeltje aan de grot van Oostakker-Lourdes. ‘Niemand kan zo hard in je ballen schoppen als je eigen vrouw. Niemand. En daar moet je haar dankbaar voor zijn.’

Triomfantelijk recht hij zijn rug.

Ongemakkelijk sla ik mijn benen over elkaar.

Hij lacht.

‘Laatst zei mijn vrouw iets prachtigs. Voor we samen waren, kende ze niets van jazz. Geregeld nam ik haar mee naar een jazzclub, en zo kreeg ze nogal wat groepen te zien. Twee weken geleden was ik met haar in New Orleans – waar ik zoals je weet vandaan kom. Voor de eerste keer wou ik haar de plaatselijke jazzclubs tonen. Kinderen bij oma afgezet, opgekleed, en weg. Ik liet haar de oude brassbands horen, de traditionele muziek van de stad. Later op de avond, terug in de auto, zegt ze: ” Whoo, dat was ánders.” Hoezo, schat? “Ik heb nog nooit muzikanten gezien die zich zo gedragen.” Hoe dan? “Even denken”, zei ze. “Nou, als… Als mánnen. Niet als jongetjes met een grote bek.” (hapt naar adem) Voel je dat? Dat mes? Maar ik wist dat ze gelijk had. Ik heb mijn portie machismo wel gehad.’

Dat klinkt wat gek uit de mond van jazzsaxofonist Branford Marsalis. Sinds tien jaar leidt hij een van de sterkste, zwaarste jazzbands van zijn generatie. En daar hoorde tot voor kort nadrukkelijk een haantjeshouding bij, die overigens niet uitzonderlijk is onder tenoristen. Motherfuckers from the ‘hood onder elkaar, grof gesneden. Noemden hun vorige cd Braggtown, wat zoveel betekent als ‘Opscheppersstad’. En plots lag daar de cd Metamorphosen, die hij op zondag 24 mei voorstelt in De Warande in Turnhout. Een toegankelijke, knisperende, bovenal gevoelige plaat. Met dank aan mevrouw Marsalis.

Meneer Marsalis, weet u zeker dat u niet stilaan in een kever verandert? Franz Kafka zou erg opgezet zijn met deze cd.

Branford Marsalis: Hm, dat van die kever is niet eens zo’n gekke gedachte. Maar eigenlijk komt de titel niet van Die Verwandlung, wel van Metamorphosen van Richard Strauss. Ik heb de laatste tijd erg veel naar dat stuk geluisterd.

Wat trekt u zo in hem aan?

Marsalis: Strauss is… majestueus. Die man had zó’n inzicht in alles wat voor hem gekomen is, en toch slaagde hij erin iets toe te voegen aan de canon. En dat deed hij zonder de canon te willen vernietigen of het bestaan ervan te ontkennen. Erg inspirerend.

Uw groep heeft het voorbije jaar een gedaanteverwisseling ondergaan. Wat is er gebeurd?

Marsalis: Op een dag kwam Tain (drummer Jeff ‘Tain’ Watts’, nvdr) naar me toe. ‘Wat scheelt er toch met jou?’ vroeg hij. Toen kwam het in een gulp bij me naar boven: ‘ We’re half fucking dead, man. Wij zijn veertigers! Is dít het nu? Is dit hoe jij herinnerd wilt worden? Is dit alles? Onze eerste pianist, Kenny Kirkland, is dit jaar tien jaar dood – hij was 43. Heeft hij er alles uitgehaald wat erin zat, denk je?’

Deze groep moest maar eens volwassen worden, vond ik. En het is ontzettend confronterend om dat aan te kaarten. Eén compositie van Joey Calderazzo was daarbij cruciaal: The Blossom of Parting, dat je op Metamorphosen vindt. In het begin dat Joey bij de band zat, kwam hij soms met liedjes aanzetten waarvan je dacht: God, wat een meligheid. The Blossom… klonk aanvankelijk als een stuk van Chopin, maar we maakten er een rubato versie van. Vorige zomer testten we de song uit op een festivalletje in Michigan. Op het einde ervan, midden in het concert, kwam er een oud dametje naar het podium. Ze fluisterde minutenlang in Joeys oor, en stapte weer weg met tranen in haar ogen. Kijk, dát is de kever waarnaar je daarnet verwees. Tot voor een paar jaar had ik die scène ondraaglijk klef gevonden, vandaag is die ontroering mijn criterium.

Die dag zijn twee dingen me duidelijk geworden. Eén: als je er niet in slaagt om vanaf het podium mensen te ontroeren, sta je gewoon te masturberen. Twee: ik wil niet meer optreden voor tieners en studenten. Ze weten niet waar ze staan, waar hun leven om draait. Het heeft geen zin om daar tijd in te investeren – net zoals je op de middelbare school geen Shakespeare moet doceren; dat oeuvre is niet geschreven voor tieners.

Nu, toen wij twintig, dertig jaar waren, wisten we ook niet beter, hoor. We kenden maar één manier van spelen: zo hard mogelijk. Het geluid kaatste terug op elke muur, op elke stoel. Niemand hoort dan een fluit, natuurlijk, maar je voelt je een echte vent, hè. Tot je op een dag eens terugdenkt aan vorige tournees. ‘Hm, hoelang is het geleden dat we met ons kwartet nog eens in Tulsa (Oklahoma) gespeeld hebben. Of in Akron (Ohio)?’ Dan gaan je de ogen open: we waren er als binken het podium opgestapt, hadden er de concertzaal aan flarden gespeeld, en we waren er in geen tien jaar teruggevraagd. Tot zover je grote gelijk. Het moest dus anders.

De vraag is dan: hoe doe je dat zonder uitverkoop te houden?

Marsalis: Nu klink je al net als de rest van de band. Dat is hun grote bezorgdheid, hè: selling out. ‘ Theguys zullen ons watjes vinden’, zeiden ze. Wel, the guys betalen mijn rekeningen niet. (gedecideerd:) Dat ze in clubs met hun eigen bands spelen wat ze willen, maar in mijn nieuwe wereld pas je je aan de concertzaal aan, en aan het publiek. En dan mag er al eens een stuk tussen zitten uit de jaren dertig, ja. We spelen Our Love Is Here to Stay zoals George Gershwin het ooit schreef. We benaderen het als een lied, in plaats van een hoopje akkoorden waarover je mag soleren. Over die aanpak is stevig gedebatteerd binnen de band. Maar ik heb vetorecht; het in nu eenmaal mijn groep.

Niet alleen de composities, ook uw toon is een stuk zachter geworden. Hoe komt dat?

Marsalis: Wel, acht jaar geleden begon ik klassiek te spelen. De eerste zes jaar waren (aarzelt) a fucking disaster. Het was werkelijk vernederend om te merken dat ik in staat was om zo slecht te spelen. Zéker als je met een broer als de mijne (meestertrompettist Wynton Marsalis, nvdr) bent opgegroeid, een man met een enorme technische bagage. Maar ik wist ook wel dat zijn techniek niet uit de lucht was komen vallen. Jarenlang oefende hij drie uur per dag, elke dag. Ik heb hem zien evolueren, van de dag dat hij de slechtste trompettist in de band was in 1972 tot de dag dat hij door The Juilliard School werd uitgenodigd om er te komen studeren.

Het resultaat is dat we vandaag betere muzikanten zijn dan twee jaar geleden. Niet alleen qua theoretische inzichten, maar op het vlak van instrumentbeheersing. Van geluid. Van resonantie. De studie van de klassieke muziek heeft ons een helderheid opgeleverd die we nooit eerder hadden.

Op 5 november 2008 werd u wakker in een ander land, met een zwarte president. Viel het u het afgelopen jaar ook zo tegen dat zo weinig jazzmuzikanten zich politiek uitspraken? De geëngageerde jazz van de jaren zestig leek wel érg ver weg.

Marsalis: Het lijkt me gevaarlijk om de mentaliteit onder jazzmuzikanten vandaag te verwarren met die van dertig jaar geleden. Charles Mingus, Art Blakey, Stan Getz, Carmen McCrae, die lui waren anders gesneden. Die zouden er fysiek niet eens in slagen om op een Republikein te stemmen. Laat je niet vangen aan de jazzvibe die vandaag in New York hangt. Die ‘hippe’ scene hangt aaneen van het machismo en vals geïroniseer. Als je indertijd Art Blakey zag praten met Max Roach, dan klonk het altijd alsof ze ruzie hadden. (met rauwe stem:)‘Yeah, shut up, motherfucker…’ Dat was de taal van mensen die harde armoede hadden gekend, hard dronken, hard speelden, en hard praatten. Vandaag is die houding een farce geworden, het lingo van een clubje, aanstellerij. Maar inhoudelijk? Ho maar. Politiek bewustzijn lijkt wel uitgestorven. In New York heb je een kerel, Aaron Goldberg, die bij elke presidentsverkiezing een pro-Democratisch concert organiseert. Er kwamen een heleboel cats op ‘Jazz for Obama’ af. Maar de verontwaardiging wordt vandaag zo snel onecht, vind ik. Bij oude militante jazzplaten hoorde je een groep muzikanten die verenigd waren door het sociale weefsel, door hun muzikale achtergrond en door individualiteit binnen de context van een band. Vandaag trekt iedereen zich terug op zichzelf. Die introversie en genotzucht – domweg zitten wachten tot je mag soleren – storen me enorm.

Na de orkaan Katrina in 2005 stak u letterlijk de handen uit de mouwen. U hielp huizen bouwen in New Orleans.

Marsalis: Na de orkaan reden Harry Connick Jr. en ik naar Houston om er op te treden in een footballstadion, waar duizenden daklozen zaten samengepakt. Harry zei: ‘We moeten een school bouwen!’ Dat vond ik een slecht idee. Wie zou er lesgeven? Wie zou een aangepast leerprogramma schrijven? Veel te ingewikkeld. Nee, we moesten een manier zien te vinden om muzikanten onderdak te bieden. Zij worden meestal cash betaald, zie je, waardoor de banken hen niet kredietwaardig vinden en ze geen lening kunnen krijgen. Met de organisatie Habitat hebben we ervoor gezorgd dat hun logboek met concertboekingen geldt als gegarandeerd inkomen, als bewijs van hun solvabiliteit. Op die manier hebben we zestig muzikantenfamilies een nieuw huis kunnen aanbieden.

Hoe is de stad er vandaag aan toe?

Marsalis: Het herstel verloopt traag, maar dat is niet erg. Uiteindelijk bleek Katrina een purgeermiddel voor New Orleans, en daar was de stad dringend aan toe. De orkaan heeft velen doen inzien dat de stad haar mensen in veel opzichten niets te bieden had. Dat het een toeristenplek was, zoals Guadeloupe of Martinique, die maar één storm verwijderd is van het faillissement. Zo bouw je geen gemeenschap op. De orkaan heeft de corruptie weggespoeld. Bedrijven mogen zich er weer komen vestigen. De nieuwe gouverneur, een Republikein overigens, maakt er werk van. Misschien is dat nog wel het mooiste signaal dat er na Katrina iets veranderd is: gouverneur Piyush ‘Bobby’ Jindal is van Indische afkomst. In een conservatieve staat als Louisiana is dat een aardverschuiving.

En zo bent u toch nog een man geworden.

Marsalis: De impact op mijn leven is in elk geval groter, ja. Weet je, ik heb een tijdje in een wereld gezeten waar veel geld omging. Ik heb in de band van Sting zéér goed verdiend. Als het me om centen te doen was, zat ik nog altijd in de huisband van The Tonight Show om de grappen van Jay Leno te lachen. Geloof me, daar verdien je (blaast) een niet onaanzienlijk bedrag mee. Maar ik heb genoeg tijd verloren. Ik wil iets anders. Ik. Wil. Samen. Jazz. Spelen. Woord voor woord.

CONCERT: BRANFORD MARSALIS QUARTET, ZONDAG 24 MEI, DE WARANDE, TURNHOUT. INFO EN TICKETS: WWW.DE WARaNDE.BE EN 014 41 69 91.DE CD METAMORPHOSEN IS UIT OP MARSALIS MUSIC/UNIVERSAL.

DOOR BART CORNAND / FOTO’S JOS L. KNAEPEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content