De katholieke theoloog Hans Küng over de heropleving van de sociale bewegingen en een wereldwijde ethiek in het tijdperk van de mondialisering.

Professor Küng, almaar nieuwe schandalen teisteren onze samenleving. Gaat de moraal er steeds meer op achteruit?

Hans Küng: Ik ben geen zedenprediker. De huidige ontwikkeling moeten we naar mijn mening beschouwen als ambivalent. We zijn ver verwijderd van het optimisme van de Verlichting, waar de morele vooruitgang als vanzelfsprekend volgde op de wetenschappelijk-technologische. Maar we hoeven ook niet te vervallen in het tegenovergestelde en de hele maatschappij te beschouwen als decadent. Tegenover elk negatief fenomeen staat ongetwijfeld ook een positief verschijnsel.

Instellingen die de mensen morele waarden hebben bijgebracht, verdwijnen, gezinnen vallen uiteen, de invloed van de kerk of de school neemt zienderogen af. Waar moet het individu zijn ethische waarden nog vandaan halen?

Küng: Sociologen beschouwen de zogenaamde morele waarden die we vroeger hadden als grotendeels achterhaald. Hun antwoord daarop luidt: iedereen heeft de taak zijn eigen moraal te creëren. Een belangrijk deel van de literatuur in de psychologie en de psychotherapie heeft het over zelfrealisatie. Een oppervlakkig antwoord, lijkt me. Uitzonderlijk kan men daarin slagen. Toch zijn heel wat mensen niet in staat hun weg te vinden zonder een zekere houvast. De moraal opnieuw uitvinden vereist te veel van het individu. Hij moet ergens op kunnen terugvallen.

Waarop dan?

Küng: Het antwoord spreekt voor zich: op het immense kapitaal aan wijsheid dat werd opgebouwd door de eeuwen heen. Wat sinds de menswording van de mens, sinds zijn opstanding uit het dierenrijk, werd opgebouwd, kunnen we niet overboord gooien. Er werden regels gevormd over hoe mensen omgaan met anderen. Dat ze elkaar niet zullen uitmoorden, dat ze eerlijk zullen zijn tegenover elkaar, respect hebben voor het bezit van anderen en dat ze op seksueel vlak eerbied zullen tonen. Stuk voor stuk zijn het regels die hun geldigheid hebben bewezen. Telkens weer, door verschillende culturen en religies heen werden ze opnieuw in twijfel getrokken en bevestigd. Zo bleven de elementaire regels altijd bestaan. Daarover moeten we ons bezinnen.

Maar in welke mate worden deze regels vandaag nog gerespecteerd?

Küng: Samen met de verwereldlijking, de pluralisering en de individualisering van de moderne maatschappij die in principe positief zijn, is een einde gekomen aan de taboes, wellicht een unicum in de geschiedenis van de mensheid. De media spelen daarin een belangrijke rol. Veel kinderen staan onder invloed van wat ze zien op televisie, dat er bijvoorbeeld voortdurend wordt gemoord. Alleen, onderzoek wijst uit dat kinderen deze beelden anders interpreteren wanneer ze van thuis uit morele basisregels hebben meegekregen. Wie is de grote schuldige van deze immoraliteit onder de kinderen? Lukt het de verschillende instanties vandaag nog hen toch bewust te maken van deze regels? Een vraag ook aan alle volwassenen, die medeschuldig zijn omdat de jonge generatie niet langer beschikt over die noodzakelijke ‘voorbeelden’.

Ziet u een ondubbelzinnige trend in negatieve zin, of gaat het om een golfbeweging? Is er nog hoop dat de mensen ooit weer moreler met elkaar zullen omgaan?

Küng: Elke grote beweging in een cultuur leidt ook weer tot een tegenbeweging. Een periode van vrijdenkerij wordt vaak gevolgd door een Victoriaanse tijd. Toch stel ik ook vandaag niet uitsluitend tekenen van decadentie vast. Uit enquêtes bij jongeren blijkt dat trouw en oprechtheid bijvoorbeeld hoog scoren. In Amerika is het aantal moorden drastisch gedaald en toch waarschijnlijk niet alleen omdat de politie veel efficiënter werkt. Wat daarentegen wel verminderd is, is de verbondenheid met instellingen als de kerk, de partijen of vakbonden.

Nochtans blijkt dat egoïsme in de publieke moraal geenszins plaats zal maken voor naastenliefde. In de economie is het devies ‘eigenbelang gaat voor het algemene belang’ algemeen aanvaard.

Küng: De economisering van het leven is naast de verwereldlijking, pluralisering en individualisering het vierde kenmerk van onze maatschappij. Daarmee bedoel ik dat alles soms alleen beschouwd wordt vanuit het standpunt van het economisch nut. En dat vandaaruit alles gerechtvaardigd is wat zelfs volledig immoreel is, als het maar opbrengt. Van de verwaarlozing van de sociale dimensie bij de globalisering tot het kwaad van de corruptie.

Verwaarlozing van de sociale dimensie – is dat geen eufemisme? In het kader van de mondialisering bestaat het woord ‘sociaal’ gewoon niet.

Küng: Precies op dat vlak ontstaat een krachtige tegenbeweging. Bij de Wereldhandelsorganisatie in Seattle hebben vakbonden en groenen in de Verenigde Staten voor het eerst hun krachten gebundeld en de bijeenkomst ernstig verstoord. Dergelijke reacties zullen steeds vaker opduiken.

Bestaat er in die zin een heropleving van de sociale beweging, die de zwakte van de nationale staten compenseert?

Küng: Ik zie het als volgt: parallel met de economische mondialisering is een mondialisering van dergelijke bewegingen ontstaan. Waaraan te weinig aandacht wordt besteed. De vakbonden spelen daarbij niet zo’n belangrijke rol, omdat ze te star zijn. De milieubeweging daarentegen kan via Internet enorme massa’s mensen mobiliseren. Wanneer ze oproept tot een boycot kan dat onaangename gevolgen met zich brengen.

De manager die zijn aandelen nauwgezet in het oog moet houden, raakt daarvan niet onder de indruk. Hij zegt: ongelofelijk, de opbrengst is opnieuw met twee procent gestegen, je bent op de juiste weg, zelfs al heb je daarvoor 10.000 arbeidsplaatsen moeten schrappen. En tal van mensen zullen hem nog feliciteren ook.

Küng: Toch geloof ik niet dat een immoreel gerund bedrijf op lange termijn een grote toekomst is weggelegd. Stijgende aandelenkoersen zijn daarvoor immers geenszins een garantie. Een onderneming heeft bijvoorbeeld de motivatie nodig van haar personeel. Werken in een bedrijf waar je nooit weet waar je morgen staat, of je er nog werkt of niet, motiveert niemand. Elk bedrijf moet het op termijn hebben van een goed imago bij het publiek en bij de banken.

U pleit voor een algemeen geldende wereldethiek die de morele ondergang van de mensheid moet voorkomen. Wat bedoelt u daarmee?

Küng: Een wereldethiek is geen nieuwe ideologie noch een vervanging van de religie. Een wereldethiek wil geen eenheidsreligie naar voren schuiven noch de religieuze tradities van de godsdiensten van deze wereld vervangen. Het zou belachelijk zijn te denken dat we met een samenvatting van de ethiek de tora van de joden of de bergrede of de koran zouden kunnen vervangen. Een wereldethiek is in de grond zeer realistisch, en het minimum aan ethische standaarden, waarden en houdingen dat vereist is opdat een kleinere of grotere gemeenschap menswaardig zou kunnen samenleven, is klein.

In hoeverre is dat meer dan de algemene verklaring van de rechten van de mens en de conventies over de vluchtelingen?

Küng: De mensenrechten op zich omvatten uiteraard al een ethiek, in zoverre er aan elk recht ook een plicht beantwoordt. Maar men houdt te weinig rekening met het feit dat er uit de waardigheid van de mens ook verantwoordelijkheden voortvloeien. Oprechtheid is bijvoorbeeld geen opeisbaar recht. Ik ben niet absoluut verplicht u de waarheid te vertellen, vooral niet wanneer me dat goed zou uitkomen. Oprechtheid is daarentegen een morele plicht. De wereldethiek omvat zowel de wettelijke plichten, die overeenstemmen met de rechten alsook de strikt genomen zedelijke plichten zoals humaniteit, oprechtheid, eerlijkheid. Met andere woorden: alles wat zich in bepaalde omstandigheden wettelijk niet laat voorschrijven en controleren, maar wat voortvloeit uit het geweten, uit de innerlijke overtuiging van elke mens.

U wilt een wereldethiek die zowel geldt voor gelovigen als voor niet-gelovigen. Waar haalt zo’n ethiek zijn legitimiteit vandaan? Hoe overtuig ik iemand ervan dat hij niet mag liegen, ook niet wanneer de waarheid hem schaadt?

Küng: Het is inderdaad veel eenvoudiger een ethiek te funderen die op religie is gebaseerd. Toch kunnen we de ethiek niet enkel voorbehouden voor de gelovigen. Wanneer een ethiek moet zorgen voor een structuur in de samenleving, dan moet die door iedereen worden aanvaard. Het is trouwens onmogelijk naast de religieuze ook niet de ethische traditie – een van de grootste schatten van de mensheid – in zich op te nemen. Daartoe behoort onder meer de volgende gouden regel: “Wat je niet wil dat men je aandoet, doe je ook een ander niet aan.” Deze regel bestaat in alle grote ethische tradities.

Een Sesam-open-u van de moraal?

Küng: In elk geval een hanteerbare regel voor op kantoor, op school… Naar de grote tradities teruggrijpen, is zeer zeker zinvol.

Maar gaan niet juist de aanhangers van een bepaald geloof veel vaker tegen deze regel in dan degenen die er al lange tijd van zijn afgestapt? Elke religie kent immers militante vleugels, extreme stromingen, die ’tolerantie’ die uit deze regel voortvloeit, voortdurend naast zich neerleggen.

Küng: Ik ben het niet met u eens als u daarmee bedoelt dat de seculiere wereld deugdelijk is, als nu ook nog de godsdiensten maar deugdelijker zouden optreden. U heeft het terecht over fanatieke vleugels. Maar de fundamentalisten maken niet het geheel van een godsdienst uit. Honderden miljoenen gelovigen vragen dat de godsdienst op een vreedzame manier zou worden beleefd. De UNO wijdt dit jaar een top van religieuzen en geestelijken aan de rol van de godsdienst voor de vrede en het samenleven van de volkeren. Dat geeft al enigszins een sprankeltje hoop.

Andermaal duikt het trefwoord tolerantie op. Daarvan vinden we slechts weinig terug bij de godsdiensten waar we het dichtste bij staan – jodendom, christendom en islam. Noch bij de paus noch bij de katholieken, orthodoxen en moslims op de Balkan, noch in de manier waarop de Israëli’s met de Palestijnen omgaan. Is uw project van een wereldethiek niet veeleer een liberale, westelijk getinte utopie die niet van toepassing is in Rome, laat staan in Jeruzalem of Teheran?

Küng: De voorstelling van tolerantie is uiteraard altijd verschillend gekleurd, maar toch is tolerantie in de meeste godsdiensten essentieel.

Maar wat dan met uw eigen kerkleider, de paus?

Küng: De tolerantie van de paus is niet onbesproken. Dat hij opnieuw een autoritair systeem heeft gevestigd, kan niet worden ontkend. Toch is het niet zo dat Joannes Paulus II principieel tegen tolerantie is. Maar hij past het concept niet toe voor zijn eigen kerk.

En toch bent u ervan overtuigd dat de kerken uw wereldethiek in zich meedragen?

Küng: Voor mij gaat het vooral om een verandering in het bewustzijn op lange termijn. Wat dat betreft, ben ik optimistisch. De Wereldraad van Kerken heeft bijvoorbeeld op de algemene vergadering in december 1998 in Harare voor het eerst de betekenis van een wereldomvattende ethiek bevestigd. Dat ligt niet in de lijn van de christelijke fundamentalisten.

U bent ervan overtuigd dat het niet de sterkste is die zal overleven, maar de moralist.

Küng: Naar mijn mening sluiten efficiëntie en ethiek elkaar niet uit. Ik ben ervan overtuigd dat een ondernemer, een politicus of een godsdienstig leider moeten uitmunten in efficiëntie. Maar wanneer hij alleen efficiënt is en moreel gezien in diskrediet komt, gaat in bepaalde omstandigheden eensklaps heel wat krediet verloren. De meest succesvolle op termijn is in die zin degene die zijn job goed doet, en die zich terzelfder tijd ethisch gedraagt.

Copyright Knack/Der Spiegel

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content