Er zijn nog altijd meer Belgen die geen aansluiting hebben op Internet dan Belgen die er wel een hebben. Een initiatie blijft dus nuttig.

1. Modem

De naam modem is de afkorting van Modulation/Demodulation, het proces waarbij digitale signalen van de computer worden omgezet tot datapakketjes die door de telefoonlijn of tv-kabel kunnen worden gestuurd, op weg naar een andere computer. Die omzetting gaat sneller met een digitale (ISDN) dan met een analoge modem, en gaat ook sneller via de tv-kabel dan via de telefoonlijn. Bij zowat alle nieuwe multimediacomputers zit de modem standaard in de kast geïnstalleerd. Wie er nog eentje moet kopen, let vooral op de snelheid. Een 28.8K-model versluist 28.800 kilobytes data per seconde, een 56K-model haalt twee keer meer capaciteit.

2. Provider

De Internetaanbieder of provider schakelt je door naar het wereldwijde web. De prijs van een abonnement bij zo’n aanbieder is de voorbije twee jaar fors gedaald en kost normaal gezien niet meer dan tweeduizend frank voor een jaar. Meer nog, de (toekomstige) surfer wordt zowat om de oren geslagen met gratis Internettoegang. Prachtig, al is gratis zelden écht gratis. Ofwel wordt het abonnement aan de aankoop van een pc gekoppeld, ofwel word je overladen met reclameboodschappen, ofwel betaal je afschuwelijk veel als je een keer naar de hulplijn belt. Bovendien: doordat mensen massaal inschrijven op de gratis diensten, worden de aanbieders in kwestie overbelast en kom je op de virtuele snelweg geregeld in de file terecht.

3. Gesprekskosten

Net zoals bij het gebruik van de telefoon, betaal je tijdens het surfen op Internet gesprekskosten voor elke minuut on line. En net zoals telefoneren, is ook surfen ’s avonds en ’s nachts veel goedkoper dan overdag. In de zogenaamde daluren kost een uurtje Internet 45 frank – België is daarmee een van de duurste landen ter wereld. Minister van Telecommunicatie Rik Daems (VLD) heeft al laten weten dat die tarieven omlaag moeten. Het alternatief is een Internetaansluiting via de tv-kabel: je betaalt een hoger abonnementsgeld, maar de gesprekskosten vallen weg.

4. E-mail

De elektronische postdienst is in amper twee jaar geëvolueerd van een marginaal fenomeen tot een bijna volwaardig alternatief voor de traditionele brievenpost. Een e-mailadres krijg je gratis bij de aanschaf van een Internetabonnement. Naast het fysieke woonadres, krijg je er dus een virtueel thuisadres bij. Zo’n adres bestaat uit twee delen: vooraan staat je naam (voor- en familienaam in principe gescheiden door een punt), in het midden staat het (at)-teken en achteraan de naam van de aanbieder bij wie je bent aangesloten (ook wel het bedrijf of de organisatie waarvan je deel uitmaakt). Meer concreet verwijst de naam achteraan naar de computer ( server) die de e-mails verwerkt.

5. Zoekmachines

De zoekmachine of zoekrobot spoort op Internet in amper enkele seconden zoveel mogelijk relevante informatie op. Gewoon een woord of zoekopdracht ingeven en meteen verschijnt een lijst Internetadressen. Let wel, als je meer wil weten over pakweg Franse kazen, tik je best +Franse+kazen in (of je plaatst “Franse kazen” tussen aanhalingstekens), anders zoekt de robot alle sites over Frankrijk én alle sites over kazen, zodat je met een hoop overbodige informatie wordt overladen. AltaVista en Yahoo! zijn de bekendste robots, met verschillende miljoenen gebruikers per dag. Het nieuwe Scandinavische Alltheweb profileert zich als de meest performante machine, een aantal andere robots specialiseert zich in het zoeken naar sites rond welbepaalde thema’s.

6. Browser

De eerste stap op Internet bestaat uit het opstarten van de browser, het programma dat dient om Internetpagina’s op te starten. De Internet Explorer van Microsoft is veruit de populairste in zijn soort, op de tweede plaats staat de Navigator van concurrent Netscape. De twee programma’s hanteren andere namen voor bepaalde functionaliteiten, maar verschillen in wezen niet zoveel van elkaar.

7. Chatten

Oftewel: kletsen. Op bepaalde websites kan je een pc-babbeltje slaan met mensen die op hetzelfde moment dezelfde site bezoeken. Zo gebeurt het dat je tegelijk met iemand van Nigeria én Rusland én Canada kan kletsen. De populaire virtuele ontmoetingsplaats ICQ (een woordspeling op I seek you) heeft al meer dan zeventig miljoen mensen met elkaar in contact gebracht. Gesprekken kunnen over om het even wat gaan. Wie over welbepaalde onderwerpen wil praten, kan zich aansluiten bij discussiegroepen op Internet.

8. Nieuwsgroepen

Wat de vraag of het probleem ook moge zijn, ergens ter wereld loopt wel iemand rond die het antwoord kent. Dankzij nieuwsgroepen op Internet, kunnen beide partijen elkaar ook makkelijk vinden. Usenet, een soort wereldwijd digitaal prikbord, verzamelt boodschappen over 20.000 verschillende onderwerpen. Goed voor meer dan een miljoen bezoekers per dag.

9. Downloads

Om muziek te transporteren over Internet of videobeelden te kunnen afspelen op je computer, heb je speciale softwareprogramma’s nodig. Die kan je meestal gratis opslaan in je computer ( downloaden). Heel nuttig zijn Winamp en Sonique om muziekbestanden te comprimeren, evenals RealPlayer en Quicktime voor het afspelen van audio en video.

10. Favorieten

Als je vaak terugkeert naar bepaalde sites maar geen zin hebt om telkens opnieuw hetzelfde Internetadres in te tikken, kan je de site in kwestie bewaren in een favorietenlijstje. De Internet Explorer voorziet een speciaal favorietenbalkje, de Navigator gebruikt de naam bookmarks.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content