Vandaag, woensdag 23 februari, publiceert Erik Vlaminck ‘Het schismatieke schrijven’. Het zesde en voorlaatste deel van zijn grootschalige familiecyclus.

Info : Erik Vlaminck, ‘Het schismatieke schrijven’, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 158 blz., euro 14,50

Toen Erik Vlaminck in 1992 met Quatertemperdagen uitpakte, hoopte hij in tien jaar klaar te zijn met zijn familieroman, waarin een eeuw Vlaamse familiegeschiedenis de revue passeert. Dertien jaar later weet hij van geen ophouden. Het schismatieke schrijven, het zesde deel van zijn familiesage, is dan toch niet het geplande, finale werk geworden. Vlaminck belooft ons nog een epiloog die het orgelpunt zou moeten worden van zijn literaire versie van de onvolprezen tv-series Terug naar Oosterdonk en Heimat. Nu al staat echter vast dat Vlaminck met zijn literair feuilleton een aparte familiekroniek heeft gemaakt. Het schismatieke schrijven, het nieuwste portret van Vlamincks album, bewijst eens te meer dat sociaal-realistische heimatliteratuur nog altijd kan. Het komt er slechts op aan om de juiste verteltoets te vinden. Vlamincks zuinige, fotografische stijl en de hilarische montage van Vlaamse spreuken en zegswijzen zorgen ook in dit zesde deel voor een knap staaltje literair infotainment.

‘Stanny Van Stokken, klepels en klokken, een vetpot in zijn haar, en alle dagen Nieuwe Jaar.’ Wanneer de verteller in de proloog van deze roman op het kerkhof naar de grafzerken van zijn ouders zoekt, valt zijn oog op het graf van Stanny, geboren in 1954 en gestorven in 1978. Nadat Vlaminck reeds in Stanny, een stil leven (1996) de schooljeugd van deze plaatselijke underdog uit de doeken heeft gedaan, besluit hij in dit deel de psychiatrische hellegang van een all time loser te beschrijven. ‘Schismatiek’ was Stanny’s verbastering voor de medische term ‘schizofreen’, waarmee de dokters hem beschreven. Vlaminck wil met zijn roman Ken Keseys One Flew Over the Cuckoo’s Nest in het klein schrijven, en tegelijk ook zichzelf als auteur in wording aan het werk tonen. Al moet dat laatste zeker niet als te hoogdravend worden verstaan, want Vlaminck spaart zichzelf niet in zijn ontmaskering van een bepaald soort psychiatrische – en literair-geëngageerde – praktijk.

Zoals in zijn vorige romans wordt een groot deel van het boek gedragen door de pittige tirades waarmee de broer van Vlamincks grootmoeder zijn verhaal doet. Deze gehandicapte Leon Van Riel was al dominant aanwezig in Quatertemperdagen. Ook nu voert hij de lezer rond in het Antwerpse polderdorp en in de wondere wereld van de psy-chiatrische verpleging. Als Van Riel de schrijver Erik, Vlamincks alter ego, tegen het lijf loopt, merkt hij spottend op dat Erik alleen maar beroemd wil worden zoals ‘vuil Lowieke’. Louis Paul Boon was misschien de mentor van Vlamincks schrijverschap, maar de flair waarmee die laatste de volksmens telkens weer portretteert, is toch helemaal anders dan bij Boon. Vlaminck schrijft in compacte scènes en werkt ook graag met leidmotieven, die in dit werk vooral te maken hebben met de stemmen die de schizofrene Stanny achtervolgen. De paranoïde, zoemende achtergrond is een mix van veelzeggende Vlaamse spreekwoorden en scheldrijmen die Stanny naar het hoofd krijgt geslingerd. Dat klanktapijt werkt als een soort requiem voor Stanny en dempt de felle kleuren waarmee Vlaminck diens triestige leven evoceert.

Een schisma

Vader Van Stokken was een mislukte horlogemaker en moeder kwijnde weg in een sanatorium aan zee. Zij had echter adellijke roots. Misschien een verklaring voor de dromerige natuur van haar zoon, die verloren loopt in de plaatselijke machocultuur onder de kerktoren. Om zijn fijngevoeligheid te maskeren, dweept Stanny met alles wat met vrachtwagens te maken heeft. Na de dood van zijn moeder gaat het van kwaad naar erger. Een aanzienlijke erfenis van een adellijke oudtante langs moederskant vormt uiteindelijk de spreekwoordelijke druppel: Stanny raakt voorgoed de kluts kwijt en komt terecht in een psychiatrische instelling waar Erik in de jaren ’70 verpleger was.

‘Ik zie dat we al een heel stuk minder gedecompenseerd zijn. Zo wordt het comfortabel voor iedereen’, aldus de dokter tegen patiënt Stanny na het verlaten van zijn isoleercel. Stanny leert de kleurrijke fauna en flora van het asiel kennen. Met een knipoogje naar auteur-patiënt Roger Van de Velde die ooit in dezelfde instelling verbleef en er prachtige prozaschetsen over schreef ( Knetterende schedels), voert Vlaminck zijn freaks in deze ‘zaal zes’ (zie het gelijknamige, klassieke verhaal van Anton Tsjechov) ten tonele.

Van een aanklacht of een pamflet tegen de medicalisering van de psy- chiatrie, dat Erik toen ooit hoopte te maken, kan nu geen sprake meer zijn. Vlaminck heeft zich als schrijver losgeschreven van zijn oorspronkelijk politiek engagement. Er is een schisma of breuk ontstaan tussen de Erik van toen en de Vlaminck van vandaag. Dat is de prijs die hij betaald heeft voor de geboorte van de schrijver Vlaminck, zo lijkt de roman te suggereren. Maar wat het boek vooral wil doen, is een monument oprichten voor een jonge, kwetsbare man die nooit echt heeft kunnen aarden in het harde polderdorp van vroeger: ‘In zachte grond verzakken de funderingen.’ Hij zou zelfmoord hebben gepleegd en Wilmarsdonk, het Antwerpse havendorp waar hij geboren was, verdween met hem. Alleen de kerktoren is er nu nog te zien, tussen de stapels containers door. Vlaminck bracht met dit empathisch portret een eresaluut aan een man en een wereld die definitief zijn verdwenen.

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content