Opzwepende soefimuziek uit Pakistan.

De mystieke islam of het soefisme kent op het Indo-Pakistaanse subcontinent heel wat aanhangers. Eén van de grondleggers was Ali bin Uthmân Hudjviri (999-1077), die in Lahore (Pakistan) en omstreken een grote schare volgelingen verzamelde. Onder hen ook Mueddîn Chisti (1142), die nu als heilige wordt vereerd en aan de basis ligt van de belangrijke Chistiyya broederschap. De Chistiyya beschouwen muziek als een belangrijk middel om in extase te geraken en zo het doel, de vereniging van de menselijke ziel met het goddelijke, te verwezenlijken. Tijdens hun bijeenkomsten ( qawwâl) zingen zij devotieliederen gericht tot Allah ( hamd), de profeet Muhammad ( na’t) en plaatselijke heiligen ( manqabât).

Het ontstaan van de qawwâli-muziek wordt traditioneel toegeschreven aan de dertiende-eeuwse Indiase dichter en mysticus Amir Khusrau. Hij combineerde elementen uit de Indiase muziek raga’s (toonpatronen) en kriti’s (Hindoestaanse devotieliederen) met Perzische elementen zoals de ghazâl of liefdespoëzie. De qawwâli werd snel een populaire uitdrukkingsvorm van moslimdevotie en een middel om de islam te verspreiden. In de zestiende eeuw ontstond in Punjab (Noord-India) een nog energiekere qawwâli-vorm, de Punjâbi ang, een school waartoe ook de broers Mehr en Sher Ali behoren.

Een traditionele qawwâli opent met ritmisch handgeklap waarna de hoofdzanger ( mohri) een loflied tot Allah richt ; de overige zangers vallen in bij het refrein. Aansluitend volgt een lofdicht tot de profeet Muhammad of tot een belangrijke soefiheilige. Telkens als de gewijde namen geciteerd worden, raken de muzikanten hun oorlel aan, een teken van onderwerping en nederigheid. Maar het belangrijkste onderdeel van de qawwâli is ongetwijfeld de ghazâl, een mystiek liefdesgedicht. Een instrumentale inleiding op de sruti-box (een klein harmonium) èn een lied in recitatiefstijl ( ruba’i), moeten de aandacht van de toehoorders aanscherpen. Elk vers van de ruba’i wordt door de tweede solist (de awazia) in een hoger register herhaald. Ten slotte vangt de hoofdzanger de ghazâl aan waarbij koor en solist elkaar afwisselen. Het repetitieve karakter, nog versterkt door de instrumentale begeleiding op dholak (tweevellige trommel) en tâblâ, moet de toehoorders uiteindelijk in trance brengen.

Oorspronkelijk werd de qawwâli-muziek enkel uitgevoerd tijdens het vrijdaggebed, bij religieuze huwelijksceremonies of bij de graftombe van een heilige ( sama’). Tegenwoordig zijn de qawwâli-musici door de nauwe verbondenheid van deze devotiemuziek met het dagelijkse leven, ook graag geziene gasten op feesten of concerten met een meer werelds karakter. Traditioneel worden ze hierbij met geld behangen.

Johan Van Acker

Soefimuziek uit Pakistan door Mehr en Sher Ali & Ensemble op 22/5 om 20.30 in het Zuiderpershuis in Antwerpen en op 25/5 om 20.30 in de Gele Zaal in Gent.

Mehr en Sher Ali ensemble : muziek om het goddelijke te verwezenlijken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content