Als het van Matthijs De Ridder afhangt, hoort literatuurkritiek niet meer thuis in dag- en weekbladen. Frank Hellemans vroeg zich op de insiderblog van Knacks Boekensite af wat een jonge criticus-academicus bezielt om zo laf het hazenpad te kiezen.

‘In geen enkele oorlog als die van ’14-’18 is er zoveel literatuur geschreven. Alleen niet bij ons.’ Drie dagen nadat Erwin Mortier met Godenslaap, een weergaloos universeel verhaal over de Eerste Wereldoorlog van ‘bij ons’, de AKO Literatuurprijs had gewonnen, bestond Matthijs De Ridder (Universiteit Antwerpen) het om in De Standaard zijn zwanenzang in de printmedia met deze onderkop te beginnen. Om het mes nog een beetje dieper in de wonde te draaien, toeterde de streamer in de marge: ‘Waar is de literatuur gebleven in onze herinnering aan de Eerste Wereldoorlog?’ Kortom, De Ridder zag nergens in de Nederlandstalige literatuur ‘een beklijvende vertelling’ over de Groote Oorlog terwijl hij er verdorie met zijn neus vlakbij stond.

Als je De Ridder dan bijna tegelijkertijd in De Leeswolf (ook online in te kijken) hoort verkondigen dat het voor de ernstige literatuurcriticus tijd wordt om afscheid te nemen van de gedrukte media en zich terug te trekken in de internetspeeltuin, zou je haast blij zijn dat De Ridder – na een dergelijke gaffe – ermee ophoudt. Maar dat is buiten de kunstjes van slimme Matthijs gerekend. In zijn Pleidooi voor een koel afscheid van de dagbladkritiek turnt hij zijn persoonlijke onvermogen opportunistisch om tot een historische noodzaak. De teneur van het pleidooi: de printmedia zijn nu eenmaal een kapitalistisch winkeltje waar degelijke cultuurkritiek geen plaats heeft. Laten we dat niet betreuren maar vrolijk accepteren. Er zijn genoeg niches waar wél aan onderbouwde kritiek kan worden gedaan: zie het internet in het algemeen en het internetplatform De Reactor in het bijzonder, waar De Ridder ondertussen onderdak heeft gevonden na zijn exit uit de dagbladkritiek. Wat is de relevantie nog van dergelijke literaire nichekritiek wanneer je eerst de handdoek gooit omdat je toch geen serieuze ideeën meer kwijt kunt in de publieke media?

Die cynische abdicatie van de criticus is du jamais lu. De Ridder: ‘We moeten er dus misschien gewoon mee ophouden om kranten (en opiniebladen) als de uithangborden van onze cultuur te beschouwen.’ Nee, we moeten er juist mee begaan zijn om als publieke intellectuelen – want dat zijn critici op hun best – het publieke debat te zoeken, zeker in een commerciële omgeving die veel mensen kan bereiken. Wie zich fluitend terugtrekt, veroordeelt zichzelf tot het kleuterdom en diskwalificeert zijn bezigheid tot onschuldige spielerei. Als dat de marsrichting is die de jongste lichting academische literatuurspecialisten uitgaat, dan kan de geëngageerde literatuurbeschouwer er maar beter mee ophouden. Ach, laat ons toch met rust in onze zandbak! Zolang de toga me maar beeldig staat en ik met mijn confraters beschaafd van mening kan verschillen…

Frank Hellemans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content