Het Liegend Konijn is aan zijn zevende jaargang toe. Het eerste nummer van 2009 bevat 183 nieuwe gedichten van 26 dichters.

Luisterrijke realisaties als Ons Erfdeel en het Groot Verzenboek ten spijt, kreeg de populariteit van Jozef Deleu een geweldige boost toen hij in april 2003 Het Liegend Konijn lanceerde. Dichters en pers reageerden enthousiast op het nieuwe ’tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie’, een gezamenlijke uitgave van het Vlaamse Van Halewyck en het Nederlandse Meulenhoff, met Deleu als eenmansredactie. Enthousiast maar ook verwonderd: ‘Men vindt in Het Liegend Konijn gedichten en nog eens gedichten, en verder niets. Biografische informatie blijft beperkt tot de naam van de maker, diens bouwjaar en geboorteplaats, eventueel de mededeling ‘is ook prozaïst’ en de naam van zijn laatst verschenen dichtbundel. Zo simpel is het om een fonkelend poëzietijdschrift te maken, dat leest als een compleet nieuwe, dubbeldikke dichtbundel. Poëzie zoals poëzie bedoeld is, en anders niet,’ jubelde het Utrechts Nieuwsblad. Een poëzietijdschrift met alleen maar gedichten, in al zijn eenvoud is het haast rebels. Of subversief, zoals Deleu het noemt. Het Liegend Konijn rooft nieuwe, ongepubliceerde gedichten uit het nest van zowel bekende als onbekende dichters, en doet dit zonder omkaderend blabla. Hier worden geen sterren uitgedeeld, wordt geen op los zand opgetrokken pikorde in stand gehouden. In Het Liegend Konijn staan alle dichters in hun blote verzen.

Ook in deze editie weer een mix van jong en vertrouwd talent. Yerna Van Den Driessche schrijft over haar jeugd – therapeutisch lijkt het wel – in mooie, vaak beeldrijke strofen zoals ‘achter ieder raam een muur van sanseveria’s / als soldaten met bajonetten hielden zij / het zonlicht tegen, de blikken / van vreemde luizen buiten’. Daniël Dee dan. Zijn poëzie is grappig, pienter, ad rem en geheel van deze wereld – of van een gefantaseerde weleld, zoals het zestigtal illegale container-Chinezen dat hij aan zijn liefste schenkt in het gedicht ‘Plofijt’: ‘Plaats de zestig illegale container-Chinezen in je keuken // zo groot zijn ze niet, mijn meedogenloze liefste, // een beetje krap wellicht maar je hebt er geen omkijken naar of houd je niet van Chinees?’ In dit nummer een aangename wederkennismaking met Milla van der Have, gewezen redactielid van het e-zine Meander. Haar gedicht ‘In alles paard’ is een van de vele hoogtepunten in dit Konijn. Het ‘Epigram’ van Frank Koenegracht is geen epigram maar een mechanisch vogeltje uit China. Van hem ook twee heerlijk ouderwetse grafschriften. De gedichten van Anton Korteweg handelen over een congres in Toscane. Saaie bedoening, de aanblik van en het contact met de andere congresgangers uitgezonderd. Op de trein terug doet zich een ‘Gebeurtenis’ voor, een gebeurtenisje eigenlijk, maar precies daarin ligt de kracht van Korteweg: groots schrijven over kleine feiten. De absolute debutante in dit nummer heet Fabiènne Rachmadiëv. Haar werk is iets te vlak en wijdlopig om echt te boeien, maar debutanten beschikken over zowel groeipotentieel als krediet. Verder onder meer een zoveelste subliem dochtergedicht van Mark van Tongele, vier klassieke maar puntgave gedichten van Marc Tritsmans, David Troch die een cyclus wijdt aan de reisfobie van Ingmar Heytze, en last but not least Menno Wigman, de onbetwiste überdichter van deze tijd, een taalmuzikant die zijn gelijke niet kent, en een meer dan waardige afsluiter van een Liegend Konijn dat wederom een staalkaart biedt van de betere Nederlandstalige poëzie anno nu.

HET LIEGEND KONIJN, VAN HALEWYCK, LEUVEN & MEULENHOFF, AMSTERDAM, 224 BLZ., 20 EURO.

Philip Hoorne

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content