Racing Genk heeft zijn eerste drie matchen in de Champions League erop zitten. Over ziel en zaligheid van de fusieclub: Robert Raes, voorzitter van de sportcommissie.

Het is allemaal toeval in het voetbal. En succes betekent dat enkele van die toevalligheden rijmen. Toen de mijnen van Winterslag en Waterschei dichtgingen, werd hoofdingenieur Robert Raes directeur van de kolenhaven van Genk. Drie jaar en een opmerkelijke omzetverhoging later ging hij na ruggespraak met reconversiemanager Tyl Gheyselinck met brugpensioen. Niet met rust. Raes zette een eigen bedrijf op dat advies geeft bij reorganisaties.

Dat werk bracht hem bij een bedrijf in Bree dat een gebouw wou verkopen en een geschikte notaris zocht. Raes kende er een: Remi Fagard uit Genk. In de auto op weg naar de bespreking stelde de notaris, die net voorzitter van Racing Genk was geworden, hem voor om mee te werken aan de marketing van de club. Dat was 1996. Onder Raes groeide de marketing van 40 naar 120 miljoen oude franken.

Maar je moet het toeval soms een duwtje geven, dat spreekt. In toepassing op Robert Raes: ga er met de bulldozer tegenaan. Toen Jos Vaessen het roer van de club overnam, werd Raes voorzitter van de sportcommissie. Op dat moment vloeide zowat alles uit zijn professionele leven samen: zijn mijnverleden dat hem vaak in Duitsland en in Duitse stadions had gebracht, zijn eigen voetbalcarrière bij La Gantoise, zijn liefhebberij om naar nieuw talent te speuren. En de verbetenheid waarmee hij overal bedrijfseconomisch wil handelen.

Soms is er zoveel toeval mee gemoeid dat het in beleid lijkt te ontaarden.

Van Gent naar Genk, welke toevallige bijzonderheid zorgde daarvoor?

ROBERT RAES: Ik was afgestudeerd als elektromechanisch ingenieur en ik wou niet naar het leger. Je kon er in die tijd aan ontsnappen, als je twee jaar ondergronds ging werken. Belgisch Congo kon ook, maar de vice-gouverneur van Katanga, die ik kende omdat hij ook uit Oostakker kwam, liet weten dat het niet pluis was ginder. Ik ben toen naar Winterslag verhuisd. Mijn schoonbroer voetbalde daar en ik ging geregeld kijken. Dat viel mijn directeur-generaal op. Je moet in het bestuur komen, zei hij. Ik zei ja. Dezelfde avond was ik voorzitter. Winterslag speelde toen in de derde klasse. Op tien wedstrijden van het einde viel de trainer uit. Ik heb die job dan zelf overgenomen: voorzitter-trainer. We haalden 17 op 20. Voor het seizoen daarop heb ik met de hulp van Roger Laboureur van de RTB Robert Waseige als speler-trainer bij Racing White weggehaald.

Ik ben voorzitter gebleven tot het jaar waarin Winterslag naar eerste klom. Waseige kwam me toen om opslag vragen. Ik zal het aan de raad van bestuur voorleggen, antwoordde ik. Nee, besloot die, contract is contract. De oude garde van de mijn heerste nog. Sorry, Robert, zei ik, het kan niet. Kort daarop bleek opeens dat de voorzitter van de raad van bestuur hem die opslag toch gegeven had. Ik ben meteen weggebleven.

Principes?

RAES: Ik ben een buldog, ik bijt door. Ik zal zelden compromissen sluiten. Zolang Edgard Troonbeeckx de sportcommissie van Racing Genk leidde, kwam ik er niet in. Bang misschien. Het moet zeer zuiver op de graat zijn voor mij. En dat was het toen inderdaad niet altijd. Daarna is Jos Vaessen op die plaats verschenen. En toen hij clubvoorzitter geworden is, heeft hij mij in de commissie gevraagd.

Was het een puinhoop daar?

RAES: Er waren geen structuren van scouting. Toen Aimé Anthuenis wegging, verdween alles met hem. Controle op aan- en verkopen hadden we niet, nul komma nul. Het was een zaak van de trainer. En dus zijn er fouten gemaakt. De namen zijn bekend, David Paas bijvoorbeeld. Ik werp hem geen steen, een clever voetballer, maar met mij zou het nooit gebeurd zijn. Er stonden ook te veel vaste bedragen in de spelerscontracten ingeschreven. Waarom zou je je nog inspannen, als het slecht gaat? Nu sluiten we vooral overeenkomsten op basis van prestaties af.

En eisen voor hoge premies in de Champions League blokken jullie goed af.

RAES: Uiteindelijk zijn we tot een redelijke overeenkomst gekomen. Ik heb zelfs contractueel laten vastleggen dat de spelersraad binnen acht dagen na de overeenkomst aan de financieel directeur moest laten weten hoe ze de premies onderling verdeeld wilden zien. Die vrijheid kregen ze.

Vroeger waren er geen structuren van scouting. Werken die nu wel?

RAES: Eerst en vooral weten we nu wie we zoeken: spelers van negentien, twintig jaar, technisch goed, snel, tweevoetig en betaalbaar. Die spelers bestaan meestal niet, dat is waar, dus sluit je compromissen af. Maar in die compromissen bouw je tegelijk prioriteiten in. Iemand met één voet komt er niet meer in. Snelheid van uitvoering is ook beslissend. Zoals Beslija, als hij de bal aan de voet krijgt en wegloopt ( maakt rondkijkende bewegingen): hoofd niet in de grond, maar meteen zoeken waar de anderen staan.

Staat de sportcommissie zo sterk dat de trainer zich moet aanpassen? Een club werft toch ook met het oog op een bepaalde spelopvatting die de technische staf uitzet?

RAES: Ik zal antwoorden met een uitspraak die Franz Beckenbauer in Kicker gedaan heeft: ‘ Systeme, das ist Scheisse.’ Goede voetballers moeten zich in verschillende spelopvattingen kunnen vinden. Toen we Athene gingen scouten, stonden ze telkens in een 4-4-2-opstelling, behalve tegen Panathinaikos. Maar in de Champions League kwamen ze ons middenveld versmachten met een 3-5-2. Feilloos uitgevoerd. Die omschakeling moeten je spelers kunnen maken. Natuurlijk beslist de trainer mee over een aankoop. Als hij nee zegt, leg je je daarbij neer, het omgekeerde zou niet gezond zijn. In theorie hebben we een schaduwploeg: als er één weggaat, weten we nu al wie hem moet vervangen. Dat is beleid.

Maar een trainer kan zich vergissen, ook als hij nee zegt.

RAES: Daar heb ik voorbeelden van. Ik moest naar een filiaal van een bedrijf in het vroegere Oost-Duitsland en ik koppelde dat aan wedstrijdbezoeken bij Chemnitz, Carl Zeiss Jena en Dresden. Bij Jena vielen mij Alex Juppner en Bernd Schneider op. Teruggeweest met Albert Bijnens en nog eens met Paul Heylen, telkens met onze eerste scout erbij. Goud! En allebei transfervrij! De week daarop in het Holiday Inn in Jena een afspraak met die twee en hun vrouw en vriendin gemaakt. Ze wilden komen voor tienduizend DM per maand. Maar Aimé moest ze nog zien. Op de vrijdagavond naar ginder gereden voor Freiburg-Carl Zeiss Jena. En afgesproken dat ze het weekend daarop naar hier zouden komen. Het hotel was al gereserveerd. Op de zondagmorgen belt Aimé mij: ze passen niet in mijn systeem. Niet dus. Juppner is vier weken later gestorven. Schneider is bij Frankfurt gaan spelen en daarna voor 180 miljoen naar Bayer Leverkusen getransfereerd. Barcelona heeft ondertussen een bod van twee miljard op hem gedaan.

Zoiets overkomt Sef Vergoossen niet.

RAES: Toch. We waren op het toernooi van Toulon en zagen er drie tegelijk: Zokora, Kolo en Aruna. Anderlecht was er ook en heeft Aruna binnengehaald. Op Zokora heb ik drie maanden gewerkt. Eén keer zijn we vanuit Casablanca doorgevlogen naar Ivoorkust. Paul Heylen was bij mij en ging energiek tegen de voorzitter van ASEC Abidjan aan. Een advocaat. Dat moet je anders aanpakken, dus werden we aan de deur gezet, we hadden niks. Op dat punt ben ik een volhouder: één keer vastgebeten, los ik niet meer. Een tijd later, na veel heen en weer, dacht ik: nu is de tijd rijp. En inderdaad, het was in vijf minuten geregeld. Zokora heeft twintig miljoen gekost. Johan Boskamp was niet meteen tevreden, vroeg mij: ‘Je hebt de verkeerde toch niet gekocht?’

Maar Sef Vergoossen?

RAES: Kolo zijn we nadien in Abidjan gaan scouten: Sef Vergoossen, Paul Heylen en ik. Kolo is de broer van Touré die bij Beveren speelt. Na afloop zei Vergoossen: ‘Jammer, maar hij heeft enkele plaatsingsfouten gemaakt.’ Waar speelt Kolo nu? In de eerste ploeg van Arsenal. Arsenal!

Hebben jullie nu dan wél de juiste centrale verdediger gekocht?

RAES: Seyfo? Hij is vier keer gescout, méér zelfs. We herkennen hem niet meer. Ik heb al tegen Sef Vergoossen gezegd: ‘Die moet je eens onder zijn patatten stampen, anders wordt hij niet wakker.’ Hij was snel en wendbaar, speelde in Gambia op dezelfde plaats als nu. Wat is het: gebrek aan vertrouwen, aan communicatie, aan inwerking? Dan zeg ik: we hebben allemaal onze zegen gegeven, de trainer wordt ervoor betaald om eruit te halen wat erin zit. Maar het is te vroeg voor conclusies, denk ik.

Speelt toeval ook in het ontdekken van talent een rol?

RAES: Toeval zit overal. Onder Boskamp vielen de resultaten tegen. Op zeker ogenblik komt Koen Daerden invallen en omdat de ploeg slecht blijft presteren, krijgt hij zijn kans. Hij wordt een vaste waarde. Toeval. We gingen in Kameroen kijken voor een spits. Niks waard. Ik spreek altijd met mijn medescout af dat we minstens tien meter uit mekaar zitten. Tijdens de rust kwamen we samen. De moeite niet, zei Paul Heylen, maar ik heb iemand anders gezien. Ik ook, zei ik, schrijf zijn rugnummer op. Het was hetzelfde als ik had genoteerd: dat van Justice Wamfor. Er waren twee wedstrijden na elkaar, tijdens de tweede match hebben we met hem en de voorzitter gepraat. De volgende morgen is het contract al ondertekend. Zoals wij dat uitdrukken: voor een bak appelsienen.

Alleen Afrika lijkt nog betaalbaar.

RAES: En Oost-Europa. Maar je moet je relaties hebben. In Slovakije heb ik dokter Pawlowich, een bekend anesthesist die in Wenen en Bratislava werkt. Zoon van de befaamde Pawlowich die met Masopust in het schitterende TsjechoSlovaakse elftal stond. Ik zit met een bedrijf dat hout gaat inkopen. Telkens wanneer ik naar Slovakije ga, neem ik een enveloppe voor hem mee. En tussendoor bellen we om de veertien dagen. In Tsjechië heb ik Masopust om de deur te openen. En Dobias, die vroeger bij Lokeren gespeeld heeft. Ik heb ook relaties in Slovenië, Bulgarije en Hongarije. In Hongarije gaat Brockhauser meehelpen.

En in Afrika werken jullie met een satellietclub.

RAES: In Ivoorkust hebben we een contactpersoon. En in Kameroen hebben we een overeenkomst met RC Bafoussam dat een voetbalschool heeft. We geven voor 200.000 frank kleding per jaar weg en zijn van plan om de trainer voor trainingssessies te sturen. In ruil kijken zij uit naar beloftevolle spelers en leiden die op. Wij betalen het contract. En als er één van hen naar hier overkomt, hoeven we geen opleidingsvergoeding te betalen.

In hoeverre is voetbal een onderneming? En hoe vaak heeft Genk de laatste tijd gezondigd tegen bedrijfseconomische principes?

RAES: Voetbal heeft geen tastbaar product. Zeer banaal kun je zeggen dat het uiteindelijk om het maken van een doelpunt gaat, waarbij je er altijd één meer moet maken dan de tegenstander. Wat niet gemakkelijk is als de tegenstander er zes maakt. Voor de rest is er geen overeenkomst. Het vorige bestuur heeft in het stadion geïnvesteerd. Dat is goed, maar niemand is zo gek om de afbetaling van zoveel schulden en intresten over amper tien jaar te laten vastleggen. Nu bespreken we die zaken sereen en open met mekaar. Toen was dat niet waar: aan het hoofd van de club stonden mensen die geen inspraak duldden. Elke vergadering van de raad van bestuur ontaardde in een ruzie.

Geef nog eens een voorbeeld. Een recent.

RAES: In de euforie na het behalen van de titel zegt Jos Vaessen in een interview: ‘Ik laat mijn spionkop niet meer in de regen staan.’ Dat was een uitspraak die over 80 miljoen frank verbouwingskosten ging. Je wilt je voorzitter niet openlijk desavoueren en zoekt dus naar een oplossing. ‘Ik zal me zelf borg stellen’, zei hij. En we konden waarschijnlijk ook een speler verkopen. Maar ineens stuikt de markt ineen. Geen extra inkomsten dus. Gelukkig halen we de Champions League. Zonder zou het wel niet de dood van Genk geweest zijn, maar het was als uitlating toch niet beredeneerd.

‘Het is een hele opluchting voor mij en mijn familie’, zei Jos Vaessen in Praag na het behalen van de Champions League. Als het waar is dat zijn inbreng 400 miljoen bedraagt, heeft hij met de Champions League-inkomsten nog maar de helft gerecupereerd.

RAES: Ik wil me niet over de cijfers uitlaten, ik ken ze uiteraard. Maar ze zijn overdreven. Voor een stuk zijn ze ook terugbetaald. En er zijn verschillende manieren van insteek. Borg staan voor een bepaald bedrag is niet hetzelfde als investeren. En dat hij zelf ongerust was? Dat geloof ik niet. Jos Vaessen is een groot industrieel, zeer op zijn hoede. Anderzijds is hij op sommige ogenblikken te open ingesteld en wordt hij daar achteraf mee geconfronteerd. Ik zal bijvoorbeeld nooit de kleedkamers binnenstappen. Hij wel. Ik heb het hem al bij herhaling gezegd: ‘ Blijf weg uit de cabines.’ In de euforie van het ogenblik vragen de spelers je iets en nadien kun je niet meer terug. Ik loop altijd met twee keien in mijn broek: om het water eruit te persen voor ik me laat gaan. Je moet jezelf in de hand houden. En de dingen voortdurend controleren.

Zegt alweer de bedrijfseconoom.

RAES: Elke eurocent die ik eruit kan halen, zal ik eruit halen. We hebben een Nederlands agentschap dat onze reizen organiseert en ons ook sponsort. Ik heb gezegd: ‘Als jullie redelijk blijven, onderverstaan vijf tot tien procent winst, heb ik er geen probleem mee.’ Maar wat maak je dan mee? Voor de uitwedstrijd in Madrid boden ze ons een vliegtuig van 58.000 euro aan. Ik kon er een van 38.000 euro krijgen. Goedemorgen! Twee van die facturen en ze hebben zichzelf hun sponsoring terugbetaald.

Waar haalt Robert Raes dat vliegtuig van 38.000 euro vandaan?

RAES: Ik ben bij Sparta Praag de man tegengekomen die daar de reizen organiseert. Ik heb hem gevraagd: ‘Kun je ook een vliegtuig voor ons regelen?’ Dat vliegtuig vloog zo: leeg van Praag naar Maastricht, van daar naar Madrid, ginder blijven staan tot de terugreis en terug naar hier. Voor 20.000 euro minder.

Wat is de samenvatting van dit alles?

RAES: Je moet ervoor werken. Je moet ervoor vechten. We moeten ook spelers van dat slag hebben. Lukt het uiteindelijk niet, dan heb je tenminste respect afgedwongen. Wat dat betreft, hangt hier dezelfde lucht als in Schalke. Dat komt door het mijnverleden, denk ik: je moest vechten tegen de natuur, want je ging er iets weghalen. Beneden droeg je allemaal dezelfde kleren, was iedereen zwart. Je voelde je één.

Slikken moderne voetballers die verhalen wel?

RAES: Natuurlijk vertel je ze niet over de mijnen, je moet de gedachte erachter overbrengen. ( geëmotioneerd) Toen we Beslija in Sarajevo zagen tijdens de bekerfinale van Bosnië, zeiden we onder elkaar: ‘Dat is ‘m, een kleine Batistuta.’ Dat is het geweldige in een wedstrijd: vechten, eruit komen, heel het stadion zien opleven.

Robert Raes met water in de ogen?

RAES: Zo is Jos Vaessen ook.

En even geëmotioneerd vloeken jullie ook wel eens op elkaar?

RAES: Geef ons twee, drie jaar met deze ploeg en we zullen ver geraken.

Piet Cosemans

‘Racing Genk: je moet ervoor werken en je moet ervoor vechten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content