De Taliban zijn van het strijdtoneel verdwenen, maar het gevaar bestaat dat ze in de hoofden blijven spoken.

In oktober 1994 waren zij daar ineens, de Taliban. Niemand in de hele eindeloze oorlog van Afghanistan had ooit van hen gehoord. Een jaar later hadden ze de helft van het land in handen. In september 1996 veroverden ze Kabul. Ze hebben veel kwaad aangericht met hun fanatisme, maar men mag niet vergeten dat niet de Taliban Kabul verwoest hebben, en ook niet de Russen van de vorige oorlog, maar wel de troepen (en de luchtmacht) van de nu mythische Ahmed Massoed, de Tadzjiek, en generaal Abdul Rashid Dostum, de Oezbeek, in hun strijd om de macht tegen de andere fundamentalistische moordenaar, Gulbuddin Hekmatyar, ‘de ingenieur’.

Het succes van de Taliban in Pathaans gebied, waar zij veelal als bevrijders werden ingehaald, was alleen maar te verklaren door de puinhoop en de anarchie waarin Afghanistan was weggezakt na de aftocht van het Rode Leger. De diverse ‘commandanten’ en hun ‘moedjahedien’ waren tegen 1994 verworden tot vulgaire roversbenden en warlords voor wie niemand nog veilig was. De Taliban brachten in eerste instantie rust en orde. Zij ontwapenden de benden. Zij stopten de plunderingen, kidnappingen, verkrachtingen. Zij wilden het respect voor de islam herstellen. Zij werden geholpen en misschien zelfs gestuurd door de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ISI die wapens en soldaten ‘leende’ en opleidingen gaf. Maar met die hulp alléén zouden de Taliban nooit zo’n groot deel van Afghanistan hebben kunnen veroveren.

Voor dat Afghanistan waren zij natuurlijk het slechtste nieuws. Voor de vrouwen in de eerste plaats, maar ook voor de mannen, werd het hele land een soort strafkamp. De plattelandsbevolking, grotendeels arme boeren die toch nooit veel beters gekend hadden, konden het nog min of meer uitzingen. Maar in de steden werd het leven ondraaglijk, en Kabul, in de ogen van de koranstudenten de ‘zedeloze’ hoofdstad, werd gestraft.

En terwijl in het Westen de propaganda de Noordelijke Alliantie ophemelde, zag Washington er geen bezwaar in om met de Taliban te onderhandelen over olie- en gaspijpleidingen die Amerikaanse firma’s door het land zouden aanleggen. Het stoorde de VS niet dat de Taliban een ramp waren voor Afghanistan en dat ze hun vrouwen tot zelfmoord dreven _ en ze vaak ook eigenhandig vermoordden _, maar wel dat ze hun ‘gast’ en terrorist Osama Bin Laden niet wilden uitleveren. Was mullah Omar omkoopbaar geweest, hij zou nu nog aan de macht zijn.

Die beginselvastheid van de top, voor wie het niet uitleveren van een medestrijder aan de ongelovigen in Washington een godsdienstzaak was, heeft het regime naar de politieke zelfmoord gedreven. De snelle ineenstorting zodra de oorlog verloren bleek, hoeft niet te verwonderen: Afghanen zijn praktische mensen, ze voeren graag oorlog, maar alleen als ze kunnen winnen. Niet om voor niemendal doodgebombardeerd te worden, zij het met het duurste en modernste wapentuig.

Verrassend was uiteindelijk vooral dat de hardste kern van deze vechtjassen hun vreemdelingenlegioen was: de Arabieren, Tsjetsjenen, Oeigoeren en Pakistanen, vrijwilligers voor de jihad, die gekomen waren juist vanwege die beginselvastheid van mullah Omar en zijn trawanten. Dat vaststellen, is het minder verwonderlijk maken. Het speelt dan geen rol dat de Taliban, door hun ruwheid en bekrompenheid, in hun oorlog in Afghanistan zelf al afgezakt waren tot etnische moorden, verkrachtingen en plunderingen: in hun opstelling tegen de échte vijand Amerika dat niet het volk maar de islam corrumpeerde, waren ze zuiver en onaangetast gebleven. Het gevaar is niet denkbeeldig dat hun voorbeeld zal voortleven in de legenden van de politieke islam, en navolging krijgt. Zeker als de commandanten die Afghanistan nu cadeau gekregen hebben, weer op elkaar zouden beginnen te schieten.

Sus van Elzen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content