Deze week neemt de Vlaamse regering het hotel Errera in gebruik. Daarmee beschikt ze over een pronkwoonst in het hart van Brussel. Het prachtig gerestaureerde pand en zijn symboliek: een rondgang.

Eens de bladeren van de bomen vallen, kan minister-president Luc Van den Brande (CVP) vanachter zijn nieuwe bureau in Brussel eens wuiven naar zijn nog doorluchtiger buur, koning Albert. Want hij heeft dat bureau op een wat curieuze manier laten verplaatsen. De binnenhuisarchitect had het, zoals gebruikelijk, eerst zo geplaatst dat de minister-president met zijn rug naar het binnenvallende daglicht, tegen de ramen zou zitten. Maar de minister-president wou het andersom en plaatste zijn zetel in de somberste hoek van de kamer. Hij krijgt er het uitzicht op het koninklijk paleis hartje Brussel voor in de plaats.

Wie zal erom morren? Ja, de binnenhuisarchitect toch even, want die diende erdoor een heel nieuwe set stopcontacten in de plinten aan de andere kant van de kamer te schroeven. Maar daarmee zijn de oorspronkelijke contactdozen natuurlijk niet verloren. Het is extra infrastructuur, voor het geval een opvolger het anders zou willen.

Want de minister-president heeft wel degelijk zijn invloed laten gelden op hoe het pas gerestaureerde hotel Errera in het hartje van de hoofdstad eruitziet. Hij is het tijdens de restauratie geregeld gaan bezoeken om commentaar te verstrekken. Tja, een Franse president heeft toch ook zijn zeg in hoe het Elysée eruitziet, zo heet het. Met dit verschil natuurlijk dat de minister-president, al zal hij er wel over een eigen kantoor beschikken, toch niet zijn intrek gaat nemen in het Errera-huis.

Het hotel wordt immers officieel de “ambtswoning van de Vlaamse regering”. Een wat vreemde omschrijving, want van enig ambtshalve verblijf zal geen sprake zijn. De meeste Vlaamse ministers, ook de minister-president, houden tenslotte kantoor in een reeks ook al met veel omhaal gerestaureerde panden aan het Martelaarsplein.

Het hotel Errera krijgt een hogelijk symbolische functie, die het in de eerste plaats ontleent aan zijn locatie, niet toevallig in het hart van de oud-Belgische macht. Het ligt aan de Koningsstraat, vlakbij de Kunstberg, met uitzicht op het park van Brussel, met het koninklijk paleis op de volgende hoek, tussen het Paleis voor Schone Kunsten (PSK) en de hoofdzetel van de Société Générale, met daarnaast het (federale) ministerie van Binnenlandse Zaken.

ELK WOORD HEEFT ZIJN BELANG

Gisteren dinsdag vergaderde de Vlaamse regering er voor het eerst – een beetje plechtig, bij wijze van officiële inwijding van het pand in de aanloop naar de Vlaamse feestdag van 11 juli. Of ze daar nog vaker bijeen zal komen, daarvoor blijft het afwachten of het vergaderen de Vlaamse ministers er wel een beetje bevalt. Niettemin zal het aanstaande begrotingsconclaaf er in alle geval zijn beslag krijgen.

Toch wordt het hotel Errera niet de zetel van de Vlaamse regering. Het moet vooral, letterlijk, de representatie dienen. De locatie is met zorg gekozen en ze gaat ervan uit dat Brussel, zijnde de “hoofdstad van Vlaanderen en van Europa”, het forum is “om de rol van Vlaanderen als voortrekker van het Europa der culturen te beklemtonen”. In deze termen werd de aankoop van het gebouw gemotiveerd.

Over die formulering is nagedacht; elk woord heeft zijn belang. Daarom blijft de functie van Brussel als hoofdstad van België opzettelijk onvermeld en is wel sprake van een Europa der culturen en, bijvoorbeeld, niet van een Europa der regio’s. Het refereert allemaal aan de uitstralingsgedachte die de minister-president zo dierbaar is. Daarin beschikt zijn Vlaanderen over zoveel identiteit en economische dynamiek, dat het een “cultuur” mag heten, die meer toekomst heeft dan de oude natiestaat en zwaarder weegt dan de gemiddelde regio waarvan Europa er meerdere tientallen telt.

Praktisch: nu vrijdag ontvangt de minister-president ter gelegenheid van 11 juli in het hotel Errera alvast enige Gestelde Lichamen. Tot nu toe diende hij daarvoor een beroep te doen op andermans gastvrijheid, die van De Warande, de privé-club van de Vlaamse elite aan de andere kant van het park. Een eigen receptiesalon: het is representatie in de meest letterlijke betekenis. De keukens in de kelder kunnen massa’s hongerigen en dorstigen aan.

Het Errera-huis moet ook Vlaanderens gastenverblijf worden. Bovenaan in het gebouw zijn enkele suites ingericht, bestemd voor hoog buitenlands bezoek. De minister-president liet de architecten delen in zijn eigen internationale ervaringen terzake. Zo was het zijn idee om in de grootste suite een extra salonnetje te voorzien, waar VIP-dames zich kunnen ophouden wanneer hun hoofd niet zou staan naar de zakelijke conversaties van meneer met zijn gastheren in het andere salon. Hij wou ook dat dit appartement over een bad én een douche zou beschikken, beide uitgevoerd in koper. De twee andere suites op die verdieping moeten het stellen met alleen een gietijzeren badkuip op pootjes.

HET KOELKASTJE ONTBREEKT

Zoveel uitstraling belet niet dat voor het gebouw toch een directe regeringsfunctie is weggelegd als decor voor politieke hoogmissen. Daarom mogen ook de media op enige gemakken rekenen. De publieke omroep beschikt er over eigen schakelkasten voor rechtstreekse uitzendingen, zonder dat daarvoor overal hinderlijke kabels over de vloer en de trappen moeten slingeren. In het elektronische zenuwcentrum van het gebouw, diep in de kelders, wordt die omroep op de schakelkast helaas nog “BRTN” genoemd.

En waar de persmuskieten van de harteloze federale regering buiten in weer en wind aan het hek moeten blijven wachten wanneer de premier en de zijnen nog eens in conclaaf bijeenkomen, mogen journalisten in het Errera-huis het verloop der dingen afwachten in een apart perszaaltje. Er is gezorgd voor onderdak, verwarming, telecom-aansluitingen en een keukentje. Wanneer de verslaggever, niet gehinderd door enige schroom voor belangenvermenging, kwansuis informeert naar omvang en inhoud van het barretje, blijkt er geeneens een koelkastje aanwezig te zijn. Dat kan de nuchterheid van de verslaggeving alleen maar ten goede komen.

Het stenen Vlaamse visitekaartje mag wat kosten. De aankoop vergde 118 miljoen frank, de ruwbouwrestauratie 185 miljoen, voor de verdere aankleding en uitrusting zijn nog een paar tientallen miljoen nodig. Maar prijs, functie en ligging betekenen niet dat het gebouw protserig zou ogen. Het achttiende-eeuwse Errera-huis – de term “hotel” verwijst naar zijn oude functie als chique stadswoonst – staat er discreet bij, zeker sinds het een zestigtal jaren geleden door Victor Horta half ingebouwd werd in het PSK. De voorgevel staat met het classicistische fronton een kwartslag afgewend van de straat, gericht op het binnenpleintje, wat de in zichzelf besloten, landelijke oorsprong van dit soort gebouwen accentueert.

De oorspronkelijke bouwheren ervan waren de Norbertijnen van Grimbergen, die daarmee hun steentje bijdroegen tot de uitbouw van het Koningsplein annex promenade publique, het prestigeproject rond het park van Brussel van de Oostenrijkers uit de jaren 1780. In de Franse tijd werd het gebouw onteigend en verkocht. Het werd voortaan bewoond door rijke families. Een haardplaat – o, burgerdom! – draagt nog het Franstalige opschrift “gelijkheid, vrijheid, zekerheid van eigendom”, een ironische variant op de leuze van de Franse Revolutie.

In 1868 werd het gebouw verworven door de Venetiaanse bankier Giacomo (Jacques) Errera, wiens nazaten, professoren aan de Brusselse universiteit, het in bezit hielden tot 1977. In 1980 kocht de Belgische staat het aan, waarna het Muziekconservatorium er voor korte tijd introk. De Argo, die er na de defederalisering van het onderwijs eigenaar van werd, wist met het gebouw geen raad, zodat de Vlaamse regering het in 1993 onteigende. Het jaar daarop startte de meticuleuze, nu voltooide restauratie.

DE STOELEN WERDEN GEDUMPT

De tijd had lelijk huisgehouden in het statige hotel – of nee, niet de tijd, wel de verwaarlozing. Jarenlang kregen onweer, duiven en inbrekers er vrij spel. Het Errera-huis is als achttiende-eeuws pand nochtans vrij uniek voor Brussel, omdat het niet alleen nog over zijn originele gevels en daken beschikt, maar omdat ook het interieur nauwelijks afwijkt van de oorspronkelijke indeling. Brussel knoeide zich immers een tragische reputatie van façadisme bijeen, waarbij van historische gebouwen alleen de gevels overeind blijven, waarachter geheel nieuwe, vaak zielloze gebouwen worden opgetrokken. Dat geldt ook voor de Vlaamse kabinetten aan het Martelaarsplein.

Niet zo met het Errera-huis. Het bezit nog zijn originele inwendige structuur, een aaneenrijging van kamers en antichambres, zonder gangen. Dat maakte deze zeer geslaagde restauratie erg ingewikkeld, omdat de eisen van zowel het moderne comfort (bijvoorbeeld inzake sanitair) als van de nieuwe functie (vooral voor elektronica of beveiliging) in de oorspronkelijke structuur dienden te worden ingepast. Het werd woekeren met ruimte. En het Brusselse Gewest keek toe met een nauwgezetheid die de zenuwen van de Vlaamse bouwheren danig op de proef stelde.

Helaas liep het mis met een deel van het meubilair. Daarvoor was gedacht aan hedendaagse Vlaamse design – uitstraling oblige. Advies werd ingewonnen bij een algemeen erkend expert: Lieven Daenens, directeur van het Gentse Museum voor Sierkunsten en Vormgeving. Maar de minister-president, die deskundigen graag “deskundologen” noemt, wist het beter. Hij is niet voor niets afkomstig uit de meubelstad Mechelen en schijnt te zweren bij de rustieke Breugeliaanse stijl. De ontvangstbalie die Christian Kieckens had bedacht, beviel hem allerminst. En dat gold zeker voor de stoelen die Maarten van Severen voor de conferentiezaal had ontworpen; er werden er niet tijdig voldoende van geleverd en geen mens zou er een zit van acht uur op overleven. Misschien wordt het nu Italiaanse Cassini-design.

Het klopt niet dat, zoals een krant berichtte, Van Severens stoelen met onbestemde bestemming zijn afgevoerd. Ze werden gedumpt in de slaapkamer van Errera’s conciërgehuis. De verslaggever probeerde er een uit. De sobere stoel ziet er goed uit en zit lekker, maar voor een acht uur durende test ontbrak helaas de tijd. En de ontvangstbalie, wel, die staat er nog. Maar het gerucht gaat dat ze, naar minister-presidentiële wens, toch zal worden uitgebroken. Niet dat de vuilnisbelt wenkt. Lieven Daenens heeft voor zijn Gentse museum dringend een nieuwe balie nodig.

Het hotel Errera ligt in het hart van het oude België.

“Niemand houdt het acht uur op zo’n stoel uit.”

Jaren hadden onweer, duiven en inbrekers er vrij spel.

Marc Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content