Sandro Veronesi, auteur van succesromans als Kalme chaos en XY, stond voor een keuze: meteen sterven of zich verdiepen in de traditie, zoals zijn held Pasolini. Het werd het laatste. ‘Ik ben Italiaan!’

‘Wat is dít?’

Pardoes barst de Italiaan los, hij ziet een rijtje vuilniszakken op straat.

‘Het is net Napels! Ook al bij het vliegveld, er stond een man op straat en…

Het was verkeerschaos.’

Man, chill. De vuilniswagen komt zo.

‘Diz iz Itáliazesion!’

Nee, het is vuilnis.

Maar ja, deze Italiaan ziet niet alleen vuilniszakken. Hij ziet een opening naar een verhaal, Italiaanse toestanden over de grens, een relaas dat zich uitstrekt vanaf deze stoep tot dorpjes in de Italiaanse Alpen, waar bewoners wapens dragen en vreemdelingen opjagen. Middelerwijl behandelt hij maffia, corruptie, Silvio Berlusconi, de eenzaamheid van Pier Paolo Pasolini, La Grande Bellezza en het afbrokkelende Pompeï. Schandalig allemaal, absurd. En nu ook hier!

De aanklacht gaat in allegro moderato. De Italiaan ratelt wel, maar heel opgewonden is-ie ook weer niet.

Bij tegenwerpingen trekken zijn wenkbrauwen de vermoorde onschuld over het gelaat en toont hij open handpalmen.

Hé, hij kan er ook niks aan doen dat hij wat opgewonden spreekt.

‘Aj emme Italian.’

Hij schijnt zich best te vermaken met zijn manier van kijken. Hij hoeft nooit louter vuilniszakken te zien.

Everseller

De Italiaan heet Sandro Veronesi: spijkerbroek met róze overhemd, colbertje, stoere schoenen. Hij is ook wel een knapperd (1959): bruine ogen en zwarte krulletjes met een paar grijze haren. En: geen spatjes; aardig en continu babbelend.

In interviews beginnen ze nu over zijn tatoeage; dan wordt de Italiaan ook artistiekeling en romantisch schrijver. Maar laten we daar nou eens fijn hautain overheen stappen, want er is meer dan stereotiep en charmant gedrag. Er móét meer zijn met Veronesi en zijn literatuur. Zijn boeken zijn verslavend, voor literaire fijnproevers, vakantielezers, voor Italianen, voor Fransen en Belgen net zo goed.

De uitgeverij zegt: ‘Hij is een everseller, een publiekslieveling.’

Zijn vertaler, Rob Gerritsen: ‘Het is iets… zijn boeken hebben altijd iets raadselachtigs en spannends.’

Veronesi’s boeken raken je vol in het hersengebied waar ratio en emotie als twee geplooide aardlagen in botsing liggen.

Dit is een interview, hij hoort nu al wel intelligent aan het woord te komen, maar ik geef toch nog even twee snelle voorbeelden van waarom ik hem zo speciaal vind:

1.

De toon van de verteller in het eerste verhaal van de verhalenbundel Misplaatste kussen. De eerste regels ervan luiden:

‘Ik ken jou Sandro Veronesi, ik ken jouw ziel, en ik voorzeg je dat jij je uiterste best zult doen en je ervoor zult inzetten dat je vader niet sterft in een ziekenhuisbed, maar, volgens zijn wens, in de vertrouwdheid van zijn eigen woning, op de eerste verdieping van het, door hemzelf in 1968 ontworpen herenhuis aan de Via Bruno Buozzi 3 in Prato, waar jij bent opgegroeid.’

Die toon gaat gestaag door, de stem wordt steeds beklemmender en agendeert alle gevoelens rondom het sterven, alsmede het geklungel met morfineprotocollen, eufemismen en halve waarheden over wat werkelijk gebeurt. De stem kent zich de autoriteit toe vanuit de onverbiddelijke waarheid te spreken. En zo kruipt hij onder de halfzachte lappendeken van beschaving waarmee we doorgaans het sterven proberen toe te dekken.

2.

Ander voorbeeld: de openingsscène van de bestseller Kalme chaos (2006). De hoofdpersoon is er bezig een vrouw van de verdrinkingsdood te redden. Geen onaantrekkelijke vrouw, ze is in een doodsstrijd verwikkeld waarin ze haar redder bijna meesleurt. Met haar continu zinkende lijf tegen zich aan gedrukt, krijgt de verteller, zijns ondanks, een erectie. Eros en Thanatos, niet hoogdravend literair samengebracht maar gênant en intiem. Weer onder het oppervlak.

Het klopt niet

Om halfeen ontkurkt de kok van een nog gesloten restaurant een fles witte wijn voor ons. De glazen worden een eerste maal volgeschonken. Veronesi zegt dat het zo fijn is dat je buiten Italië in andere Europese steden overal gewoon mag roken – tegenwerpingen hoort hij niet.

Meteen vertelt hij iets spectaculairs voor de fans: dit najaar verschijnt een nieuw boek met de hoofdpersoon uit Kalme chaos, het boek waarin een Milanese vader na de dood van zijn vrouw hele dagen op zijn dochtertje wacht in de auto voor haar school.

In dat boek gebruikt hij opmerkelijk veel merken, straatnamen en populaire cultuur. In interviews zegt hij dat dit is vanwege de authenticiteit, maar dat vind ik zo’n mager antwoord.

‘Allora’, zegt Veronesi. ‘Maar ik gebruik die namen en straten nooit op de juiste manier!’

O?

SANDRO VERONESI: Ik mix. Níks is zoals jij het leest. Als je een plattegrond maakt van waar Kalme chaos zich afspeelt: de school, het parkje, de auto, dan zie je dat het niet klopt.

Niet met hoe het echt in Milaan is?

VERONESI: Niet met hoe het ín het boek is! De parkeerplaats ligt nu eens aan de kant van het parkje, dan weer naast de school! Ik creëer een kaart die niet echt is. Ik maak fouten, in een film zouden het fouten zijn.

Verdomd. Dat lijkt op hoe je hem leest: eerst zie je het helemaal voor je en langzaam wordt je voorstelling minder belangrijk en maakt die plaats voor gedachten en gevoelens.

In zijn laatste roman XY (2011) wordt in de bergen een massamoord gepleegd. Logischerwijs is die niet mogelijk, allen stierven binnen luttele minuten aan totaal verschillende doodsoorzaken, waaronder: gebeten door een uitgestorven haai. In het begin probeer je je precies voor te stellen wat er is gebeurd en wacht je tegen beter weten in op een magistrale verklaring van de vertellers, maar gaandeweg geef je het op.

Bijna hetzelfde gebeurt met de omgeving: het berggebied wordt je eerst filmisch voorgetoverd, maar langzaam verlies je je eigen meest exacte voorstelling ervan. Hij zit de boel dus expres te vernachelen.

Wonderlijk.

Waarom doe je dat?

VERONESI: Omdat er iets magisch zit in het combineren van al die merken en straatnamen op een incorrecte manier. Als je de geografie van mijn romans reconstrueert, zul je moeten zeggen: hij maakte fouten. En ik zeg jou: já, en dat is de roman. Ik noem het wat in de late zeventiger jaren magisch realisme heette – dit is geen postmodernisme!

Neu, neu.

VERONESI: Het is iets heel anders.

Oké.

VERONESI: Ik prefereer de term magisch realisme. Ik hoor meer bij het magisch realisme.

Heilige teksten

Ik probeer toch een intrigerend betoog op te zetten waarin ik beweer dat hij iets heel anders doet dan Gabriel Garcia Marquez en Isabel Allende. Komt niet aan. Er mogen geen misverstanden ontstaan: meneer is magisch realist. Géén postmodernist.

‘Het idee is volkomen anders. Ik zoek wonderen.’

Basta.

Soms wordt het noemen van al die namen een bijna religieuze bedoening: alsof schrijver en lezer samen een reeks bekende totems reciteren.

Hij zegt dat hij graag heeft dat het zo voelt. Want religie…

‘Ik ben geen religieus man, maar ik heb redenen om alles in religieuze context te zien.

Ten eerste: ik ben Italiaan! Zoals in de film La Grande Bellezza is de kerk altijd en overal aanwezig, ook in situaties waarin zij niet hoort te zijn. En als je elke dag, elk moment met God te maken hebt door al die tekens, kerken, symbolen, dan wordt het gemakkelijker om een mirakel te vinden, ook als je niet gelooft, waarschijnlijk omdát je niet gelooft.’

Uh… ja?

VERONESI: Ik ben opgegroeid in een niet-religieuze familie en het resultaat is dat ik erg geïnteresseerd ben geraakt in religieuze educatie. Als vrij mens, toen ik een jaar of veertig, vijfenveertig was, begon ik de heilige Bijbel te bestuderen.

Waarom de Bijbel?

VERONESI: Ik begreep dat ik dat schrijven wel voor de rest van mijn leven zou blijven doen. En ik had veel meer energie nodig dan de energie die ik putte uit mezelf, mijn opvoeding, mijn biografie. Dus ging ik om me heen kijken naar waar de energie was. En heel veel energie zit in religie, duizenden Italianen genieten privileges omdat andere mensen geloven. Religie is nog steeds een onbevattelijk grote bron van energie in Italië. Niet metafysische energie, hè! Verhalende energie.

De absentie van God, van religie, is gewoon zwak voor een verhaal. Het geloof biedt een opening, begrijp je?

Misschien.

VERONESI: Voor een schrijver is het heel interessant. Ik ging al die heilige teksten lezen die ik had vermeden toen ik jong was. Het was niet gemakkelijk, je moet het echt penetreren. Ik moest mijn eigen opvattingen opzijzetten en me openstellen voor andermans overtuigingen.

Hoe hielp het?

VERONESI: Het hielp me om traditie te vinden. Een schrijver is niks zonder een traditie waarin hij leeft en schrijft. Je móét deel zijn van je traditie, van je taal.

Waarom?

VERONESI: Als tiener was ik fan van Pier Paolo Pasolini. Ik wist niet dat hij katholiek was. Voor mij was hij de stem van de tegenbeweging. Maar toen ik ouder werd en hem bestudeerde, begreep ik dat het complexer is: hij was een homoseksueel, hij was een communist, hij was een katholiek. Niemand die hem verdedigen kon, vanwege de combinatie: voor ieder van hen was hij fout, schuldig. Maar echt ongelooflijk aan Pasolini was zijn energie. Hij schreef over álles, in gedichten, boeken, films, in de krant, en ik ontdekte dat al die politieke, literaire, poëtische energie voortkwam uit diepe overtuigingen die werden gecreëerd door de tegenstelling van het communist, katholiek en homo zijn.

Het is de contradictie van verschillende opvattingen die het individu een persoonlijke overtuiging en energie geeft?

VERONESI: Ik begreep dat dit het meest interessante van de Italiaanse traditie is. Veel van de meesters uit onze traditie worstelden met en vonden hun energie in contradicties. Dus begon ik contradictie als literaire vorm te bestuderen. Iets van waaruit literatuur kan ontstaan.

En dat is typisch Italiaans?

VERONESI: Ik denk dat Italië verschilt van andere tradities vanwege de zware invloed van de katholieke kerk. In Frankrijk is het anders. Zij hebben in de literatuur van alles uitgevonden: naturalisme, realisme. Zij waren vrij. In Italië zijn we niet vrij. Toen ik me dat realiseerde en accepteerde dat ik niet vrij ben, vond ik mijn eigen manier om met al die dingen om te gaan die niet bij mijn opvoeding hoorden en begon ik me deel te voelen van een traditie.

Dus binnen de traditie ben je vrijer?

VERONESI: Eerst wil je buiten de traditie. Je wilt geen deel worden van de rivier, maar ernaast staan. Maar na een tijdje begin je te zien dat de echte energie, de grote kracht, in de rivier stroomt en dan wil je deel worden van de rivier. Als je echt ergens wilt komen.

Een moment van nederigheid.

VERONESI:Allora, ik heb jaren geleefd met het superieure gevoel dat ik uniek was en iets nieuws te brengen en te schrijven had. Maar toen me duidelijk werd dat voor mijn helden, zoals Pasolini, traditie het centrum van hun aandacht was, moest ik toch kiezen: meteen sterven of ouder worden en me net als de groten verdiepen in mijn eigen traditie.

Of dat nederig is, weet ik niet. Ik weet wel dat mijn persoonlijke ervaring niet interessant genoeg is.

Het telefoontje

Het begon op de middelbare school, met twee leraren van wie hij Dostojevski moest lezen. Literatuur werd de suggestie van hoe het leven zou kunnen zijn. Nu is hij geconditioneerd: het openen van een boek betekent de belofte van een ervaring, van een diepe, spannende, emotionele belevenis.

Er moet ook iets zijn geweest in de familie, want zijn broer werd filmmaker. In Rome. ‘Wij verlieten allebei onze familie in Prato.’

Ach, zijn familie. ‘Waarschijnlijk wilden ze dat we bij hen bleven.’

Sandro was rebel. Het waren de jaren zeventig. Een van de manieren om rebel te zijn: drugs. Maar ze hadden nog geen idee. Niemand wist precies wat heroïne eigenlijk was. Veel vrienden maakten de stap. Nu zijn ze dood. Hij weet niet hoe het komt dat hij telkens aan de goede kant van de lijn bleef. Iets beschermde hem en zorgde ervoor dat hij toch goede keuzes maakte – ja, weer die familie, wier invloed complexer moet zijn geweest dan hij toen dacht.

‘Ik cultiveerde de cultuur van het rebelleren en las er alles over, maar later ontdekte ik dat er iets veel subtielers en diepgaanders is dan het rebel-zijn. Dat is: subversief-zijn, en om subversief te zijn moet je aan de binnenkant staan. Niet buiten, zoals Jack Kerouac, zichzelf verwoestend met alcohol, maar Sálinger! Die was goed gekleed, als een New England gentleman tussen de anderen, en hij was écht subversief met zijn literatuur. Dat ontdekte ik op het juiste moment.’

Rebel in Prato, iets ten noordwesten van Florence. Vader was architect en Sandro studeerde architectuur in Florence. Zijn afstudeerproject ging over Victor Hugo en diens invloed op de restauratiecultuur. Tijdens het schrijven van de duizend pagina’s ontdekte Veronesi dat hij geen architect maar schrijver was.

En dan: een vriend, geweldige vriend, achttien jaar ouder, hij overleed vorig jaar. Vincenzo Cerami, schrijver en filmmaker, hij schreef het scenario van La vita è bella, hij begreep de jongeman en zei: kom naar Rome, woon in mijn studio. Die bleek ingericht door zijn vrouw met de spullen van haar vermoorde oom. Pier Paolo Pasolini.

‘Ik leefde in een museum! Ik sliep in het bed van Pasolini. De platenspeler van Pasolini. Platen gesigneerd door Maria Callas. Ik schreef mijn eerste roman op de typemachine van Pasolini, alle e’s stonden een beetje schuin op papier!’

Een vriend die wist wat hij nodig had. Ouders die hem financieel steunden. Mensen die in hem investeerden.

Tot het telefoontje kwam. Hij heeft vijf kinderen, maar hij moet eerlijk zijn: dit was het gelukkigste moment uit zijn leven.

Nu begrijp ik hem

De telefoon ging in Prato, in het familiehuis waar hij het weekend doorbracht. Zijn manuscript lag al maanden bij uitgevers, maar geen van hen had nog wat van zich laten horen.

‘Sandro, het is voor jou’, riep zijn vader en hij liep naar de tafel met het telefoontoestel.

De beller was duidelijk.

‘We doen het.’

Hij keek naast zich. Zijn vader aan de ene kant, zijn moeder aan de andere. Ze hadden niet begrepen wie de beller was.

‘Ik ben even naar buiten.’ Hij liep de deur uit, naar zijn auto, het was zo’n Volkswagen Kever. Werktuigelijk opende hij het portier en nam plaats. Hij startte en reed weg.

Te veel energie, hij draaide de autobaan op. De Volkswagen kon 120 kilometer per uur. Hij zette de cassettespeler aan. Iggy Pop, Real Wild Child. En daar ging het, tot de volgende afslag en weer terug. Prato-Barberino, Barberino-Prato, Prato-Barberino, Barberino-Prato: tien kilometer, 120 kilometer per uur. Hij zong zich de longen uit het lijf.

I’m a real wild one, I’m a real wild one.

Alleen dat ene nummer. Wel twee uur lang.

I’m a real wild one, I’m a real wild one.

Tot hij kalm kon zijn en terugkeerde om het op zijn Brits tegen zijn vader te zeggen.

‘O pap, wist je: ze gaan mijn roman publiceren.’

Ouders ook dolblij, hun zoon kon het zelf af. Al maakte het dat hij hen nu definitief zou verlaten voor Rome. Hij weet nu welk offer zijn ouders hebben gebracht. Zijn eigen zoon studeert archeologie in Londen, hij is naar hem op weg.

En nu begrijp ik hem een beetje meer. Zijn telkens dramatisch terugkomen op de familie kan iets Italiaans hebben, maar als hij gaat formuleren en bedenken hoe het precies zit, dan dringt hij door naar universelere gevoelens. Hij begint ook steeds met ‘ik’, om als hij nader gaat formuleren over te stappen op ‘je’.

‘Ik moest leven met een afwezigheid, met de ontkenning van iemand die jarenlang zo vertrouwd was. De aanwezigheid van het lichaam van die jongen, die een baby was en toen een jongen, de energie, en dan is het lijf verdwenen. Je zoon is een stem geworden. Hij is een idee, maar het lichaam is er niet meer. Dat is een offer voor een vader.

Ik kan dat nu gemakkelijk doen omdat mijn vader en moeder het voor mij deden.’

Daar heeft hij een theorie over, die van het Beau Traumatisme. Want het was voor hem als een trauma: opeens los van zijn ouders in dat huis vol Pasolini, traumatisch, maar positief traumatisch.

‘Je handelt vanuit herhalingen’, zegt hij. ‘En net als bij slechte trauma’s wil ik nu jonge mensen helpen. Je wilt bepalend zijn voor je kinderen, voor je zonen, en daarvoor kun je je eigen zelfzuchtige verlangen om oud te worden met je kinderen aan je zijde opgeven.’

Moment van bloeddorst

De drie zoons uit zijn eerste huwelijk voedde hij grotendeels alleen op. Kinderen overdag naar school, hij schrijven, dan weer de kinderen. Ging best goed. Alles krijgt zijn plek. Soms getransformeerd in een roman. Aan een eigen studeerkamer of bureau heeft hij nooit geschreven. Dan zou hij zich van de werkelijkheid afsluiten. De bank en keukentafel zijn goed genoeg.

Binnen een tweede huwelijk heeft hij nu weer twee kleintjes. Vrouw en kinderen duiken soms op in zijn non-fictie, in de Corriere della Sera en in bladen. De reisverhalen zijn net gebundeld en in vertaling verschenen onder de titel Grote reizen, kleine reizen. Hij schreef ook een boek over de doodstraf, niet om te zeggen dat die niet goed is, maar om te zien hoe telkens bij een executie, of het nu is in Sudan, Taiwan, de VS of Rusland, er een moment rijst van menselijke, prehistorische bloeddorst en wildheid, een moment waarop de beschaving even weg is.

Kun je ook waarheden blootleggen die beter bedekt konden blijven?

VERONESI: Er zijn waarheden die je alleen in een boek kunt schrijven, alleen de eenzame jij kan dat. Schrijven is een geweldige daad. Je verandert het universum wanneer je schrijft. Je verandert het écht! Omdat je de energie dirigeert. Je verplaatst deeltjes. Als ik religieus was, zou ik de hel verwachten omdat ik schrijf. Want het is niet zo respectvol voor God. Voor God moet je nederig zijn, niet alles gaan verplaatsen, niet alles benoemen, Híj benoemt alles.

Maar dan jij?

VERONESI: Het is een erg zware bedoening. Je mengt. Je kunt mensen en details verzinnen en moet erkennen dat ook als je intentie goed was en je niemand wilde beschadigen, de consequenties erg zwaar kunnen zijn.

En zijn je intenties altijd goed?

VERONESI: Sorry?

Zijn je intenties altijd goed?

VERONESI: Ik weet het niet. Ik… ik weet dat schrijven een wapen is, maar ik… ik ben geen oorlog aan het uitvechten.

Maar elk resultaat zal een permanente modificatie van de gegeven orde zijn, in mijn kleine invloedssfeer, maar ik zál dingen veranderen.

DOOR SANDER PLEIJ, FOTO’S MAARTEN KOOLS – © Vrij Nederland

‘Religie is nog steeds een onbevattelijk grote bron van energie in Italië. Niet metafysische energie, hè! Verhalende energie.’

‘Ik schreef mijn eerste roman op de typemachine van Pasolini, alle e’s stonden een beetje schuin op papier!’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content