Tia Hellebaut is zwanger en stopt met atletiek. 2008 is voor haar, met onverhoopt olympisch goud, een jaar geworden om nooit meer te vergeten.

Niet dat een journalist er zich nog over verbaast als hij bedrogen wordt, maar wie had in die brave Tia Hellebaut een grote actrice gezien? Luttele dagen voor ze zou bekendmaken dat ze kapte met atletiek wegens een voorspoedig lopende zwangerschap, gebaarde ze een heel interview lang van krommenaas. ‘Ik weet nu niet welke richting mijn sportieve leven uitmoet’, zei ze. En: ‘Die gouden medaille doet me anders naar de dingen kijken. Ik moet het eens allemaal op een rijtje zetten en volgend jaar naar een nieuwe uitdaging toewerken.’ Stelt u zich daar vooral die eerlijke reeënogen bij voor. En wij dat nog geloven ook.

‘Sorry dat ik je om de tuin heb geleid. Deed het niet graag, en het was ook niet makkelijk om aan alle vragen een geloofwaardige draai te geven’, lacht Hellebaut, nu de wereld het nieuws wel mag kennen. ‘Ik heb gedaan wat bijna alle zwangere vrouwen doen. De eerste drie maanden loop je er niet mee te koop, dan kan er nog te veel mis gaan. Maar nu mag iedereen weten dat ik, en dus Wim ( Vandeven, haar coach en partner, nvdr.) ook, in blijde verwachting zijn.’

Als je niet zwanger zou zijn geworden, had je dan toch nog een jaar voortgedaan?

TIA HELLEBAUT: Dat kan ik niet zeggen. Het was altijd de bedoeling om meteen aan kinderen te beginnen zodra ik sporter af was. Die medaille heeft het in een stroomversnelling gebracht. Van dan af hebben we de natuur haar gang laten gaan, en die heeft in mijn plaats beslist dat het tijd was om te stoppen.

Kun je in één zin uitleggen waarom je het tijd vindt om te stoppen?

HELLEBAUT: Omdat het af is. Ik heb er alles uitgehaald wat erin zat. Je bent topsporter voor de uitdagingen, en als die wegvallen, wordt het erg moeilijk. Wat blijft er nog over nu ik olympisch goud al op zak heb?

Een olympische titel verdédigen, dat is pas een uitdaging.

HELLEBAUT: ( lacht) Goed geprobeerd! Zeg nooit nooit, maar ik kan me echt niet voorstellen dat ik in 2012 in Londen sta. Ik heb het altijd graag gedaan, het leven van een atleet, het trainen voor een hoger doel. Maar hoe je het ook wendt of keert: ik ben dertig en een atleet voelt dat. De kleine kwetsuren verdwijnen niet meer vanzelf. We zijn nu maanden verder en mijn lijf is nog altijd niet helemaal gerecupereerd van de Olympische Spelen. Dat zegt genoeg. Mijn leeftijd zorgt er ook voor dat ik nu echt naar een gezinsleven begin te verlangen. Vrouwen die dertig worden, voelen het kriebelen. Vraag maar aan Kim Gevaert, die heeft dat ook heel sterk.

Kon je in het wereldrecord nog een doel zien?

HELLEBAUT: Nee, want ik was geen recordspringster. Ik was iemand die leefde van de grote toernooien. Ik sprong in feite puur op adrenaline, maar fysiek had ik niet de bagage voor het wereldrecord. Dat wordt iets voor Blanka Vlasic.

Fysiek te weinig bagage. En dat zegt de olympisch kampioene.

HELLEBAUT: Ho, ik was wel een goeie springster. (lacht) Maar ik heb het verschil op het mentale vlak moeten maken. Dat is ook een talent. Als je het puur lichamelijk bekijkt, zijn er zeker drie meisjes die veel meer in huis hadden dan ik. Het verschil is: ik was gewend om hard te werken voor mijn resultaten, en daardoor stond ik er wanneer het moest.

Nochtans heb ik nooit bewust getraind op het mentale. Ik denk dat ik daarin van nature bepaalde kwaliteiten had, die door de ervaring nog werden bijgeschaafd. Wim hamert altijd wel op die mentale sterkte. Ik sluit zelfs niet uit dat hij me mental training gaf zonder dat ik het ooit besefte. Dat zou ik hem eens moeten vragen.

Ben je de dag van de olympische finale wakker geworden met het idee: vandaag pak ik goud?

HELLEBAUT: Nee. Ik had ook een heel moeilijke nacht gehad. De aflossingsploeg had de avond daarvoor zilver gepakt, en ik kon niet slapen van de opwinding. Dus heb ik de dokter gebeld voor een slaappilletje, en ik heb uiteindelijk nog tot elf uur ’s ochtends geslapen. (lacht) Wat al een overwinning op zich was, dacht ik bij mezelf, want niemand in die olympische finale zou zo goed uitgerust zijn als ik. Maar je kunt alles op twee manieren bekijken, hè. Je kunt ook denken: oei, zo lang geslapen, nu zal ik wel erg loom springen zeker? Gelukkig slaag ik er op de belangrijke dagen blijkbaar in om het leven op zijn positiefst te zien.

Aan goud of aan medailles heb ik die dag eigenlijk weinig gedacht. Ik ben opgestaan voor mijn ontbijt, wat tegen die tijd een brunch was geworden. Heb dan nog wat zitten kletsen met Anna Chicherova, het meisje dat derde is geworden. Nadien even op bed gezeten met een sudoku en wat strips, nog iets gegeten en vervolgens vertrokken naar de oefenpiste, waar ik tot mijn verbazing vaststelde dat de meeste hoogspringsters al naar het stadion waren. Vreemd vond ik dat, het was úren voor de wedstrijd.

Jij bent erg cool op zo’n belangrijke dag. Dat is niet iedereen gegeven.

HELLEBAUT: Nee, ik ben op mijn manier gestresseerd. Stress haalt het beste in mij naar boven. Mentaal sta ik dan helemaal op scherp. Ik ben zenuwachtig, verschrikkelijk zenuwachtig zelfs, maar uiterlijk zag je dat nooit aan mij. Het is ook hoe je het benadert, denk ik. Vlak voor ik de piste op stapte, gaf Wim me altijd dezelfde wijze woorden mee: ‘Geniet ervan.’ Je hebt jaren gewerkt om die dag mee te maken. Het zou al te gek zijn als je dan geen plezier beleeft aan die wedstrijd.

En dat besef verkrampte niet? Want het moest wel gebeuren, die 23e augustus.

HELLEBAUT: Ik had te veel zelfvertrouwen om te verkrampen. Alle signalen, zowel technisch als fysiek, waren positief geweest. Mijn trainingsrecord was altijd 1,90 meter geweest, wat van alle topspringsters trouwens veruit het laagste is – nog een bewijs dat ik een adrenaline-springster was. Nu sprong ik plots bijna iedere keer over 1,90 meter en één keer in de gutsende regen zelfs los over 1,95 meter. Dat zijn signalen dat het echt goed zit. Ineens klopte alles.

Werd je er zelf kalmer van toen je zag dat de anderen zo zaten te stressen?

HELLEBAUT: Met de anderen was ik eigenlijk nooit bezig. Wel had ik er bijna medelijden mee toen ik hen, stijf van de stress, zag zitten in de call room, net voor de wedstrijd. Natuurlijk was ik zelf ook zenuwachtig, maar ik probeer me op zo’n moment net te ontspannen door wat te babbelen of onnozel te doen. Daar konden de anderen meestal niet goed tegen. Ik denk dat ze beter ook wat hadden gerelaxt. Je uren aan een stuk concentreren is volgens mij onmogelijk.

Had je in de wedstrijd het gevoel: dat loopt hier goed?

HELLEBAUT: Ik weet daar niet zo heel veel meer van. Nadien heb ik de beelden bekeken, maar bepaalde momenten kan ik mij echt niet meer voor de geest halen. Ik zie mezelf springen, maar ik voel niet dat ik dat ben. Heel raar is dat. Ze noemen dat the zone of the ideal performance state. Ik had geen besef van tijd of ruimte meer. Het gebeurde allemaal in een roes.

Ik heb nog gemist op 2,01 en 2,03 meter, maar eigenlijk heb ik me op geen enkel moment zorgen gemaakt. ‘Oké, gemist? Geen probleem, er resten nog twee pogingen’, dacht ik. Op een of andere manier had ik het gevoel dat er mij niets kon gebeuren.

Eens je boven de twee meter gaat, is iedere sprong er een voor een medaille. Die moet je eigenlijk direct goed hebben.

HELLEBAUT: Daar probeerde ik nooit bij stil te staan. Voor mij is hoogspringen een heel simpele sport: je hebt een lat, en drie pogingen om erover te raken. Ik spring louter en alleen om goed te springen. Als je vertrekt met het idee ‘Als ik nu over de lat ga, pak ik goud’, dan sla je tilt.

Er komt toch ook tactiek bij kijken? Zoals toen je op 2,07 meter een sprong weigerde.

HELLEBAUT: Dat was omdat ik kramp had, dus zei Wim: ‘Probeer dat niet te laten zien, want daar wordt Vlasic sterker van. Sla gewoon een sprong over.’ Gelukkig miste zij, want ik had haar anders niet meer verbeterd. Zelfs een normale sprong was mij niet meer gelukt, laat staan een over 2,09 meter.

Vlasic ging de competitie in als de favoriete. Ze springt in de finale even hoog als jij, maar omdat zij het pas bij de tweede poging deed, pak jij goud en zij zilver. Hoogspringen is een heel oneerlijke sport.

HELLEBAUT: Dat is niet waar, dat zijn gewoon de regels: de eerste poging gaat voor. Maar voor Blanka is dit vreselijk geweest, dat wel. Ik vond haar tijdens de kwalificaties al kwetsbaar. Ze sprong niet op haar best. En ik vrees dat het geen toeval is dat ik van de laatste drie grote kampioenschappen er twee won. Mentaal heeft zij altijd zwakker gestaan dan ik. Jammer voor haar, maar over vier jaar komt er nog een kans.

Ze heeft de reputatie een prima donna te zijn.

HELLEBAUT: Ze komt arrogant over, maar ze is van nature heel onzeker en heeft een masker nodig om zich goed in haar vel te voelen. In Stuttgart, na de laatste wedstrijd van het seizoen, heb ik met haar en de andere hoogspringdames verbroederd in een plaatselijke bar. Erg leuk was dat, gewoon een stel jonge vrouwen op stap, zonder haat of jaloezie of andere negatieve gevoelens die competitiedrang kunnen oproepen. Over hoogspringen werd niet gepraat, het was kletsen over de typische vrouwendingen: heb jij een vriend, wil jij kindjes, vind je dat geen knappe man daar? (lacht) Ik heb er echt van genoten, maar wat me die avond nog het meeste opviel, was hoe onzeker en gesloten Vlasic eigenlijk is. Dan begrijp je al beter waarom ze zich tijdens het seizoen zo sterk afzondert, of waarom ze zich zo laat gaan op de piste.

Is het laat geworden?

HELLEBAUT: Ik ben om één uur ’s nachts vertrokken, maar ik was de eerste, en het feestje was al om zes uur ’s avonds begonnen. (lacht)

Ga je nu met pensioen met een gebroken lichaam, of valt de fysieke schade mee?

HELLEBAUT: Mijn achillespees wordt een probleem, en mijn nek ziet er ook alles-behalve goed uit. Topsport heeft zijn prijs. Maar ik heb veel mooie momenten gekend, het is het waard geweest. Uiteindelijk heeft álles in het leven zijn prijs. Wat ik moet betalen, valt al bij al nog mee.

Ga je de Kotsberg missen?

HELLEBAUT: De Kotsberg! (lacht) Dat is een heuvel die we bij onze groepstraining op zondagochtend aandoen. Normaal maken we daar een opwarmingstochtje op, vóór de training begint. Het probleem is dat een aantal atleten dat na tien minuten saai begint te vinden en het tempo opvoert – ik was altijd bij de schuldigen, ik beken. (lacht) Waardoor we dus zo tekeergingen dat we nadien euh… de berg een beetje hoger maakten. (lacht) Vandaar de naam. Het leukste aan de Kotsberg is het gevoel als je dan ’s middags thuiskomt, even bij de bakker stopt om een broodje te halen en uitgeteld in de sofa ploft. En daarna met totaal verzuurde spieren naar Sporza kijken. Iets mooiers bestaat er niet.

De dag van de olympische finale woog je 59,5 kilo voor 1,82 meter. Volgens de body mass index is dat eigenlijk te mager.

HELLEBAUT: Ik heb gezorgd dat ik gedehydreerd aan de start kwam: weer een paar honderd gram die niet over de lat moesten. Dat heeft mij waarschijnlijk die kuitkramp opgeleverd. De maanden vóór de Spelen heb ik het ook heel sober gehouden: twee sneetjes brood ’s ochtends, ’s middags soep om de maag te vullen, en om vier uur nog een suikervrije koek. En ’s avonds sloeg ik zo veel als kon het avondeten over. Dat is een Spartaans regime, maar ik had er geen enkel probleem mee. Vergelijk het met een student die voor de examens staat. Die kan plots ook meer doen en meer laten dan hij ooit voor mogelijk had gehouden.

Ga je dat compenseren? Het mag nu.

HELLEBAUT: Maar nu het mag, is het niet meer zo interessant. (lacht) Nee, de dagen na de olympische finale heb ik me wel laten gaan, met wat pizza en frietjes. En met veel champagne natuurlijk. Maar dan begin je toch al gauw te denken: oei, de Memorial komt er nog aan, nog een paar Golden Leagues… Ik ben vrij snel weer in mijn sportieve eetpatroon terechtgekomen. Behalve dat ik ’s avonds opnieuw at, dat mocht nu wel na dat olympische goud. Na het seizoen ging de riem er weer even af, maar ondertussen heb ik besloten toch weer te matigen. Anders zal er rap tien kilo bij zijn, en dat zou ik vervelend vinden.

Ga je het leven als atleet missen?

HELLEBAUT: Ik denk het niet. Zeker omdat ik via mijn nieuwe job dicht bij de sport blijf. Ik ga bij Golazo aan de slag, een sportmarketingbedrijf dat atleten begeleidt en sportevents organiseert.

Wat heeft die gouden plak veranderd in je leven?

HELLEBAUT: Op zichzelf niet zo heel veel, ik doe nog altijd wat ik vroeger deed. Maar dat meer mensen mij herkennen, heeft wél zijn impact. Ik merk van mezelf dat ik drukke plaatsen mijd. Een kermis of een markt is gewoon niet leuk meer als je je voortdurend bekeken voelt. En als ik voor een restaurant of een winkel veel wagens geparkeerd zie staan, denk ik: goh, zouden we daar nu wel binnengaan?

De mensen die mij kennen, weten dat ik nog het liefst van al met een sudokupuzzel in een hoekje kruip. Wat dat betreft heeft de sport gelukkig mijn persoonlijkheid wel gesterkt. Ik was een erg verlegen kind, maar dat heb ik nu toch voor een groot deel overwonnen. Na de Spelen heb ik ook lang gedacht: kan dit wel? Vlasic moest winnen in Peking hé, eigenlijk was het niet aan mij om met goud te pronken. Ik heb dat nog altijd niet helemaal verwerkt.

Het is nog steeds niet doorgedrongen?

HELLEBAUT: Rationeel weet ik het, maar voor mijn eigen gevoel ben ik nog altijd niet de goudenmedaillewinnaar, nee. Het is zo onwerkelijk. Kampioen worden, dat is iets voor sterren, voor Tom Boonen of Justine Henin. Niet voor Tia Hellebaut. Het voelt bijna alsof ik het leven van een ander leid. Ik zal mij nooit een vedette voelen, denk ik.

Misschien komt het ook omdat ik de Spelen altijd heb willen bekijken als een wedstrijd als alle andere. De piste, de lat, de mat: dat is overal hetzelfde. Op de Spelen van Peking is een sprong in principe niet moeilijker dan op een ander moment of op een andere plaats. Die instelling heeft me misschien wel het goud opgeleverd.

Voor je sprong vroeg je steeds met grote gebaren de steun van het publiek. Dat is ook niet evident voor iemand die zo verlegen is.

HELLEBAUT: Op een piste vind ik het geweldig als ik iedereen achter mij krijg, maar daarbuiten hoeft dat allemaal niet. Dat geklap doet iets met je, het legt een soort interne dwang op: iedereen wil het, iedereen verwacht het van mij, nu móét ik het doen, nu kán ik niet falen.

Wat ook altijd opviel, was die focus in je ogen, voor de aanloop. Wat dacht je dan? Zag je jezelf in gedachten over de lat gaan?

HELLEBAUT: Nee, veel springsters doen het zo, maar bij mij werkte dat niet. Ik probeerde het gevoel op te roepen dat ik krijg ná een gelukte sprong, de euforie die je overvalt nadat je een vol stadion hebt laten zien dat je over die lat kunt. Als ik erg geconcentreerd ben, kan ik dat gevoel in mij aanboren. En daarna laat je alles los.

DOOR JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content